In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De naheffingsaanslag van € 75,40 was opgelegd omdat eiseres op 1 februari 2023 haar auto had geparkeerd op een locatie waar parkeerbelasting verschuldigd was, maar geen geldig parkeerrecht had geregistreerd. Eiseres maakte bezwaar tegen de naheffingsaanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar op 20 februari 2023. Eiseres ging hiertegen in beroep.
Tijdens de zitting op 11 juni 2024 heeft eiseres aangevoerd dat er geen parkeerautomaten in de buurt waren en dat er een bord stond dat vijftien minuten gratis parkeren mogelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bord niet het woord 'gratis' bevatte, maar slechts aangaf dat maximaal vijftien minuten mocht worden geparkeerd. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar onvoldoende aan zijn informatieplicht had voldaan, omdat de parkeerautomaten in de nabijheid niet goed bereikbaar waren voor de parkeerder. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende was geïnformeerd over de verplichting om parkeerbelasting te betalen.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd en de naheffingsaanslag herroepen. De heffingsambtenaar werd opgedragen het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden. Voor een proceskostenvergoeding werd geen aanleiding gezien. Eiseres kreeg gelijk in deze zaak, wat de verplichtingen van de heffingsambtenaar betreft.