In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het opleggen van een bestuurlijke boete voor het verhuren van een woonruimte aan toeristen zonder de benodigde vergunning en wegens schending van de meldplicht voorafgaand aan de vakantieverhuur. Eiseres, eigenaar van de woning, heeft in de periode van oktober tot december 2021 de woning verhuurd zonder vergunning en zonder vooraf te melden bij de gemeente. De rechtbank heeft het beroep op 29 maart 2024 behandeld, maar verweerder was niet op de zitting verschenen. Na het indienen van een reactie door verweerder op 18 april 2024, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder nadere zitting.
Verweerder had eerder een bestuurlijke boete van € 11.600,- opgelegd, maar na bezwaar van eiseres is deze boete verlaagd naar € 3.000,- op basis van nieuw beleid dat op 1 januari 2023 in werking is getreden. Eiseres betoogde dat de boete niet evenredig was, omdat zij later een vergunning had verkregen en niet op de hoogte was van de meldplicht. De rechtbank oordeelt dat eiseres de Hvw heeft overtreden en dat er geen sprake is van verminderde verwijtbaarheid. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat de boete op nihil zou moeten uitkomen, omdat zij op de hoogte had kunnen zijn van de vergunning- en meldplicht. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.