In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 9 juli 2024, in de zaak tussen eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, is het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend voor een computervoorziening voor thuiswerken, inclusief vergoeding van installatiekosten en lopende kosten van een internetaansluiting. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag door verweerder was afgewezen omdat de gevraagde voorziening als algemeen gebruikelijk werd beschouwd. Eiser, die sinds 2001 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), had aangevoerd dat hij afhankelijk was van een computer voor zijn re-integratietraject. De rechtbank stelde vast dat de voorzieningen die eiser vroeg, niet specifiek bedoeld zijn voor personen met een beperking en dat de kosten niet hoger zijn dan voor valide personen. Eiser had ook verzocht om heropening van het onderzoek vanwege gewijzigde omstandigheden, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank concludeerde dat het besluit van verweerder niet onrechtmatig was en dat eiser geen recht had op schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de toepassing van het Nederlands bestuursprocesrecht en de rechten van eiser onder de Algemene wet bestuursrecht.