ECLI:NL:RBAMS:2024:3763

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 1242
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en informatieplicht van de heffingsambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De naheffingsaanslag van € 75,40 was opgelegd omdat eiseres op 1 februari 2023 haar auto had geparkeerd op een locatie waar parkeerbelasting verschuldigd was, maar geen geldig parkeerrecht had geregistreerd. Eiseres maakte bezwaar tegen de naheffingsaanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar op 20 februari 2023. Eiseres ging hiertegen in beroep.

Tijdens de zitting op 11 juni 2024 heeft eiseres aangevoerd dat er geen parkeerautomaten in de buurt waren en dat er een bord stond dat vijftien minuten gratis parkeren mogelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bord niet het woord 'gratis' bevatte, maar slechts aangaf dat maximaal vijftien minuten mocht worden geparkeerd. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar onvoldoende aan zijn informatieplicht had voldaan, omdat de parkeerautomaten in de nabijheid niet goed bereikbaar waren voor de parkeerder. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende was geïnformeerd over de verplichting om parkeerbelasting te betalen.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd en de naheffingsaanslag herroepen. De heffingsambtenaar werd opgedragen het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden. Voor een proceskostenvergoeding werd geen aanleiding gezien. Eiseres kreeg gelijk in deze zaak, wat de verplichtingen van de heffingsambtenaar betreft.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1242

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2023 heeft verweerder aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd. Eiseres heeft tegen deze naheffingsaanslag bezwaar gemaakt.
Met de uitspraak op bezwaar van 20 februari 2023 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2024. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De auto van eiseres, met kenteken [kenteken] , stond op [datum] om [tijdstip] uur op de locatie [adres] te Amsterdam. Op die parkeerplek en dat tijdstip was parkeerbelasting verschuldigd. Omdat op het moment van controle werd geconstateerd dat er geen geldig parkeerrecht voor het voertuig was geregistreerd, is aan eiseres de naheffingsaanslag van € 75,40 opgelegd. In de bestreden uitspraak is de aanslag gehandhaafd.
2. Bij de bestreden uitspraak heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres de verschuldigde parkeerbelasting niet heeft voldaan. Verweerder is van mening dat hij voldoende duidelijk heeft aangegeven dat er ter plaatse parkeerbelasting betaald moet worden. Ook zijn er volgens verweerder genoeg parkeerautomaten in de buurt.
3. Eiseres vindt dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd. Eiseres voert aan dat op de parkeerstrook waar zij geparkeerd stond een bord staat waarop staat dat er vijftien minuten gratis geparkeerd mag worden. Ook is er geen bord dat aangeeft dat er op die plek betaald moet worden en er staat geen enkele betaalautomaat in de buurt volgens eiseres.
4. Op zitting is duidelijk geworden dat op het parkeerbord niet het woord “gratis” stond. Het bord geeft (slechts) aan dat er maximaal vijftien minuten mag worden geparkeerd. Eiseres geeft toe dat zij dat niet goed heeft gelezen.
5. Volgens vaste rechtspraak rust op de heffingsambtenaar de plicht om ter plaatse kenbaar te maken dat parkeerbelasting verschuldigd is. Van een parkeerder mag echter worden verwacht dat hij bij aanvang van het parkeren voldoende onderzoekt of parkeerbelasting verschuldigd is. [1] Dit houdt in dat hij oplet of hij bebording ‘betaald parkeren’ of een parkeerautomaat passeert en dat hij zich nadat hij heeft geparkeerd inspant om te onderzoeken of voor het parkeren parkeerbelasting verschuldigd is. Uit de jurisprudentie volgt ook dat de onderzoeksplicht inhoudt dat iemand zich vooraf informeert (door een geschikte website te raadplegen), dan wel op de locatie moet uitstappen en (kort) rondlopen om na te gaan of parkeerbelasting betaald moet worden. [2]
6. Verweerder heeft betoogd dat in de nabije omgeving meerdere parkeerautomaten aanwezig zijn. Het betoog van eiseres slaagt echter op dit punt. Ter zitting is door middel van het stratenregister en Google Maps gekeken naar parkeerautomaten in de buurt. Aan de overzijde van de [straat] is een parkeerautomaat te zien. Zoals verweerder op de zitting heeft onderkend ligt het niet voor de hand van deze automaat gebruik te maken vanaf de locatie van de geparkeerde auto, vanwege de verkeerssituatie ter plaatse.
7. De rechtbank stelt verder aan de hand van het stratenregister en Google Maps vast dat de parkeerautomaten die wel aan dezelfde kant van de straat staan grotendeels niet te bereiken zijn, omdat er een groenstrook ligt en er geen nabije bruggen of andere manieren zijn om aan de andere kant van de groenstrook te komen. De stelling van eiseres dat de eerstvolgende parkeerautomaat die aan haar zijde van de straat staat en die voor haar bereikbaar is circa 200 meter verderop gelegen is, is niet door verweerder betwist, en past ook bij het kaartje dat door verweerder is overgelegd. Deze parkeerautomaat is vanaf de parkeerstrook waar eiseres haar auto had geparkeerd niet te zien. De rechtbank heeft verder aan de hand van Google Maps gezien dat de parkeerautomaat, ook als men in die richting loopt, lange tijd slecht zichtbaar blijft door het aanwezige standsgroen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het betoog van eiseres slaagt en dat verweerder niet voldoende aan zijn informatieplicht heeft voldaan.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Eiseres krijgt dus gelijk. Verweerder moet aan eiseres het griffierecht vergoeden. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak;
  • herroept de naheffingsaanslag en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.Y. Exterkate, griffier, op 26 juni 2024.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Gerechtshof Amsterdam 8 januari 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:90.
2.Gerechtshof Amsterdam 11 februari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1033.