ECLI:NL:RBAMS:2024:3034

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
23/7423
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen gedeeltelijke afwijzing van een Woo-verzoek inzake facturering door Capra Advocaten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eisers tegen de gedeeltelijke afwijzing door verweerder van hun Woo-verzoek van 27 januari 2023. Dit verzoek betrof de openbaarmaking van alle informatie over de facturering van Capra Advocaten aan verweerder over de periode vanaf september 2021. Verweerder heeft het Woo-verzoek deels toegewezen met een inventarislijst van elf documenten, maar heeft ook een aantal documenten geweigerd op basis van de bescherming van de concurrentiepositie van het advocatenkantoor. Na bezwaar van eisers heeft verweerder op 15 november 2023 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en enkele passages openbaar gemaakt, maar de meeste informatie bleef geweigerd.

De rechtbank heeft op 29 april 2024 de zaak behandeld, waarbij eisers aanwezig waren en verweerder vertegenwoordigd door gemachtigden. De rechtbank heeft de argumenten van eisers beoordeeld en geconcludeerd dat de gedeeltelijke weigering van het Woo-verzoek terecht was. De rechtbank oordeelt dat het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van de concurrentiepositie van Capra Advocaten zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking van de facturen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gevraagde informatie niet op de facturen staat vermeld en dat de openbaarmaking van de uurtarieven en specificaties kan leiden tot concurrentievervalsing.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eisers ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 mei 2024, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/7423

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2024 in de zaak tussen

[eisers] , te Nieuwerkerk aan den IJssel, eisers,

en

het bestuur van de gemeenschappelijke regeling Duo+, verweerder

(gemachtigde: mr. R.J. Muntendam en [naam] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de gedeeltelijk afwijzing door verweerder van het Woo-verzoek [1] van 27 januari 2023. In dit Woo-verzoek hebben eisers – samengevat – verzocht om alle informatie over de facturering van Capra Advocaten aan verweerder over de periode vanaf september 2021 tot de datum van het verzoek.
Verweerder heeft het Woo-verzoek met het primaire besluit van 5 april 2023 deels toegewezen. Bij het primaire besluit is een inventarislijst gevoegd met vermelding van elf documenten. Verweerder heeft categoriaal per toegepaste weigeringsgrond gemotiveerd waarom de documenten gedeeltelijk openbaar worden gemaakt. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 15 november 2023 heeft verweerder het bezwaar van eisers gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft het primaire besluit herroepen. Daarbij heeft verweerder alsnog enkele passages openbaar gemaakt. Verweerder heeft voor het overige de openbaarmaking geweigerd op grond van dezelfde motivering.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2024. Eisers waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de vraag of de gedeeltelijke weigering van het Woo-verzoek van eisers juist is. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De door verweerder gedeeltelijk openbaar gemaakte documenten zijn met toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht op de zitting aan de rechtbank overhandigd. Eisers hebben vervolgens aan de rechtbank toestemming verleend om kennis te nemen van de niet openbaar gemaakte (delen van) documenten als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4. Verweerder heeft Capra Advocaten verzocht om hem juridisch bij te staan in een eerder geschil die betrekking heeft op eisers. Eisers hebben op de zitting toegelicht dat zij vermoeden dat op de facturen staat vermeld wie, wanneer, over wat met elkaar hebben gesproken. Eisers wensen kennis te nemen van deze informatie. Volgens eisers weegt in dit geval het belang van openbaarmaking zwaarder dan het belang van onevenredige benadeling. Voor zover eisers eerder hebben verzocht om openbaarmaking van het uurtarief, hebben zij medegedeeld dat deze informatie niet meer openbaar hoeft te worden gemaakt.
5. De rechtbank heeft kennis genomen van de door verweerder overgelegde facturen en overweegt als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder gelet op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] zich terecht op het standpunt gesteld dat het belang om onevenredige benadeling van het advocatenkantoor te voorkomen zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking van de facturen. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de informatie kan worden opgemaakt hoe het advocatenkantoor opereert. In de facturen staan een (korte) omschrijving van de uitgevoerde werkzaamheden, de hoeveelheid door de advocaat gewerkte uren en een totaalbedrag vermeld. Verweerder heeft het totaalbedrag reeds openbaar gemaakt. Hierdoor kan bij openbaarmaking met een eenvoudige rekensom worden achterhaald welk uurtarief het advocatenkantoor verweerder in rekening heeft gebracht voor welke specifieke juridische werkzaamheden. Het openbaar maken van de uurtarieven en/of specificaties kan leiden tot een onevenredige benadeling van de concurrentiepositie, omdat andere advocatenkantoren die dezelfde diensten verlenen hun prijzen en tarieven daarop kunnen aanpassen. Daarbij merkt de rechtbank aanvullend het volgende op. Eisers hebben uitvoerig toegelicht waarom zij de omschrijving van de uitgevoerde werkzaamheden willen weten. Op de zitting heeft verweerder laten doorschemeren dat de exacte informatie die eisers willen weten (wie, wanneer, over wat met elkaar heeft gesproken) niet staat vermeld op de facturen. Na kennisneming van de facturen kan de rechtbank deze opmerking van verweerder plaatsen. Ook de rechtbank leest in de geweigerde passages niet de informatie waar eisers naar zoeken.
6. Meer in het algemeen merkt de rechtbank nog op dat hem is gebleken dat tussen eisers en verweerder meerdere geschillen spelen. Op de zitting heeft de rechtbank de indruk gekregen dat tussen partijen enkel nog contact is door middel van (meerdere) juridische procedures waarbij deze procedure niet de laatste lijkt te zijn. Bij de oplossing hiervan is een goed gesprek, waarbij ook echt naar elkaar wordt geluisterd, de eerste stap om te komen tot een uitkomst. Lukt dat niet, dan biedt de bezwarenprocedure daarvoor een herkansing. Komt men er dan nog niet uit, maar is een oplossing wel noodzakelijk, dan kan de weg naar de rechter worden ingeslagen. Die kan ook bindend beslissen voor partijen. Dat kan een voordeel zijn, maar nadeel is vaak dat het leidt tot een win-verliessituatie en het conflict verhardt. Dat nadeel van gerechtelijke procedures kan worden vermeden door in onderling overleg te blijven en te zoeken naar compromissen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep van eisers is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgen.
8. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht is bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Een verzoek op grond van de Wet open overheid.
2.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2421.