ECLI:NL:RBAMS:2024:2986

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
13/054767-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak Yaros II wegens onvoldoende bewijs voor betrokkenheid bij gewelddadige overval

Op 28 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak Yaros II, waarin de verdachte, geboren in 1987 zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd vrijgesproken van meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, poging tot gekwalificeerde doodslag, bedreiging en brandstichting. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de gewelddadige overval op een vrachtwagen van Brinks Global Services Deutschland GMBH op 19 mei 2021. Tijdens de overval, die plaatsvond bij Schöne Edelmetaal B.V., werd een grote hoeveelheid edelmetalen ter waarde van circa 14,5 miljoen euro gestolen. De rechtbank heeft het bewijs, dat voornamelijk bestond uit camerabeelden en verklaringen van medeverdachten, kritisch beoordeeld. De verklaringen van de medeverdachte [naam 13] werden als onbetrouwbaar beschouwd, vooral omdat hij zijn eerdere belastende verklaringen had ingetrokken tijdens zijn getuigenis. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder politieambtenaren, werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat aan de verdachte geen straf of maatregel werd opgelegd. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/054767-22
Datum uitspraak: 28 mei 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[naam 1] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 september 2023, 4 december 2023 en 23 januari 2024 (pro-forma zittingen), 11 maart 2024, 12 maart 2024, 14 maart 2024 en 15 maart 2024 (inhoudelijke behandeling) en 28 mei 2024 (sluiting en uitspraak).
De zaak tegen de verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [naam 2] (13/114456-22), [naam 3] (13/054761-22) en [naam 4] (13/156064-23). De verdachte en de medeverdachten (waaronder de hierna te noemen medeverdachten in
Yaros I) zullen in dit vonnis worden aangeduid met hun achternaam. De zaken tegen [naam 3] en [naam 4] zijn op de zitting van 11 maart 2024 voor onbepaalde tijd aangehouden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. A.M. Ruijs, L. van Haeringen en J.G. Louman (hierna gezamenlijk in (vrouwelijk) enkelvoud aangeduid als: de ‘officier van justitie’), en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.W. Gijsberts, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat mr. M.E. van der Werf namens de politieambtenaren/benadeelde partijen, NP172736 en NP161440, naar voren heeft gebracht.

2.Inleiding

Het onderzoek Yaros betreft het strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van een overval, die op 19 mei 2021 vanaf omstreeks 14:10 uur heeft plaatsgevonden op een vrachtwagen met waardevolle edelmetalen van Brinks Global Services Deutschland GMBH (hierna: ‘
Brinks’). De vrachtwagen van Brinks was op dat moment bij het bedrijf Schöne Edelmetaal B.V., gelegen aan de [adres 1] (hierna: ‘
Schöne Edelmetaal’), aan het lossen.
De overval is gepleegd door een groep van tien personen. Op beelden van Schöne Edelmetaal is, kort samengevat, te zien dat deze groep van overvallers in drie voertuigen aan kwam rijden, namelijk in:
  • een Porsche Cayenne met kenteken [kenteken 1] (hierna: de ‘
  • een Audi A6 met kenteken [kenteken 2] (hierna: de ‘
  • een Audi A4 met kenteken [kenteken 3] (hierna: de ‘
In het dossier wordt afwisselend gerefereerd aan een Audi A6 of A4 of een Audi S6 of S4. De voertuigen zijn een Audi A6 of A4, type S6 of S4. Het betreffen echter steeds dezelfde voertuigen. De rechtbank zal daarom in dit vonnis deze voertuigen aanduiden als ‘Audi A6’ en ‘Audi A4’.
Uit het dossier volgt dat, kort nadat de laadklep van de vrachtwagen van Brinks op het terrein van Schöne Edelmetaal was geopend, de toegangspoort van Schöne Edelmetaal met de Porsche werd open geramd, waarna negen van de tien overvallers de binnenplaats betraden waar de vrachtwagen van Brinks stond geparkeerd. De twee aanwezige Brinks medewerkers zijn naar de grond gewerkt en hun handen zijn met tiewraps vastgebonden. Eén van de medewerkers is door een overvaller geschopt. Binnen enkele minuten wisten de overvallers een groot aantal dozen met edelmetalen over te hevelen in de Porsche en de Audi A4. Gedurende de overval is door twee van de overvallers geschoten met automatische vuurwapens.
Vanaf 14:11 uur kwamen er bij de politie verschillende meldingen van de overval binnen. De politie was snel na de eerste meldingen ter plaatse. Na de overval zijn de overvallers gevlucht in de hiervoor genoemde drie voertuigen.
De politie heeft de achtervolging van deze voertuigen ingezet, die aanvankelijk achter elkaar aan van de overvallocatie wegreden. Bij de oprit S-115 naar de A-10 splitsten de voertuigen zich op. De politie is de Audi A4 daar uit het oog verloren. Later is gebleken dat dit voertuig naar Diemen is gereden. De Porsche en de Audi A6 zijn naar Broek in Waterland gereden.
Een groot aantal politieambtenaren heeft de Porsche en de Audi A6 achtervolgd, sommigen tot in Broek in Waterland. Meerdere van hen hebben verklaard dat er door de overvallers met automatische wapens uit de voertuigen is geschoten, zowel in de lucht als gericht op de achtervolgende politieambtenaren en hun voertuigen.
In Broek in Waterland hebben de overvallers de Porsche en de Audi A6 geparkeerd op een kleine parkeerhaven, gelegen aan de [adres 8] . Daar stonden ook twee andere voertuigen geparkeerd, te weten: een Renault Espace met kenteken [kenteken 4] (hierna: de ‘
Renault Espace’) en een Peugeot 5008 met kenteken [kenteken 5] (hierna: de ‘
Peugeot’). Uit het dossier volgt dat de overvallers op die locatie een deel van de buit hebben overgeladen naar de laatstgenoemde voertuigen en vervolgens de Porsche en de Audi A6 in brand hebben gestoken. Vervolgens hebben zij getracht te vluchten in de Renault Espace en de Peugeot.
De overvallers werden kort daarna echter ingesloten door de politie en zijn ter hoogte van [adres 2] te voet de tuinen en het achterliggende weiland in gevlucht.
De politie heeft vervolgens vier overvallers in het weiland en één van hen in een kliko op heterdaad aangehouden. Het betreft de verdachten:
  • [naam 5] , geboren op [geboortedatum 2] 1978 te [geboorteplaats 2] (hierna: ‘
  • [naam 6] , geboren op [geboortedatum 3] 1983 te [geboorteplaats 3] (hierna: ‘
  • [naam 7] , geboren op [geboortedatum 4] 1977 te [geboorteplaats 4] (hierna: ‘
  • [naam 8] , geboren op [geboortedatum 5] 1977 te [geboorteplaats 5] (hierna: ‘
  • [naam 9] , geboren op [geboortedatum 6] 1979 te [geboorteplaats 6] (hierna: ‘
De zesde overvaller, [naam 10] , geboren op [geboortedatum 7] 1974 te [geboorteplaats 7] , is in het weiland door een politiekogel getroffen en komen te overlijden.
Uit het dossier volgt dat de buit waardevolle edelmetalen, waaronder goud en zilver, betrof met een waarde van circa 14,5 miljoen euro. Een gedeelte ervan is inmiddels terug naar de firma’s Brinks en Schöne Edelmetaal, maar er mist nog een gedeelte ter waarde van rond de 4,2 miljoen euro.
De Audi A4 werd diezelfde middag onder het viaduct op de Overdiemerweg/Rijksweg A1 te Diemen brandend aangetroffen. Uit het dossier volgt dat een getuige heeft gezien dat daarbij een voertuig met kenteken [kenteken 6] is weggereden. De kentekenplaat was wit met rode letters. Kort daarna – omstreeks 15:24 uur – is [naam 11] , geboren op [geboortedatum 8] 1997 te [geboorteplaats 8] (hierna: ‘
[naam 11]’), aangehouden op de Rijksweg A16 als enige inzittende van een Renault Megane met het voornoemde kenteken (hierna: de ‘
Renault Megane’). Onder [naam 11] werd een telefoon inbeslaggenomen. Uit onderzoek volgt dat hij op 19 mei 2021, voorafgaand aan zijn aanhouding, om 14:32 uur een bericht kreeg met daarin vermeld het adres ‘ [adres 3] ’ in [woonplaats 1] . Vermoed wordt daarom dat hij onderweg was naar dat adres.
Door de politie is onderzoek gedaan naar het voornoemde adres. De woning op dit adres bleek via AirBnB te zijn gehuurd van 19 mei 2021 tot en met 20 mei 2021 door [naam 12] , geboren op [geboortedatum 9] 2001 te [geboorteplaats 9] (hierna: ‘
[naam 12]’), op verzoek van haar toenmalige vriend: [naam 13] , geboren op [geboortedatum 16] 1999 te [geboorteplaats 14] (hierna: ‘
[naam 13]’). De woning wordt vermoed een ‘
safehouse’ te zijn geweest. Uit camerabeelden gemaakt in de directe omgeving van het Rotterdamse adres blijkt, volgens het dossier, dat er op 19 mei 2021 om 15:44 uur een BMW, voorzien van het kenteken [kenteken 7] , kwam aanrijden (hierna: de ‘
BMW’). Vermoed wordt dat dit voertuig van kenteken is gewisseld en dat het eerder was voorzien van het kenteken [kenteken 8] . De politie vermoedt dat in de BMW de vier personen zaten die aanvankelijk in de Audi A4 van de overval zijn weggevlucht. Vervolgens is op de beelden [naam 13] te zien in de omgeving van het appartement aan de [adres 4] , samen met personen waarvan de politie vermoedt dat deze eerder (buiten beeld) uit de BMW zijn gestapt. [naam 13] is op 5 november 2021 in Albanië aangehouden.
Uit camerabeelden in de directe omgeving van de overvallocatie en verklaringen van [naam 7] is gebleken dat er mogelijk nog een voertuig bij de overval betrokken was. Dit voertuig betreft een witte Renault Clio (hierna: de ‘
Renault Clio’). Uit de camerabeelden blijkt dat het voertuig voorzien was van het kenteken [kenteken 9] . Echter, uit onderzoek volgt dat het originele kenteken van de Renault Clio vermoedelijk [kenteken 10] betreft. [naam 14] , geboren op [geboortedatum 12] 1977 te [geboorteplaats 10] (hierna: ‘
[naam 14]’), wordt vermoed gebruiker te zijn van de Renault Clio. [naam 14] is op 2 december 2021 aangehouden.
Bij vonnissen van 3 april 2023 heeft deze rechtbank in het
onderzoek Yaros I, [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] en [naam 14] [1] veroordeeld wegens het op 19 mei 2021 telkens medeplegen van – een diefstal met (bedreiging met) geweld, een poging tot gekwalificeerde doodslag, bedreigingen en brandstichting tot gevangenisstraffen variërend tussen de tien en vijftien jaar. [naam 11] en [naam 13] [2] zijn op dezelfde datum veroordeeld voor medeplichtigheid aan de diefstal met (bedreiging met) geweld tot gevangenisstraffen van zes respectievelijk twee jaar.
De op 19 mei 2021 in de Audi A4 ontkomen verdachten stonden vooralsnog niet terecht. Gedurende het onderzoek Yaros I is evenwel het onderzoek Yaros II gestart dat ziet op de vervolging (en berechting) van de ontkomen verdachten.
De officier van justitie vermoedt op basis van het verrichte onderzoek dat de ontkomen verdachten betreffen:
  • [naam 2] , geboren op [geboortedatum 13] 1985 te [geboorteplaats 11] (hierna: ‘
  • [naam 1] , geboren op [geboortedatum 1] 1987 te [geboorteplaats 1] (hierna: ‘
  • [naam 3] , geboren op [geboortedatum 14] 1995 te [geboorteplaats 12] (hierna: ‘
  • [naam 4] , geboren op [geboortedatum 15] 1988 te [geboorteplaats 13] (hierna: ‘
[naam 2] is op 19 april 2022 op verzoek van de Nederlandse autoriteiten in Frankrijk aangehouden. [naam 1] is in Kosovo aangehouden op verzoek van de Belgische autoriteiten en is vervolgens op 4 september 2023 tijdelijk overgeleverd aan Nederland in het kader van het onderhavige onderzoek. [naam 3] zit mede naar aanleiding van een door de Belgische autoriteiten gedaan uitleveringsverzoek gedetineerd in Guinee. [naam 4] staat gesignaleerd en is op dit moment nog voortvluchtig.
De zaken van [naam 3] en [naam 4] zijn, zoals hiervoor onder 1.opgenomen, op 11 maart 2024 voor onbepaalde tijd aangehouden.

3.Tenlastelegging

Aan [naam 1] is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan (het medeplegen van):
Feit 1:diefstal met (bedreiging met) geweld jegens medewerkers van Brinks, Schöne Edelmetaal B.V. en politieambtenaren;
Feit 2:poging tot (gekwalificeerde) doodslag van NP225356, NP122306, NP188129, NP235586, NP183288, NP158982, NP199795, NP124278, NP123997, NP248673, NP249159 en NP122738 (
primair/subsidiair), en/of bedreiging van de voornoemde politieambtenaren (
meer subsidiair);
Feit 3:bedreiging van NP172736, NP248667, NP244936, NP161440, NP249158, NP123202, NP249222, NP160250, NP119606, NP145721, NP235726 en NP133681; en
Feit 4:brandstichting ten aanzien van de Porsche Cayenne met kenteken [kenteken 1] , de Audi A6 met kenteken [kenteken 2] en de Audi A4 met kenteken [kenteken 3] (
primair) of vernieling van voornoemde voertuigen (
subsidiair).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagevan dit vonnis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig het door haar op schrift gestelde requisitoir in Yaros I en Yaros II, op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en heeft daartoe de volgens haar relevante bewijsmiddelen gepresenteerd.
Volgens de officier van justitie is [naam 1] één van de ontkomen overvallers. De officier van justitie heeft dit standpunt als volgt toegelicht. De naam [naam 1] dook voor het eerst in het onderzoek op toen de Belgische politie bij de doorzoeking van de woning van [naam 11] een verzekeringsdocument van een omgekatte en gestolen auto op naam van [naam 1] aantrof. Uit nader onderzoek is vervolgens gebleken dat [naam 1] een goede bekende is van [naam 11] en [naam 3] . [naam 1] heeft immers samen met hen deelgenomen aan een gewapende overval, waarvoor hij in België is veroordeeld. [naam 1] was na deze veroordeling voortvluchtig. Dat [naam 11] , [naam 3] en [naam 1] elkaar goed kennen, blijkt ook uit het feit dat [naam 1] [naam 3] op 15 oktober 2019 in de gevangenis heeft bezocht met gebruikmaking van een identiteitskaart van [naam 11] . Voorts is [naam 1] , hoewel hij niet met zijn gezicht als zodanig herkenbaar in beeld komt, te zien op de beelden opgenomen in de omgeving van [adres 4] in [woonplaats 4] , zijnde de locatie waarvan de politie vermoedt dat de ontkomen overvallers daar na de overval zijn samengekomen. De politie gaat er, gelet op het feit dat de andere personen op de [adres 4] (door de politie in het proces-verbaal aangeduid als [naam 3] , NN1 en NN2) zeer duidelijke overeenkomsten vertonen met drie van de overvallers, vanuit dat [naam 1] de geheel in het zwart geklede overvaller is die op [adres 4] bellend aankomt. Daarbij kan volgens de officier van justitie – ook zonder de beelden – op basis van de verklaringen van [naam 13] worden vastgesteld dat [naam 1] op 19 mei 2021 op [adres 4] in [woonplaats 4] aanwezig was.
Op de beelden van Schöne Edelmetaal wordt volgens de officier van justitie gezien dat [naam 1] tijdens de overval helpt met het inladen van de spullen en ook dat hij gedurende de overval een mes in zijn handen heeft. Er was duidelijk sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [naam 1] en de andere overvallers. Op basis hiervan kan het medeplegen van de overval (feit 1) worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2 primair (de gekwalificeerde poging doodslag op verschillende politieambtenaren) heeft de officier van justitie zich op het volgende standpunt gesteld. Hoewel [naam 1] niet zelf actief betrokken is geweest bij de achtervolging van de auto’s van waaruit geschoten is en het daaropvolgende schietincident in Broek en Waterland, doordat de auto waarin hij zat een andere route is gereden, is hij wel als medepleger van het ten laste gelegde verantwoordelijk te houden. Dat er door verdachten [naam 6] en [naam 5] gericht op de in de tenlastelegging genoemde politieambtenaren en hun voertuigen is geschoten volgt, volgens de officier van justitie, uit de verklaringen van de verschillende politieambtenaren en de door hen opgemaakte processen-verbaal van bevindingen. Deze worden ondersteund door verklaringen van burgergetuigen, het portoverkeer en de helikopterbeelden. Verdachten hebben daarbij het voorwaardelijk opzet gehad op de dood van deze politieambtenaren. Het gericht schieten kan op geen enkele andere manier uitgelegd worden dan dat de overvallers, na de ontdekking op heterdaad, op deze wijze het bezit van de buit hebben willen verzekeren. Daarmee kunnen volgens de officier van justitie de primair ten laste gelegde pogingen tot gekwalificeerde doodslag worden bewezen. Blijkens de verklaringen van enkele medeverdachten, zijn alle overvallers aanwezig geweest bij de voorbespreking en samenkomst in een appartement aan [adres 5] in [woonplaats 2] in de ochtend van 19 mei 2021. De overval is hier van het begin tot het eind besproken en ook is gesproken over het met automatisch wapens op afstand houden van de politie. Tijdens die voorbespreking waren alle wapens en ook kogelvrije vesten aanwezig en deze zijn toen onderling verdeeld. De wijze waarop de verdachten zijn gevlucht en het geweld dat daarbij is toegepast, lag dan ook als een waarschijnlijke mogelijkheid besloten in die voorbereiding. Dit brengt met zich dat ten aanzien van alle overvallers die bij die voorbespreking aanwezig waren, sprake is van medeplegen van de bij de vlucht verrichte grove geweldshandelingen, waaronder het gericht schieten op politieambtenaren. Volgens de officier van justitie zijn daarom alle overvallers medeverantwoordelijk aan het onder 2 primair ten laste gelegde.
Voor de onder 3 ten laste gelegde bedreigingen geldt eveneens dat sprake is geweest van een zodanig nauw en bewust samenwerkingsverband dat sprake is van medeplegen. Volgens de officier van justitie is de overval tot in de puntjes voorbereid en ziet de bewuste en nauwe samenwerking op alle elementen van het plan, waaronder dus ook het in brand steken van alle drie de vluchtauto’s, zoals onder feit 4 primair ten laste is gelegd.
Het standpunt van de officier van justitie zal, voor zover nodig, bij de inhoudelijke beoordeling door de rechtbank van de ten laste gelegde feiten (rubriek 4.3.) nader worden besproken.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig zijn pleitnotities integrale vrijspraak bepleit. Hij wijst er op dat [naam 1] ontkent dat hij één van de personen is die de overval op Schöne Edelmetaal heeft gepleegd en ook ontkent dat hij op andere wijze betrokken is geweest bij dit feit en de feiten die daarmee samenhangen. Volgens de raadsman kan betrokkenheid van [naam 1] bij de overval en de daarmee samenhangende feiten niet bewezen worden. De raadsman heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat [naam 1] door de politie niet is en ook niet kan worden herkend als één van de personen die is waar te nemen op de beelden van de overval dan wel op de beelden gemaakt bij [adres 4] in [woonplaats 4] . Enig (ander) objectief bewijsmateriaal voor betrokkenheid van [naam 1] ontbreekt. [naam 13] heeft weliswaar in politieverhoren en bij de inhoudelijke behandeling van Yaros I jegens [naam 1] belastende verklaringen afgelegd, maar deze verklaringen zijn te onbetrouwbaar om voor het bewijs te kunnen worden gebruikt. Gebruikmaking van de verklaringen van [naam 13] zou in strijd zijn met artikel 6 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM), nu van een effectieve ondervragingsmogelijkheid van deze getuige geen sprake is geweest. [naam 13] heeft zich bij het verhoor bij de rechter-commissaris immers ten aanzien van vrijwel alle aan hem gestelde vragen op zijn verschoningsrecht beroepen. De rechtbank kan de verklaringen dan ook niet meenemen voor het bewijs, in elk geval niet zonder [naam 13] eerst ter zitting te horen om de betrouwbaarheid van zijn verklaringen te toetsen. Subsidiair, voor het geval de rechtbank [naam 1] toch zou aanmerken als één van de overvallers, heeft de raadsman zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met uitzondering van de onder het eerste, zesde en zevende gedachtestreepje genoemde geweldshandelingen.
Volgens de raadsman kan er in geen enkel van de onder feit 2 ten laste gelegde gevallen overtuigend bewezen worden geacht dat er gericht is geschoten op de politieambtenaren of de voertuigen waarin zij reden, zodat vrijspraak moet volgen voor de ten laste gelegde pogingen (gekwalificeerde) doodslag (primair/subsidiair). De raadsman heeft in het algemeen aangevoerd dat er terughoudend met de verklaringen van de politieambtenaren moet worden omgegaan vanwege een aantal factoren die mogelijk invloed hebben gehad op de waarneming, herinnering en verslagleggingen, zoals onder andere de grote impact van het gebeuren op de politieambtenaren, de informatieverstrekking vooraf en via de portofoon, het regenachtige weer op de dag van de overval en de achteraf georganiseerde bijeenkomsten, waar de politieambtenaren met elkaar over de dag van de overval hebben gesproken. De verklaringen vinden voorts geen steun in objectief bewijsmateriaal. Het forensisch onderzoek biedt meer steun aan de stelling dat er niet gericht is geschoten dan aan de stelling dat dit wel gebeurd zou zijn. Verdachten hebben in de lucht geschoten om de politie op afstand te houden. Het in de lucht schieten levert niet de aanmerkelijke kans op dat de politieambtenaren dodelijk geraakt zouden worden. Voorwaardelijk opzet kan dan ook niet worden bewezen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat vrijspraak moet volgen omdat van medeplegen geen sprake is. Niet kan worden volgehouden dat [naam 1] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er gericht op personen zou worden geschoten. Hij zou zelf in de Audi A4 hebben gezeten, en leverde dus geen materiële bijdrage aan de onder feit 2 ten laste gelegde handelingen. Ook overigens biedt het dossier onvoldoende steun voor de vaststelling dat hij een materiële of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd om van medeplegen te kunnen spreken. De raadsman betwist niet dat de politieambtenaren zijn bedreigd (meer subsidiair ten laste gelegde). Echter dient [naam 1] ook daarvan vrijgesproken te worden omdat hij niet als medepleger van die bedreigingen kan worden aangemerkt.
Ook voor de onder feit 3 ten laste gelegde bedreigingen geldt volgens de raadsman dat vrijspraak moet volgen. Hiervoor geldt hetzelfde als voor de onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde bedreigingen.
Tot slot kunnen volgens de raadsman de inzittenden van de Audi A4 niet mede verantwoordelijk worden gehouden voor het in brand steken van de Audi A6 en de Porsche. Zij hebben daar geen bijdrage aan geleverd, zodat in zoverre geen veroordeling kan volgen.
De door de verdediging gevoerde verweren zullen, voor zover van belang voor de bewijswaardering, bij de inhoudelijke beoordeling van de ten laste gelegde feiten (rubriek 4.3.) nader aan bod komen.
Voorwaardelijke verzoeken
De raadsman heeft – indien de rechtbank niet tot een integrale vrijspraak komt – verzocht om de eerder toegewezen getuigen [naam 13] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 15] alsnog te horen, met als doel de verklaring van [naam 13] op betrouwbaarheid te toetsen.
Daarnaast heeft de raadsman – indien de rechtbank niet tot een vrijspraak van het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde komt – verzocht om alle onder feit 2 genoemde politieambtenaren als getuige te horen, nu zij allen belastend hebben verklaard over het gericht schieten.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 1, 2, 3 en 4
De rechtbank komt tot een vrijspraak van de ten laste gelegde feiten en overweegt daartoe het volgende.
De officier van justitie gaat er, onder verwijzing naar de processen-verbaal waarin de camerabeelden van Schöne Edelmetaal (op [adres 6] te [woonplaats 5] ) en [adres 4] te [woonplaats 4] worden beschreven, vanuit dat [naam 1] kan worden geïdentificeerd als de in die processen-verbaal genoemde NN4 respectievelijk NN3. Uit de beide processen-verbaal volgt echter - en, na het bekijken van de camerabeelden, onderschrijft de rechtbank dit met de officier van justitie en de verdediging ook - dat het gezicht van NN4 (Schöne Edelmetaal) dan wel NN3 ( [adres 4] ) niet als zodanig herkenbaar in beeld verschijnt. Ook de kleding die genoemde NN4/NN3 draagt, zoals op de camerabeelden is waargenomen, heeft geen enkele (identificerende) link met [naam 1] opgeleverd. In het proces-verbaal van bevindingen ‘
overeenkomsten signalementen verdachten overval met beelden [adres 4] te [woonplaats 4] ’wordt slechts beschreven dat op basis van de overeenkomsten in de kleding (zwarte jas met capuchon, zwarte broek en de schoenen) en het postuur ‘niet kan worden uitgesloten dat NN4 op de beelden van de locatie van de overval dezelfde persoon is als NN3 op de beelden van [adres 4] te [woonplaats 4] ’. Daarmee is het vermoeden dat NN3 en/of NN4 [naam 1] betreft echter nog geenszins gestaafd.
Voor zover al als vaststaand aangenomen zou kunnen worden dat overvaller NN4 op de beelden van Schöne Edelmetaal inderdaad dezelfde persoon is als NN3 op de beelden van [adres 4] , is – om [naam 1] als overvaller te kunnen identificeren – bewijs vereist dat NN3 op de beelden van [adres 4] [naam 1] betreft.
Aanvankelijk werd door de officier van justitie het standpunt ingenomen dat NN3 op de beelden van [adres 4] een opvallend zwart petje met wit baseball logo zou dragen dat ook te zien zou zijn op een foto in de telefoon van [naam 13] , waarvan [naam 13] zou hebben verklaard dat hij daarop samen met [naam 1] in een lift te zien is. Ter zitting heeft de officier van justitie dit standpunt verlaten met als reden dat moeilijk te zien is of het daadwerkelijk hetzelfde petje betreft. De rechtbank onderschrijft dat standpunt, omdat onvoldoende duidelijk is waar te nemen of de pet die NN3 op [adres 4] draagt überhaupt voorzien is van een logo.
Het voorgaande leidt ertoe dat op basis van de camerabeelden niet kan worden vastgesteld dat [naam 1] NN4 (Schöne Edelmetaal) en/of NN3 ( [adres 4] ) is.
Volgens de officier van justitie kan echter – ook zonder de beelden – op basis van de diverse verklaringen van [naam 13] en het door de officier van justitie opgesomde steunbewijs, worden vastgesteld dat [naam 1] een van de overvallers is en dat hij op 19 mei 2021 in het appartement aan de [adres 3] in [woonplaats 4] aanwezig was.
De rechtbank stelt met de verdediging vast dat het enige concrete bewijsmiddel dat [naam 1] op 19 mei 2021 op [adres 4] plaatst en daarmee concreet - als medepleger - linkt aan de overval die die dag heeft plaatsgehad, de verklaringen van [naam 13] betreffen. [naam 13] heeft aanvankelijk verklaard dat zijn vriendin [naam 12] en hij het appartement aan [adres 4] voor zichzelf hadden gehuurd en dat hij de personen die hem op 19 mei 2021 in de middag bezochten niet kende, althans over die personen heeft hij zich aanvankelijk op zijn zwijgrecht beroepen. Pas nadat hem in het verhoor van 1 maart 2022 wordt voorgehouden dat hij op 19 mei 2021 de gebruiker lijkt te zijn geweest van een vermoedelijk bij de (voorbereiding van de) overval betrokken telefoonnummer (eindigend op [nummer] ), verklaart [naam 13] in zijn volgende verhoor dat hij die telefoon de dag voor de overval van [naam 1] heeft ontvangen bij het appartement aan de [adres 7] in [woonplaats 3] . Tijdens de inhoudelijke behandeling van zijn eigen strafzaak heeft [naam 13] uitgebreider verklaard over deze telefoon en het bezoek van [naam 1] en anderen aan het appartement aan [adres 4] op de dag van de overval. [naam 13] verklaart dan dat [naam 1] hem bij overhandiging van de telefoon heeft verteld dat hij op 19 mei 2021 door [naam 1] zou worden gebeld op die telefoon. Die dag werd hij ook in de middag door [naam 1] gebeld met de vraag waar hij was. Hij heeft toen het adres in [woonplaats 4] genoemd en [naam 1] zou vervolgens met een aantal andere (hem onbekende) personen bij hem in het gehuurde appartement aan de [adres 3] in [woonplaats 4] zijn langsgekomen. Als [naam 13] wordt gevraagd waarom hij die middag samen met de hem kennelijk onbekende anderen in de omgeving van het appartement te zien is op de camerabeelden, verklaart hij wederom dat dit op verzoek van [naam 1] was. Hij verklaart ook dat [naam 1] hem zou hebben gevraagd om later het appartement in [woonplaats 3] schoon te maken, hetgeen hij ook heeft gedaan. Als hem wordt gevraagd over de reden van het bezoek van [naam 1] aan het appartement in [woonplaats 4] en van het verzoek om het appartement in [woonplaats 3] schoon te maken, verklaart [naam 13] dat hij hier geen vragen over heeft gesteld omdat hij [naam 1] vertrouwt.
Bovenstaande verklaringen heeft [naam 13] afgelegd als verdachte in zijn eigen zaak. De rechtbank stelt vast dat zodra [naam 13] als getuige, en dus onder ede, in de zaak van [naam 1] gehoord wordt ten overstaan van de rechter-commissaris op 17 januari 2024, hij op cruciale onderdelen van zijn eerdere verklaringen als verdachte terugkomt. Zo zou hij de telefoon niet van [naam 1] , maar van iemand anders hebben gekregen en zou hij [naam 1] niet hebben gezien in het appartement in [woonplaats 4] . Op alle overige (verdiepings)vragen die door de raadsman en de officier van justitie worden gesteld, beroept [naam 13] zich op zijn verschoningsrecht.
Bij de beoordeling van de bewijswaarde van de verklaringen van [naam 13] neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat in het algemeen behoedzaam moet worden omgegaan met belastende verklaringen van medeverdachten. [3] Verder acht de rechtbank bij die beoordeling van belang dat [naam 13] als verdachte aanvankelijk wisselend heeft verklaard, pas met een uitgebreide verklaring is gekomen nadat hij kennis had genomen van het volledige dossier en dat hij in die verklaring zijn eigen rol zo klein mogelijk probeert te maken. Ook de officier van justitie gaat er kennelijk vanuit, zo volgt uit het vonnis dat in de strafzaak tegen [naam 13] is gewezen, [4] dat [naam 13] over zijn eigen rol ongeloofwaardig heeft verklaard. Als hij als getuige onder ede wordt gehoord, komt [naam 13] terug op de voor [naam 1] meest belastende onderdelen van zijn eerdere verklaringen. Onder die omstandigheden is voor die belastende verklaringen van [naam 13] een stevige verankering in de overige onderzoeksbevindingen vereist om tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten te komen. De rechtbank is van oordeel dat die er niet is. Voldoende overtuigend steunbewijs voor de belastende onderdelen van de verklaringen van [naam 13] ontbreekt. De verklaring van [naam 13] wordt alleen, voor zover relevant in de zaak van [naam 1] , ondersteund op het punt dat [naam 1] van het appartement aan de [adres 7] gebruik heeft gemaakt en opdracht heeft gegeven tot het schoonmaken van dat betreffende appartement. Dit is onvoldoende om de verklaringen van [naam 13] voor het overige tot uitgangspunt te nemen voor de betrokkenheid van [naam 1] bij de overval. Dit betekent dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om tot een bewezenverklaring van het aan [naam 1] ten laste gelegde, te weten het medeplegen van de overval op Schöne Edelmetaal en de daarmee samenhangende feiten, te komen. [naam 1] zal daarom worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 1 tot en met 4 ten laste is gelegd.
Nu de rechtbank [naam 1] vrijspreekt van alle aan hem ten laste gelegde feiten, hoeft op de voorwaardelijke verzoeken van de verdediging niet te worden beslist.

5.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

5.1.
De vorderingen
In Yaros I zijn namens Schöne Edelmetaal, een aantal medewerkers van Schöne Edelmetaal en een groot aantal politieambtenaren vorderingen tot schadevergoeding ingediend en toegewezen, al dan niet gedeeltelijk. In de onderhavige procedure zijn (uitsluitend) namens de politieambtenaren NP172736 en NP161440
nieuwe(hogere) vorderingen tot schadevergoeding ingediend, omdat hun schade, na de inhoudelijke behandeling van Yaros I, in ernstige mate zou zijn toegenomen.
NP172736
De politieambtenaar NP172736 vordert een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade en een bedrag van € 990,- aan proceskosten.
NP161440
De politieambtenaar NP161440 vordert een bedrag van € 12.000,- aan immateriële schade en een bedrag van € 1.188,- aan proceskosten, waarbij te kennen wordt gegeven dat begrip bestaat voor een matiging door de rechtbank van de immateriële schade tot een bedrag van € 10.000,- in het licht van de uitspraken in Yaros I.
De politieambtenaren verzoeken de rechtbank om de gevorderde schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Daarnaast verzoeken zij de rechtbank om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en om de vorderingen en schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toe te wijzen. Voorts is ten aanzien van beide vorderingen opgemerkt dat voor wat betreft de schadevergoedingsmaatregel geen cumulatie wordt beoogd met de in Yaros I opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
5.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ingediende vorderingen voldoende zijn onderbouwd en heeft om toewijzing van de vorderingen verzocht. De officier van justitie heeft de rechtbank daarbij verzocht om de vorderingen hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vorderingen op onderdelen gemotiveerd betwist.
5.4.
Oordeel van de rechtbank
NP172736 en NP161440
De rechtbank zal de benadeelde partijen beiden niet-ontvankelijk in hun vordering verklaren, omdat aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet wordt toegepast.
De benadeelde partijen en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
De benadeelde partijen
NP172736
Verklaart de benadeelde partij NP172736 niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
NP161440
Verklaart de benadeelde partij NP161440 niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.H. Stikkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 mei 2024.