ECLI:NL:RBAMS:2024:2478

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
23/6883
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-aanvraag wegens laattijdige indiening en onvoldoende medische informatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 1 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar Wajong-aanvraag beoordeeld. Eiseres, geboren in 1986, diende haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) pas in op 3 mei 2022, ruim zeventien jaar na haar achttiende verjaardag. De aanvraag werd afgewezen door verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op basis van onvoldoende informatie over de arbeidsmogelijkheden van eiseres op haar achttiende verjaardag. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar verweerder verklaarde het bezwaar ongegrond na alsnog een beslissing te hebben genomen op 27 december 2023.

De rechtbank oordeelt dat eiseres geen belang meer heeft bij een beoordeling van het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaar, omdat verweerder inmiddels een beslissing heeft genomen. De rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiseres om een Wajong-uitkering terecht is afgewezen, omdat de medische gegevens die beschikbaar zijn, niet voldoende zijn om de arbeidsmogelijkheden van eiseres op haar achttiende verjaardag vast te stellen. De rechtbank wijst erop dat de verantwoordelijkheid voor het aanleveren van relevante medische informatie bij eiseres ligt, en dat zij geen toestemming heeft gegeven voor het opvragen van informatie bij haar behandelend artsen. Hierdoor kan verweerder niet anders dan concluderen dat er onvoldoende gegevens zijn om de aanvraag te honoreren.

De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Eiseres krijgt wel een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt voor het instellen van beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op bezwaar, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/6883

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. S.L. Sarin),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarnaast beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over het niet-tijdig beslissen op haar bezwaar tegen die afwijzing.
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres met het besluit van 16 september 2022 afgewezen. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Op 7 december 2023 heeft eiseres beroep ingesteld wegens het niet-tijdig beslissen op haar bezwaar. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 27 december 2023 alsnog beslist op het bezwaar van eiseres en dit bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 5 april 2024 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De gemachtigde van verweerder heeft door middel van een videoverbinding deelgenomen aan de zitting.

Feiten en omstandigheden

1. Eiseres, geboren op [geboortedag] 1986, is op [geboortedag] 2004 achttien jaar geworden. Op
3 mei 2022 heeft zij een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend bij verweerder, waarbij zij heeft verzocht om een uitkering op grond van de Wajong.
2. Met het primaire besluit van 16 september 2022 heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Verweerder heeft aan dit besluit het rapport van de verzekeringsarts van
10 augustus 2022 en het rapport van de arbeidsdeskundige van 8 september 2022 ten grondslag gelegd. Volgens de verzekeringsarts is sprake van beperkingen van de belastbaarheid als gevolg van ziekte, althans haar licht verstandelijke beperking, op en sinds haar achttiende verjaardag. De exacte ernst van deze beperkingen is zoveel jaren na dato niet meer vast te stellen. Er is volgens de verzekeringsarts evenwel geen reden om aan te nemen dat eiseres geen benutbare mogelijkheden heeft of niet in staat was aaneengesloten te werken gedurende ten minste een periode van een uur of een periode van in totaal vier uur per dag. Omdat niet kan worden vastgesteld dat eiseres volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was op haar achttiende verjaardag, heeft verweerder besloten dat zij geen recht heeft op een Wajong-uitkering.
3. Eiseres heeft op 20 oktober 2022 tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Bij brief van 5 oktober 2023 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing op haar bezwaar, waarna zij op 7 december 2023 beroep heeft ingesteld in verband met het niet-tijdig beslissen. Met het bestreden besluit heeft verweerder vervolgens alsnog een beslissing genomen op het bezwaar van eiseres en het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft aan dit besluit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 december 2023 en het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 21 december 2023 ten grondslag gelegd. Volgens verweerder is de aanvraag van eiseres op goede gronden afgewezen.

Beoordeling door de rechtbank

4. Aangezien verweerder alsnog een besluit heeft genomen op het bezwaar van eiseres en daarbij ook de volledige dwangsom heeft toegekend, heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank geen belang meer bij een beoordeling van het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar. Eiseres zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dat beroep. Er bestaat wel aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Hier zal de rechtbank later in de uitspraak op terugkomen.
5. Het beroep tegen het niet-tijdig beslissen heeft op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht mede betrekking op het alsnog genomen bestreden besluit van 27 december 2023. Met het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van de Wajong-aanvraag van eiseres in stand gelaten. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht de aanvraag van eiseres om een Wajong-uitkering heeft afgewezen. De vraag die de rechtbank daarbij in deze zaak moet beantwoorden is of eiseres op [geboortedag] 2004, de dag waarop zij achttien is geworden, arbeidsongeschikt was.
6. De rechtbank merkt vooraf op dat uit de dossierstukken blijkt dat eiseres zowel in haar jeugd, als na haar achttiende verjaardag meerdere ingrijpende levensgebeurtenissen heeft meegemaakt. Dat eiseres op dit moment, mede als gevolg van die gebeurtenissen, zeer beperkt is in haar arbeidsmogelijkheden neemt de rechtbank aan. De gemeente heeft haar om die reden vrijgesteld van de sollicitatieplicht. In dit geschil moet de rechtbank echter beoordelen wat de arbeidsmogelijkheden van eiseres waren op [geboortedag] 2004: haar achttiende verjaardag. Daarbij zijn de objectieve medische stukken in het dossier leidend.
7. De rechtbank overweegt in dit verband dat de vaststelling van de arbeidsmogelijkheden van eiseres op die datum moeilijk is, omdat sprake is van een laattijdige aanvraag. Eiseres heeft namelijk pas ruim zeventien jaar na haar achttiende verjaardag een aanvraag om een Wajong-uitkering ingediend. Uit vaste rechtspraak [1] volgt dat de omstandigheid dat door tijdsverloop de medische situatie niet meer is vast te stellen, voor risico moet blijven van degene die (alsnog) een aanvraag indient. Dit betekent dat het voor risico van eiseres komt als er onvoldoende gegevens over haar gezondheidstoestand op [geboortedag] 2004 beschikbaar zijn.
8. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsartsen alle beschikbare medische stukken hebben bestudeerd en meegenomen bij de medische beoordelingen. De rechtbank volgt de conclusies van de verzekeringsartsen dat op grond van deze medische stukken de arbeidsmogelijkheden van eiseres op [geboortedag] 2004 niet kunnen worden vastgesteld. De medische gegevens gaan namelijk over de situatie van eiseres (ruim) na haar achttiende verjaardag. Uit alle aanwezige informatie blijkt dat eiseres bekend is met een lichte verstandelijke beperking en dat daarvan ook sprake was op haar achttiende. De medische stukken over haar psychische klachten hebben betrekking op de situatie van eiseres in 2007 en later. De rechtbank ziet hierin, net als de verzekeringsartsen, geen aanknopingspunten voor het vaststellen van de arbeidsmogelijkheden van eiseres op haar achttiende. Uit de objectieve medische gegevens die betrekking hebben op de situatie van eiseres op haar achttiende verjaardag, blijkt niet dat zij op die leeftijd niet zou hebben kunnen werken.
9. Zoals hiervoor is overwogen gaat het in dit geval om een verlate aanvraag en daarom komt de onduidelijkheid over de medische situatie van eiseres op haar achttiende verjaardag voor haar risico. Eiseres heeft verweerder geen toestemming gegeven om informatie op te vragen bij haar behandelend artsen en/of therapeuten. De rechtbank heeft begrip voor die keuze van eiseres. Deze keuze brengt wel mee dat alleen eiseres kan zorgen dat (de verzekeringsartsen van) verweerder komen te beschikken over voldoende objectieve medische gegevens over haar gezondheidstoestand rond haar achttiende verjaardag. Eiseres heeft in de bezwaar- en beroepsfase meermaals gesteld dat zij (nieuwe) medische stukken zal indienen, maar zij heeft dat – ondanks dat zij hiertoe in de gelegenheid is gesteld – niet gedaan. Zonder die informatie kan verweerder niet anders dan concluderen dat er onvoldoende informatie is om de arbeidsmogelijkheden van eiseres rond haar achttiende verjaardag vast te stellen en de aanvraag van eiseres om een Wajong-uitkering afwijzen. Het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit is daarom ongegrond.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep voor zover dit ziet op het niet-tijdig beslissen op het bezwaar van eiseres is niet-ontvankelijk.
11. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres niet leiden tot het oordeel dat verweerder onterecht de aanvraag om een Wajong-uitkering heeft afgewezen. Het beroep gericht tegen het bestreden besluit is ongegrond. Het griffierecht dat eiseres heeft betaald voor het beroep tegen het niet-tijdig beslissen wordt geacht mede te zijn voldaan voor het beroep tegen het besluit van 27 december 2023. [2] Omdat de rechtbank dat beroep ongegrond verklaart bestaat geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht.
12. Eiseres krijgt wel een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt voor het instellen van beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op bezwaar. Verweerder heeft namelijk niet tijdig op het bezwaar van eiseres beslist. Eiseres heeft vervolgens een geldige ingebrekestelling verstuurd en verweerder heeft pas na het instellen van het beroep het bestreden besluit genomen. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift vanwege het niet-tijdig beslissen op het bezwaar met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank past de wegingsfactor ‘licht’ toe, omdat de proceskostenvergoeding alleen wordt toegekend voor het beroepschrift niet-tijdig beslissen waarin het enkel gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Speksnijder, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 december 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO9240.
2.Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1775.