ECLI:NL:RBAMS:2024:4293

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
23/5417
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering en de consistentie van medische beoordelingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 12 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn WIA-uitkering per 17 juni 2022 beoordeeld. Eiser, die als zelfstandig kok werkte, heeft meerdere WIA-aanvragen ingediend, waarvan de laatste op 13 maart 2022. De aanvraag werd afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op 1 november 2022, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 11 augustus 2023 eveneens afgewezen. Eiser betwist de zorgvuldigheid van het bestreden besluit en stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen, waaronder problemen met lopen en omgaan met hitte, en dat zijn restklachten van een klaplong niet goed zijn meegewogen.

De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank concludeert dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn opgesteld en dat de conclusies logisch voortvloeien uit de bevindingen. Eiser heeft geen overtuigende medische onderbouwing gepresenteerd om zijn stellingen te onderbouwen. De rechtbank wijst erop dat de verschillende uitkomsten van de ziektewet- en WIA-beoordeling niet inconsistent zijn, maar voortkomen uit de toepassing van verschillende toetsingskaders. Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiser geen recht heeft op de WIA-uitkering en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/5417

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. G.J. Mulder),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn WIA [1] -uitkering per 17 juni 2022.
2. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3. De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser, samen met zijn gemachtigde deelgenomen. Ook de heer A. Jamal Abdilahi was hier als tolk Engels bij aanwezig. De gemachtigde van verweerder heeft digitaal deelgenomen.

Wat aan deze procedure voorafging

4. Eiser is uitgevallen op 19 juni 2020. Hij was werkzaam als zelfstandig kok voor 20,59 uur. Dit dienstverband eindigde van rechtswege op 1 september 2020. Over de jaren heeft eiser meermaals een WIA-aanvraag gedaan, de laatste op 13 maart 2022.
5. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 1 november 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 augustus 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Standpunten eiser
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Daarnaast worden er volgens eiser te weinig beperkingen aangenomen ten aanzien van zijn vermogen om te kunnen lopen en om kunnen omgaan met hitte. Verweerder heeft tevens zijn restklachten als gevolg van een klaplong onvoldoende meegewogen. Eiser stelt zich als laatste op het standpunt dat er een onafhankelijke externe deskundige moet worden aangesteld.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht geen WIA-uitkering aan eiser heeft toegekend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
8. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt berekend door het inkomen per uur dat eiser nog zou kunnen verdienen als hij niet door ziekte of gebrek zou zijn getroffen (het maatmaninkomen), te vergelijken met het uurloon dat hij met gangbare arbeid [2] nog kan verdienen. Uit deze vergelijking blijkt voor hoeveel procent eiser door zijn ziekte in inkomen achteruitgaat. Dit percentage is de mate van arbeidsongeschiktheid.
10. In artikel 2 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Sb) is geregeld dat de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek. De rapporten van de verzekeringsartsen moeten volgens artikel 4 van het Sb aan een aantal voorwaarden voldoen. De rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en moeten conclusies bevatten die logisch voortvloeien uit de bevindingen. Als aan die voorwaarden wordt voldaan, mag verweerder uitgaan van de juistheid van deze rapporten. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen, dan wel onjuistheden bevatten.
Is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest?
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft medisch onderzoek verricht en haar bevindingen neergelegd in een rapport van 19 mei 2023. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft haar bevindingen gebaseerd op dossiergegevens, het bezwaarschrift met aanvullende gronden en een fysieke hoorzitting/spreekuur op 17 april 2023. Tijdens dat spreekuur is eiser onderzocht en is met hem gesproken over onder andere zijn klachten, de behandeling daarvan en zijn daginvulling. De rechtbank heeft geen tegenstrijdigheden aangetroffen in de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en haar conclusies vloeien logisch voort uit haar bevindingen.
Is de medische beoordeling juist?
12. Niet in geschil is dat eiser beperkingen heeft. Eiser voert echter aan dat zijn beperkingen verdergaand zijn dan is weergeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Deze beperkingen zouden onder andere moeten blijken uit het in beroep ingebrachte medicatieoverzicht, nu daaruit volgens eiser volgt dat eiser diverse aandoeningen heeft die ook al op de datum in geding speelde. Dat eiser diverse aandoeningen heeft, is al onderkend door verweerder. Er zijn om die reden ook beperkingen aangenomen. Dat uit dit medicatieoverzicht zou blijken dat eiser meer of andere aandoeningen heeft dan die waarmee de verzekeringsartsen rekening hebben gehouden, is de rechtbank niet gebleken. Voor het aannemen van meer beperkingen vanwege deze aandoeningen, voor bijvoorbeeld de restklachten van de klaplong, is geen medische onderbouwing ingebracht door eiser. Voor zover eiser stelt dat hij als gevolg van het gebruik van bepaalde medicatie meer beperkingen heeft dan zijn aangenomen, blijkt dat niet uit het medicatieoverzicht en heeft eiser dit ook anderszins niet onderbouwd.
Verschil Zw [3] - en WIA-beoordeling
13. Eiser heeft verder aangevoerd dat het onbegrijpelijk (want tegenstrijdig) is dat hij voor de Zw wel als arbeidsongeschikt is beoordeeld en voor de WIA niet. Zijn klachten zijn namelijk ongewijzigd of zelfs erger geworden. Verweerder heeft toegelicht in zijn aanvullende reactie van 16 mei 2024 dat voor de Zw-beoordeling is beoordeeld of eiser arbeidsongeschikt was voor de maatgevende arbeid van zelfstandig kok. Eiser is hiervoor de gehele wachttijd ongeschikt geacht en is hiervoor ook in het kader van de WIA-beoordeling ongeschikt bevonden. Bij een WIA-beoordeling is daarnaast beoordeeld wat hij nog kan verdienen met andere gangbare arbeid, zoals ook in rechtsoverwegingen 8 en 9 hiervoor is uitgewerkt. Uit deze beoordeling volgt dat eiser andere arbeid kan verrichten, waarmee hij nog 79,86% van zijn maatmaninkomen kan verdienen zodat sprake is van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 20,14%.
14. De rechtbank ziet in de verschillende uitkomsten van de Zw- en de WIA-beoordeling geen aanleiding om te oordelen dat sprake is van een inconsistente medische (of arbeidskundige) beoordeling. De andere uitkomst wordt verklaard door de verschillende toetsingskaders en gesteld noch gebleken is dat verweerder in het kader van de Zw-beoordeling heeft aangenomen dat eiser meer of andere beperkingen heeft.
15. De rechtbank concludeert dat de rapporten van de verzekeringsartsen op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, consistent zijn en dat de daarin getrokken conclusies logisch voortvloeien uit de bevindingen van de verzekeringsartsen. Daarom heeft verweerder die rapporten aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen. In het verlengde daarvan ziet de rechtbank geen aanleiding voor het instellen van een onafhankelijke externe deskundige. Daarbij is, gelet op de criteria die zijn geformuleerd in het arrest Korošec [4] , nog van belang dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om informatie van zijn behandelaren in de procedure in te brengen.
16. Eiser heeft geen specifieke gronden tegen de arbeidskundige beoordeling aangevoerd.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Speksnijder, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. van der Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Gangbare arbeid is alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe eiser met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (zie artikel 6, derde lid van de Wet WIA).
3.Ziektewet.
4.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226.