In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Financiën beoordeeld. Eiser had op 11 februari 2022 een klacht ingediend bij de Belastingdienst, waarna hij een verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens indiende op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De minister van Financiën heeft op 22 juli 2022 een primair besluit genomen, waarin werd gesteld dat de persoonsgegevens van eiser niet in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) voorkomen. Eiser ging in bezwaar, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard op 18 mei 2023. De rechtbank heeft op 18 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van de verweerder.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser voornamelijk informatie wenst over zijn risicoprofiel dat aan hem is gekoppeld, en dat dit risicoprofiel zijn oorsprong zou vinden in een RIEC-signaal. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat de minister van Financiën voldoende heeft aangetoond dat er geen persoonsgegevens van eiser in de FSV of vergelijkbare systemen voorkomen. De rechtbank heeft de zoekslagen die door de minister zijn uitgevoerd als voldoende en navolgbaar beoordeeld. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn persoonsgegevens wel in de FSV of andere systemen voorkomen. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht, en verklaart het beroep ongegrond.