ECLI:NL:RBAMS:2024:4047

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
13/066086-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak overlevering en detentieomstandigheden in Frankrijk

Op 20 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 25 januari 2024 door Frankrijk is uitgevaardigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen algemeen reëel gevaar is op schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in de detentie-instelling Lille-Annoeullin, maar wel in Lille-Loos-Sequedin, gezien de overbevolking in deze laatste instelling. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om de officier van justitie te verzoeken om aanvullende garanties van de Franse autoriteiten over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon.

De zaak betreft een opgeëiste persoon, geboren in Frankrijk, die momenteel gedetineerd is in Nederland. Tijdens de zittingen op 7 mei en 6 juni 2024 zijn de detentieomstandigheden in de Franse instellingen besproken. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op basis van de Overleveringswet (OLW) met 30 dagen verlengd, en de gevangenhouding is eveneens verlengd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat de feiten in het EAB voldoen aan de vereisten van de OLW.

De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 21 mei 2024 geoordeeld dat de detentieomstandigheden in Lille-Loos-Sequedin onvoldoende zijn, met een bezettingsgraad van 160% en onvoldoende persoonlijke ruimte voor gedetineerden. De rechtbank heeft de officier van justitie gevraagd om garanties van de Franse autoriteiten te verkrijgen, zodat de rechten van de opgeëiste persoon gewaarborgd zijn bij een eventuele overlevering. De rechtbank heeft besloten het onderzoek voor onbepaalde tijd te schorsen en de zaak opnieuw te plannen voor uiterlijk 7 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/066086-24
Datum uitspraak: 20 juni 2024
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 6 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 januari 2024 door
the Public Prosecutor to the Judicial Court of Lille, Frankrijk (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in de [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 7 mei 2024
De behandeling van het EAB is na de schorsing van het onderzoek op 23 april 2024 hervat op de zitting van 7 mei 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. A. Neermawatie Nandoe, advocaat in Rijswijk, die heeft verklaard dat de opgeëiste persoon haar uitdrukkelijk heeft gemachtigd om namens hem het woord te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tussenuitspraak 21 mei 2024
Bij tussenuitspraak van 21 mei 2024 [3] heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit aanvullende vragen te stellen over de detentieomstandigheden in de instellingen waar de opgeëiste persoon na overlevering naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, te weten: Lille-Loos-Sequedin en Lille-Annoeullin.
Ook heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding.
Zitting 6 juni 2024
De behandeling van het EAB is hervat op de zitting van 6 juni 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door mr. C.I. Zaad, advocaat in Den Haag, waarnemend voor mr. Neermawatie Nandoe, voornoemd, en een tolk in de Franse taal.
De rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW nogmaals met 30 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de
bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Franse
nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van
the Judicial Court of Lille(Frankrijk) van 23 januari 2024, nummer: 22049000017, onderzoeksnummer: JICABJI922000008.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Frans recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [4]

4.Tussenuitspraak 21 mei 2024

De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 21 mei 2024 geoordeeld dat op basis van het dactyloscopisch onderzoek van 27 februari 2024 ervan wordt uitgegaan dat de opgeëiste persoon de persoon is om wiens overlevering wordt verzocht, [5] dat de omschrijving van de feiten in het EAB voldoet aan de vereisten van artikel 2 OLW en dat de feiten dubbel strafbaar zijn. Ook heeft de rechtbank het onschuldverweer van de opgeëiste persoon verworpen en heeft zij afgezien van de toepassing van de weigeringsgrond van artikel 13 OLW. Deze overwegingen worden in deze uitspraak als herhaald en ingelast beschouwd (met dien verstande dat in plaats van ‘Duitsland’ moet worden gelezen ‘Frankrijk’, zie voetnoot 5).

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Frankrijk

Naar aanleiding van de tussenuitspraak van 21 mei 2024 hebben de Franse autoriteiten op 31 mei 2024 de volgende informatie verstrekt over de detentieomstandigheden in Lille-Loos-Sequedin en Lille-Annoeullin:
“What is the current occupancy rate in the prison unit for male prisoners in pre-trial detention?The current occupancy rate is 160% in LILLE-LOOS-SEQUEDIN and 145% in LILLE-ANNOEULLIN.
How much personal space is available to prisoners detained in an individual cell and a multi-persons cell in the prison unit for male prisoners in pre-trial detention?All the cells, whether single or shared, are 9 m² in LILLE-LOOS-SEQUEDIN and between 9 and 12 m² in LILLE-ANNOEULLIN. Most of them are occupied by two people in LILLE-ANNOEULLIN and by two or three people in LILLE-LOOS-SEQUEDIN.
Does the amount of personal space include or exclude the sanitary facilities, and are these facilities properly shielded?Sanitary facilities are included in the 9 to 12m² surface area. They are located behind walls that allow them to be isolated from the view of fellow inmates.
How many hours per day do prisoners stay in their cell?It depends on the activities they take part in. They are obliged to stay in their cells from 7pm to 7am.
What possibilities do prisoners have for outdoor time, work, sports, education and other activities outside their cell?All its activities are offered, as well as religious worship and visiting rooms.
Are these possibilities accessible to all prisoners?Yes, provided that they behave correctly (no violence towards other inmates, no aggression towards prison staff, no discovery of prohibited objects).
How many hours per day can prisoners participate in these activities?Up to 9 hours.
Do these prisons generally have decent conditions of detention, and will Mr Derradj not be subjected to other circumstances that are considered aggravating factors for poor conditions of detention?Yes. The two prisons are recent establishments that are regularly maintained and have not been the subject of any convictions for unworthy conditions of detention.”
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich naar aanleiding van deze aanvullende informatie op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon in de detentie-instelling van Lille-Annoeullin onvoldoende persoonlijke ruimte zal krijgen en dat het niet realistisch is dat voorlopig gedetineerden in deze instelling tot negen uur per dag aan activiteiten buiten de cel kunnen deelnemen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat de beantwoording van de vragen door de Franse autoriteiten geen aanleiding vormt om voor deze detentie-instellingen een algemeen reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) aan te nemen. Voor zover sprake is van een persoonlijke ruimte van minder van 3 m2 wordt dat voldoende gecompenseerd door de mogelijkheden om tussen 07:00 uur en 19:00 uur tot wel negen uur per dag deel te nemen aan activiteiten buiten de cel. Voor zover de rechtbank dat nodig acht, kan nog aan de Franse autoriteiten worden gevraagd of de vermelde oppervlaktes van de cellen inclusief of exclusief sanitaire voorzieningen zijn.
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de informatie van de Franse autoriteiten van 31 mei 2024 stelt de rechtbank het volgende vast ten aanzien van de detentieomstandigheden van voorlopig gedetineerden in Lille-Annoeullin en Lille-Loos-Sequedin. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat de verstrekte informatie betrekking heeft op de huidige situatie in de genoemde detentie-instellingen, waarbij de overbevolking van 145% in Lille-Annoeullin en 160% in Lille-Loos-Sequedin in aanmerking is genomen.
In Lille-Annoeullin hebben alle cellen een oppervlakte van 9 tot 12 m2, inclusief afgeschermde sanitaire voorzieningen. In het grootste deel van deze cellen worden twee gedetineerden geplaatst. Hieruit leidt de rechtbank af dat de voorlopig gedetineerden in deze detentie-instelling, ondanks de overbevolking, op zijn minst tussen de 3 en 4 m2 persoonlijke ruimte exclusief sanitair hebben. Bovendien blijkt uit de verstrekte informatie dat zij alleen tussen 19:00 en 07:00 uur verplicht op hun cel doorbrengen en dat zij tot negen uur per dag kunnen deelnemen aan verschillende activiteiten die in de detentie-instelling worden aangeboden, waaronder luchten, werk, sport, scholing en bezoek. Anders dan de raadsman heeft betoogd, heeft de rechtbank geen reden om aan deze informatie te twijfelen. Gelet op deze omstandigheden en het gebrek aan andere factoren die het verblijf in deze detentie-instelling zouden kunnen verzwaren, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat voor de in deze instelling voorlopig gedetineerden een algemeen reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling zoals bedoeld in artikel 4 Handvest bestaat.
In Lille-Loos-Sequedin hebben alle cellen, zowel eenpersoons- als meerpersoons, een oppervlakte van 9 m2. De rechtbank gaat ervan uit dat dit inclusief sanitaire voorzieningen is. In het grootste deel van deze cellen zitten twee of drie personen gedetineerd. Uit de verstrekte informatie leidt de rechtbank af dat de voorlopig gedetineerden in deze instelling in het meest negatieve geval, waarin zij met drie personen in deze cellen (inclusief sanitair) verblijven, minder dan 3 m2 persoonlijke ruimte hebben. Dat levert een sterke aanwijzing op voor een schending van het verbod op onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Hoewel de Franse autoriteiten ook ten aanzien van deze instelling hebben aangegeven dat de voorlopig gedetineerden alleen tussen 19:00 en 07:00 uur verplicht zijn op hun cel door te brengen en dat zij tot negen uur per dag kunnen deelnemen aan verschillende activiteiten die in de detentie-instelling worden aangeboden, waaronder luchten, werk, sport, scholing en bezoek, vindt de rechtbank dat in dit geval onvoldoende om de veronderstelde schending van artikel 4 Handvest te weerleggen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er een algemeen reëel gevaar bestaat dat voorlopig gedetineerden in deze detentie-instelling worden blootgesteld aan een onmenselijke of vernederende behandeling.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten voor voorlopig gedetineerden die terecht komen in Lille-Loos-Sequedin, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in deze detentie-instelling, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Teneinde te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de detentieomstandigheden in de detentie-instelling Lille-Loos-Sequedin.
Daarom zal de rechtbank het onderzoek heropenen en de officier van justitie verzoeken om de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen of dit gevaar voor de opgeëiste persoon kan worden weggenomen, hetzij door het verstrekken van de garantie dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden gedetineerd in de detentie-instelling van Lille-Annoeullin, hetzij door het verstrekken van een individuele garantie dat de opgeëiste persoon in de detentie-instelling van Lille-Loos-Sequedin in een cel zal worden geplaatst waarin hem minimaal 3 m2 persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) geboden wordt.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit de hiervoor onder 5. genoemde (individuele) detentiegarantie op te vragen.
VERLENGTopnieuw de termijn waarbinnen de rechtbank uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen, ingaande op het moment waarop de termijn van 150 dagen verstrijkt, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de zaak
zo spoedig mogelijkmaar in ieder geval (vanwege het verstrijken van de beslistermijn op 22 augustus 2024) uiterlijk op 7 augustus 2024 opnieuw op zitting moet worden gepland.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijd, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsvrouw van de opgeëiste persoon.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Franse taal tegen een nader te bepalen datum en tijd.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en A.J. Scheijde, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 juni 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.De rechtbank heeft geconstateerd dat in het tussenvonnis onder 2 abusievelijk ‘Duitsland’ wordt vermeld. Dit moet zijn: ‘Frankrijk’.