ECLI:NL:RBAMS:2024:2347

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
AMS 22/5941
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bestuursdwang en kostenverhaal bij wegslepen van een voertuig op een vergunninghoudersplaats

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 26 april 2024, in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, is het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder om haar auto, die geparkeerd stond op een vergunninghoudersplaats voor autodeelvoertuigen van GreenWheels, te laten wegslepen. Verweerder had dit gedaan op basis van een besluit van 14 augustus 2022, en het bestreden besluit van 2 november 2022 bevestigde deze beslissing. De rechtbank heeft op 18 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van verweerder.

De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid de auto van eiseres mocht wegslepen, aangezien zij deze had geparkeerd in strijd met artikel 24, eerste lid, sub g, van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV). De rechtbank stelde vast dat de verkeerssituatie voldoende duidelijk was, ondanks de argumenten van eiseres over onduidelijkheid rondom het verkeersbord. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het bestuursorgaan zouden nopen om af te zien van het kostenverhaal. Eiseres kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5941

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigden: [gemachtigden van verweerder] ).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit tot toepassing van bestuursdwang.
1.2.
Met het primaire besluit van 14 augustus 2022 heeft verweerder met toepassing van bestuursdwang het voertuig van eiseres laten wegslepen omdat zij geparkeerd stond op een vergunninghoudersplaats ten behoeve van autodeelvoertuigen van GreenWheels. Met het bestreden besluit van 2 november 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, M.P. Eskandar als tolk en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder in redelijkheid de auto van eiseres mocht wegslepen en de kosten daarvan op eiseres mocht verhalen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht verweerder de auto van eiseres wegslepen?
3.1.
De rechtbank stelt vast dat de auto van eiseres geparkeerd stond op een parkeerplaats voor de vergunninghouder GreenWheels, terwijl voor haar auto geen vergunning voor die parkeerplaats gold. Eiseres had het voertuig dan ook geparkeerd in strijd met artikel 24, eerste lid, sub g, van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV). [1] Verweerder was daarom op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) in beginsel bevoegd om met bestuursdwang op te treden.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder ook in dit geval de auto van eiseres wegslepen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) zal het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang op te treden, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen, bijvoorbeeld wanneer handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien. [2] In dit geval is van dergelijke bijzondere omstandigheden niet gebleken.
Mocht verweerder de kosten van het wegslepen van de auto op eiseres verhalen?
4.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de verkeerssituatie rondom het geplaatste verkeersbord zo onduidelijk was dat zij niet kon beoordelen waar zij haar auto mocht parkeren. Eiseres woont al jaren in de buurt, maar werd nu ineens geconfronteerd met een nieuwe bord. Daarbij zorgde de plaatsing van het verkeersbord tussen twee parkeerplekken voor veel onduidelijkheid en was op de betreffende ‘GreenWheels’ parkeerplek geen wit kruis aangebracht. Eiseres wijst erop dat zij bij andere van dit soort parkeerplekken wel een wit kruis ziet, en dat een dergelijk wit kruis door verweerder ook op deze plaats wel is aangebracht na het bezwaar van eiseres. Dit laat zien dat ook verweerder de parkeersituatie onduidelijk vond.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de kosten van het wegslepen van de auto in redelijkheid kon verhalen op eiseres. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen gaan als regel uitoefening van bestuursdwang en kostenverhaal samen. Voor het maken van een uitzondering hierop kan aanleiding bestaan als de aangeschrevene geen verwijt valt te maken over de ontstane situatie en als bij het ongedaan maken van de strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken, dat moet worden geoordeeld dat kosten in redelijkheid niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene moeten komen. Ook andere, bijzondere omstandigheden kunnen het bestuursorgaan nopen tot het geheel of gedeeltelijk afzien van het kostenverhaal. [3]
4.3.
In dit geval is de rechtbank van oordeel dat de verkeerssituatie - anders dan eiseres stelt – voldoende duidelijk was. Uit de foto’s in het dossier blijkt dat het verkeersbord haaks ten opzichte van de wegas en aan het begin van de parkeerplaats waar eiseres stond was geplaatst. Het gereserveerde parkeervak bevindt zich direct na het verkeersbord (bezien vanuit de geldende rijrichting). In de regel gelden verkeersborden voor het gebied ná het bord, bezien vanuit de richting van waaruit het bord zichtbaar is (de rijrichting). Als voorbeeld kan gewezen worden op een verkeersbord waarmee de maximumsnelheid wordt aangegeven, van toepassing op het hierna gelegen gedeelte van de snelweg. Dit uitgangspunt is ook voor borden met betrekking tot parkeerplaatsen in de rechtspraak bevestigd. Van eiseres mocht daarbij worden verwacht dat zij, in ieder geval na het parkeren, de verkeerssituatie goed had bekeken en zich bij twijfel over de nieuwe parkeersituatie nader had geïnformeerd. [4] Dat verweerder ter verduidelijking inmiddels wel (onverplicht) een wit kruis op de betreffende parkeerplaats heeft aangebracht, is niet voldoende voor een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de auto mocht wegslepen zoals zij heeft gedaan, en de kosten daarvan op eiseres mocht verhalen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Glerum, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C.M. Schilder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 24, eerste lid en onder g, van het RVV mag een bestuurder zijn auto niet parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders, aangeduid door verkeersbord E9 van
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2896.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 8 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3643.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:1389.