Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , te Amstelveen, eiseres,
[werknemer], te Woerden, werknemer.
Inleiding
[de persoon 2] [functie 2] ), [de persoon 3] ( [functie 3] ) en
[de persoon 4] ( [functie 4] ). Verder waren aanwezig: de gemachtigde van het Uwv en de werknemer.
Overwegingen
10 januari 2022. Volgens de arbeidsdeskundige zijn de re-integratie-inspanningen van eiseres onvoldoende geweest en bestaat daarvoor geen deugdelijke grond. Eiseres heeft nog geen adequate interventie afgerond gericht op de verstoorde arbeidsrelatie. Verder is er geen medische onderbouwing waarom re-integratie in passend werk en een intensivering van spoor 2 (het zoeken naar passend werk bij een andere werkgever) niet mogelijk zou zijn geweest. Op grond hiervan heeft het Uwv het primaire besluit genomen.
Het oordeel van de rechtbank
januari 2022 onvoldoende heeft ingespannen om de werknemer intensiever te re-integreren in het tweede spoor.
Ten aanzien van de belastbaarheid voldoet klant niet aan de medische GBM-criteria (Geen Benutbare Mogelijkheden). Er is derhalve een belastbaarheid aan te nemen zoals ook reeds door bedrijfsarts is gesteld o.a. in het Inzetbaarheidsprofiel van december 2020. Er zijn geen aanwijzingen dat er na het deskundigenoordeel sprake is (geweest) van een evidente wijziging van de medische situatie en de belastbaarheid. Een mogelijke multidisciplinair traject waardoor klant mogelijk tijdelijk niet belastbaar zou zijn (aldus bedrijfsarts) kwam niet van de grond. Klant is daarom mijns inziens gedurende de gehele periode vanaf het deskundigenoordeel tot heden belastbaar te achten voor passende werkzaamheden en 2e spoor activiteiten.”
13 juli 2021 heeft aangegeven dat de werknemer niet belastbaar was voor arbeid. De rechtbank wijst er echter op dat het aan de verzekeringsarts is om te bepalen of een werknemer belastbaar is voor arbeid. Zoals uit de rechtsoverwegingen 7.2 en 7.3 blijkt, was dat bij de werknemer het geval.
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
mr. M.M. Mazurel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2024.