Op 24 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 21 mei 2024, en de behandeling vond plaats op 10 juli 2024. De opgeëiste persoon, geboren in Somalië en met de Britse nationaliteit, had afstand gedaan van zijn recht om bij de zitting aanwezig te zijn. Zijn raadsman, mr. J.L. L'Homme, heeft het woord gevoerd en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten volgens het recht van het Verenigd Koninkrijk. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in de Britse gevangenissen beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling is in de Penitentiaire Inrichting HMP Belmarsh, waar de opgeëiste persoon waarschijnlijk zal worden geplaatst. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Aanhoudingsbevel voldoet aan de eisen van de wet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.
De rechtbank heeft op basis van de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de Wet wapens en munitie, en de Uitvoeringswet geoordeeld dat de overlevering van de opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk moet worden toegestaan. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en mrs. O.P.M. Fruytier en A.L. op ‘t Hoog, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.W. van der Hoek. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.