12.10.Ingeval de Contractant in verzuim is, is hij een vergoeding voor de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte verschuldigd alsmede de wettelijke rente voor iedere kalenderdag dat betaling te laat wordt verricht, onverminderd het bepaalde in artikel 11. De vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten wordt vastgesteld conform de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten. (…).”
14. Het beding bevat zowel een bepaling over rente als incassokosten. Nu deze bepalingen geen zodanig verband met elkaar hebben dat zij niet van elkaar kunnen worden gescheiden, worden ze afzonderlijk getoetst.
15. Nu voor de verschuldigdheid van wettelijke rente wordt aangesloten bij de wet, wordt dit deel van het beding als niet oneerlijk beschouwd. De rente is toewijsbaar over de hoofdsom vanaf de datum van verzuim. Nu Eteck deze datum niet heeft gesteld, wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf datum dagvaarding.
16. Dat geldt niet voor de bepaling met betrekking over de incassokosten. Ook het product- en tarievenblad 2020 bevat een beding over incassokosten, namelijk dat de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten een wettelijk percentage van het factuurbedrag bedraagt, met een minimumbedrag van € 40,00. Op grond van deze bepaling in combinatie met artikel 12.10 van de algemene leveringsvoorwaarden is de consument bij betalingsverzuim direct een minimum van € 40,00 aan incassokosten verschuldigd, terwijl volgens de wet daarvoor eerst een zogenoemde veertiendagenbrief (die voldoet aan de door de Hoge Raad gestelde eisen, vgl. ECLI:NL:HR:2016:2704) is vereist. Dat de vergoeding volgens de bedingen wordt vastgesteld conform de wet doet daar naar voorlopig oordeel niet aan af, aangezien dat uitsluitend iets zegt over de vaststelling van de hoogte van de kosten. Nu de bedingen ertoe kunnen leiden dat meer incassokosten voor rekening van [gedaagde] kunnen komen dan wettelijk is toegestaan, is aannemelijk dat deze in een bodemprocedure zouden worden vernietigd. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden daarom niet toegewezen. 17. Ten aanzien van de gevorderde afsluiting van levering van warmte geldt dat ingevolge artikel 4b sub e van de per 1 april 2023 gewijzigde Warmteregeling is bepaald dat de levering van warmte kan worden beëindigd wegens wanbetaling, op grond van artikel 5 lid 1, 5b of 6 van de regeling. Dat betekent – kort gezegd – onder meer dat de desbetreffende leverancier de verbruiker ten minste driemaal een schriftelijke herinnering verstrekt en dat hij daarin wijst op de mogelijkheid van een betalingsregeling. Daarnaast moet hij de verbruiker wijzen op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening en biedt hij aan met schriftelijke toestemming van de verbruiker, diens gegevens en informatie over de hoogte van de schuld aan een instantie voor schuldhulpverlening te verstrekken. Verder moet de leverancier in de herinneringen vermelden dat de verbruiker niet wordt afgesloten als de artikelen 5 lid 1, 5b of 6 van de regeling van toepassing zijn en moet de leverancier zich tot het uiterste inspannen om, zo nodig herhaaldelijk en via diverse communicatiekanalen, in persoonlijk contact te treden met de verbruiker en biedt hij de verbruiker een redelijke en passende betalingsregeling aan.
18. Er is vooralsnog onvoldoende gebleken dat aan al deze vereisten is voldaan. Eteck heeft gesteld dat schriftelijke herinneringen zijn verstrekt aan [gedaagde] waarin een nakomingstermijn van veertien dagen is gesteld, een betalingsregeling is aangeboden en is gewezen op schuldhulpverlening, maar deze zijn niet in het geding gebracht. Uit het door Eteck gestelde betalingsoverzicht blijkt weliswaar dat betalingsregelingen zijn getroffen, maar op basis daarvan kan niet worden vastgesteld dat dit redelijke en passende regelingen zijn geweest. Ook kan uit de in het geding gebrachte verslaglegging van het contact tussen [gedaagde] en het door Eteck ingeschakelde incassobureau worden opgemaakt dat [gedaagde] is gewezen op schuldhulpverlening en dat een vroeghulpsignalering bij de gemeente is gedaan. Welke informatie aan schuldhulpverlening is verstrekt, blijkt daaruit evenwel niet. Bovendien dateert de vroeghulpsignalering van oktober 2023. Na die tijd is de schuld van [gedaagde] opgelopen, zodat het op grond van artikel 5a lid 1 onder b van de Warmteregeling op de weg van Eteck had gelegen om nieuw signaal te sturen aan de gemeente om de informatie te actualiseren. Een en ander leidt er toe de vorderingen tot afsluiting en tijdelijke ontruiming in dit kort geding wordt afgewezen.
19. De vordering tot betaling van de toekomstige, nog te vervallen termijnen tot het moment dat de levering van bron is beëindigd, wordt afgewezen nu de afsluiting wordt afgewezen.
20. [gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief de nakosten) betalen. De proceskosten van Eteck worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding € 113,54;
- griffierecht € 496,00;
- salaris gemachtigde € 543,00;
- nakosten
Totaal € 1.220,54