ECLI:NL:RBAMS:2024:405

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
10830925 KK EXPL 23-756
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding ontruiming van sociale huurwoning na explosies en sluiting door burgemeester

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Stadgenoot en een huurster, aangeduid als [gedaagde]. De huurster huurt een sociale woning van Stadgenoot, maar de woning is gesloten door de burgemeester op grond van artikel 175 van de Gemeentewet, na meerdere explosies in de nabijheid van de woning. Stadgenoot vorderde ontruiming van de woning, stellende dat de huurster tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. De huurster heeft echter betwist dat zij tekort is geschoten en heeft verklaard dat zij wel degelijk hoofdverblijf in de woning heeft. De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat de huurster tekort is geschoten in haar verplichtingen, en dat er geen aanleiding is om de ontruiming toe te wijzen als ordemaatregel. De vordering van Stadgenoot is afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van terughoudendheid bij ontruimingsvorderingen in kort geding, vooral gezien de ernstige gevolgen van een ontruiming voor de huurder.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10830925 KK EXPL 23-756
vonnis van: 26 januari 2024
func.: 569

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

de stichting Stichting Stadgenoot

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: Stadgenoot
gemachtigde: mr. R.G. Matti, van der Hoeden/Mulder Gerechtsdeurwaarders
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J.R. Versluis.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 12 december 2023, met producties, heeft Stadgenoot een voorziening gevorderd.
De mondelinge behandeling is gehouden op 19 januari 2024. Namens Stadgenoot is verschenen de gemachtigde. [gedaagde] is verschenen vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten naar voren gebracht en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
[gedaagde] huurt van Stadgenoot de woning gelegen aan het adres [adres] – hierna het gehuurde of de woning. Het betreft een sociale huurwoning die is gelegen op de derde en vierde verdieping van het pand. Het woonoppervlak bedraagt 89m2. [gedaagde] en haar dochter staan ingeschreven op het adres van het gehuurde in de Basisregistratie Personen. Stadgenoot is tevens verhuurder van de omliggende woningen.
1.2.
De burgemeester van Amsterdam heeft op 11 november 2023 een bevel tot sluiting van de woning gegeven voor de duur van drie maanden en ingaande per 11 november 2023. De sluiting is gegeven op grond van artikel 175 van de Gemeentewet ter handhaving van de openbare orde. In het besluit is opgenomen:
‘Aanleiding tot sluiting van de woning(…)- Op 3 november 2023 is er omstreeks 02:48 een explosief tot ontploffing gebracht bij de voordeur van portiek behorende bij [locatie 1] . De brievenbus van [adres] was ontzet. Er werden restanten van zwaar illegaal vuurwerk aangetroffen.- Op 26 juni 2023 is er een explosief afgegaan bij de meterkast van de woning aan het [adres] . Deze meterkast bevond zich op de derde verdieping van de flat, tussen twee woningen in. Hierdoor is brand ontstaan.Verder maakt de politie in de bestuurlijke rapportages melding van de volgende incidenten. Op 7 november 2023 heeft er een explosie plaatsgevonden op een adres waar de ex-man( [naam] , kantonrechter)
van een van de bewoners staat ingeschreven. Hij behoort tot de Top 600. Op 23 juni 2020 is één van de bewoners in de woning overvallen door twee mannen met een mes. Na de overval kwamen een aantal mensen in de woning die in de Top 600 zijn opgenomen. Op 1 maart 2019 is er een doorzoeking in de woning geweest door de politie en een vuurwapen aangetroffen. Een bevriend persoon van de bewoners heeft bekend dat het vuurwapen van hem is.Uit buurtonderzoek blijkt dat er grote angst heerst in de omgeving sinds de geweldsincidenten. (…)(…) gelet op haar( [gedaagde] , kantonrechter)
verklaringen dat zij vanwege gevoelens van onveiligheid en haar medische situatie vaak elders verblijft wordt aangenomen dat zij bij een sluiting van de woning een andere plek heeft om te verblijven. Datzelfde geldt voor de andere bewoner, die momenteel elders verblijft, maar ook heeft aangegeven weinig in de woning te verblijven vanwege gevoelens van onveiligheid. De burgemeester heeft de pandeigenaar verzocht om te faciliteren in tijdelijk verblijf elders, maar de pandeigenaar heeft aangegeven dit niet te faciliteren.’
1.3.
[gedaagde] heeft op 9 november 2023 aangifte gedaan van het incident van 3 november 2023. Zij heeft onder meer verklaard dat zij ten tijde van het incident verbleef bij haar zuster in Hoofddorp. Tevens deelde zij mee dat op het moment van de explosie niemand in de woning verbleef. Haar dochter was op dat moment in Marokko. Ze verhuurt haar woning niet aan anderen. Er is geen sprake van afpersing of bedreiging. Haar dochter was in 2018 getrouwd met [naam] . Het huwelijk is gesloten in Marokko. Bij terugkomst in Nederland is [naam] opgepakt en gedetineerd. Tijdens de detentie is haar dochter gescheiden van [naam] . Er is geruime tijd geen contact meer met de familie [naam] .
1.4.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, afdeling Publiekrecht, teams Bestuursrecht, heeft bij vonnis van 22 december 2023 het verzoek tot schorsing van het besluit afgewezen. In het vonnis heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de sluiting van de woning niet is gericht op [gedaagde] als bewoonster maar op herstel van de openbare orde. Dat [gedaagde] geen persoonlijk verwijt van het incident kan worden gemaakt, hetgeen erkend is door de gemachtigde van de burgemeester van Amsterdam, doet daar niet aan af.
1.5.
De gemachtigde van Stadgenoot heeft per brief van 17 november 2023 [gedaagde] gesommeerd de huur van de woning op te zeggen. [gedaagde] heeft daar geen gehoor aan gegeven.

Vordering en verweer

2. Stadgenoot vordert na wijzing van eis ter zitting dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot:
a. ontruiming van het gehuurde;
b. betaling van € 589,39 per maand vanaf dagvaarding tot de daadwerkelijke ontruiming;
c. betaling van de proceskosten.
3. Stadgenoot stelt daartoe – kort gezegd – dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen als huurder als bedoeld in 7:213 jo 7:214 jo. 7:244 Burgerlijk Wetboek (BW). [gedaagde] heeft het gehuurde niet daadwerkelijk voor haarzelf als woonruimte gebruikt en daar haar hoofdverblijf niet onafgebroken gehouden. Stadgenoot legt verklaringen over van omwonenden op dit punt. [gedaagde] heeft het gehuurde aan derden in gebruik gegeven dan wel onderverhuurd. Dit is zonder toestemming van Stadgenoot gebeurd. Bovenal echter zijn de ernstige wanordelijkheden die tot de sluiting van de woning hebben geleid en de zorgplicht die Stadgenoot heeft ten aanzien van haar goederen en de veiligheid van omwonenden aanleiding geweest voor Stadgenoot om ontruiming te vorderen. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
4. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer en voert – kort gezegd – aan dat het spoedeisend belang ontbreekt. De vermoedens ter zake van het hoofdverblijf spelen al langer. Van de explosies kan [gedaagde] geen verwijt worden gemaakt. [gedaagde] houdt overigens wel hoofdverblijf in het gehuurde. Zij legt verklaringen van familie en vrienden over die dit bevestigen. Ze verblijft er 70% van de tijd. Voor het overige verblijft zij bij haar zuster in Hoofddorp dan wel bij een vriendin die aan de [locatie 2] woont. [gedaagde] is in 2019 gediagnosticeerd met kanker als gevolg waarvan zij zware behandelingen heeft ondergaan. Zij is niet altijd in staat om de trappen te lopen die naar haar appartement leiden. Gelet daarop verblijft zij op die momenten bij haar zus dan wel haar vriendin. [gedaagde] heeft aangifte gedaan van de explosies en daar uitvoerig over verklaard bij de politie. Zij heeft geen idee wie hierachter zit en wordt niet persoonlijk bedreigd. Zij is niet betrokken bij een strafzaak als benadeelde of verdachte. Zij heeft veel later pas vernomen dat er een explosie is geweest bij de ex-man van haar dochter. Zij ziet geen verband tussen de explosies. Haar dochter is in het verleden getrouwd geweest met een crimineel maar heeft deze nare periode achter zich gelaten. Zij is thans zwanger van een andere man en verblijft in Marokko ten gevolge van complicaties bij de zwangerschap. [gedaagde] heeft eerder al in verband met haar medische situatie Stadgenoot verzocht haar een andere woning op de begane toe te wijzen. Dat heeft Stadgenoot geweigerd. Stadgenoot weigert een positieve verhuurdersverklaring af te geven.
5. De overige stellingen en verweren van partijen komen voor zover van belang bij de beoordeling aan de orde.

Beoordeling

6. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Stadgenoot in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het volgende is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
7. De gevorderde ontruiming is toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de kantonrechter in een bodemprocedure over zal gaan tot ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet – volgens vaste jurisprudentie – grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kort gedingprocedure geen plaats is voor een – diepgaand – onderzoek naar bestreden feiten en ten tweede de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
Spoedeisend belang
8. Het spoedeisend belang is in deze zaak gegeven. Het incident is, gelet op de zwaarte ervan, afdoende reden voor Stadgenoot om handelend op te treden. Dat geldt ook voor het geval er sprake zou zijn van het niet houden van het hoofdverblijf in het gehuurde indien dit een tekortkoming zou opleveren.

Hoofdverblijf/In gebruik geven/Overlast/Onderhuur

9. Stadgenoot beschikt niet over een huurovereenkomst waarin een verplichting is opgenomen tot het houden van hoofdverblijf in het gehuurde. Stadgenoot grondt de verplichting tot het houden van hoofdverblijf op de wet. Daar volgt de kantonrechter Stadgenoot niet in. Wel kan van [gedaagde] verwacht worden dat zij de verantwoordelijkheid draagt voor hetgeen in en om het gehuurde gebeurt en dat zij daar voldoende toezicht op houdt. [gedaagde] heeft gesteld 70% van de tijd aanwezig te zijn op de woning. [gedaagde] heeft verklaringen in het geding gebracht die haar stellingen ondersteunen. Stadgenoot heeft verklaringen in het geding gebracht waaruit volgt dat [gedaagde] niet veelvuldig in de woning is en deze aan derden in gebruik geeft. Dat laatste is ook door [gedaagde] weersproken. Haar zoons zouden veelvuldig op bezoek komen, waaronder haar minderjarige zoons die in Marokko wonen. Dat [gedaagde] haar zoons in de woning ontvangt is normaal. Dat zou anders zijn indien deze voor overlast zorgen. Stadgenoot heeft een verklaring in het geding gebracht van één incident met betrekking tot een rol tapijt waarna buren van [gedaagde] zouden zijn bedreigd. Dit incident dateert van december 2022. Ter zake dit incident ontbreekt in ieder geval de spoedeisendheid voor deze procedure. Ter zake van onderhuur is niets substantieels gesteld. Deze procedure leent zich daarnaast niet voor een nader onderzoek naar de feiten.
Sluiting woning
10. De directe aanleiding voor het sluiten van de woning is geweest de explosie op 3 november 2023 waarbij tevens de explosie van 26 juni 2023 is betrokken. Stadgenoot is vervolgens ook overgegaan tot de sommatie van 17 november 2023 en dit kort geding. De kantonrechter heeft kennis genomen van de voorgeschiedenis maar die kan geen rol spelen bij de beoordeling van de gevorderde ontruiming. De kantonrechter is ervan doordrongen dat deze explosies voor grote onrust onder de omwonenden hebben gezorgd. Dat neemt echter niet weg dat beoordeeld dient te worden of [gedaagde] hiervan een verwijt kan worden gemaakt dan wel of de situatie thans zo dreigend is dat een ordemaatregel is vereist. Dat is een verschil met het toetsingskader van de bestuursrechter die, zoals ook is overwogen in het vonnis van 22 december 2023, zich richt op herstel van de openbare orde.
11. De burgemeester is overgegaan tot sluiting op grond van artikel 175 van de Gemeentewet en derhalve met het oog op herstel van de openbare orde. De burgemeester is niet overgegaan tot sluiting op grond van artikel 174a Gemeentewet, waarbij het gebruik van de woning leidt tot sluiting daarvan en waarbij dus (eerder) het verwijtbaar handelen door degene die de woning gebruikt een rol zal spelen. In dat geval kan een verhuurder de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbinden op grond van artikel 7:231 lid BW, hetgeen niet mogelijk is bij sluiting op grond van artikel 175 Gemeentewet. Gelet daarop zal er in het geval van sluiting op grond van artikel 175 Gemeentewet meer terughoudendheid dienen te worden betracht dan met een sluiting op grond van artikel 174a Gemeentewet ter zake van een vordering tot ontruiming.
12. Vast staat dat [gedaagde] en haar dochter niet zijn aangemerkt als verdachten. Ook zijn er geen aanwijzingen dat zij de explosies zouden hebben uitgelokt of daar anderszins verantwoordelijk voor zijn. In het vonnis van de voorzieningenrechter (1.4) is aan de orde gekomen dat in ieder geval [gedaagde] geen persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Dat is ook in deze procedure niet voldoende aannemelijk geworden. Daarmee is voldoende aannemelijk dat [gedaagde] en haar dochter eveneens slachtoffer zijn van deze explosies. De gestelde tekortkoming is dan ook niet aannemelijk. Ter zitting heeft [gedaagde] daaraan toegevoegd dat zij geen alternatief heeft voor deze woonruimte. Zij is bereid om te verhuizen maar daar werkt Stadgenoot niet aan mee.
Conclusie
13. Gelet op het al het voorgaande is onvoldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst in die zin dat op dit moment voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst.
14. Ter zitting is gebleken dat er thans geen personen als verdachten zijn aangemerkt ten aanzien van de explosies. Voorts is niets meegedeeld over een mogelijke concrete dreiging op dit moment. Dat betekent dat er nu ook geen aanleiding is om de ontruiming toe te wijzen als ordemaatregel.
Proceskosten
15. Bij deze uitkomst wordt Stadgenoot veroordeeld in de kosten van de procedure als hierna te melden.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Stadgenoot in de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 529,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Stadgenoot tot betaling van de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 66,00 aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter