In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om de afwikkeling van de verdeling tussen ex-echtgenoten na een deskundigenbericht over de exploitatie van twee bedrijfshallen. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.P. Heeren, vordert betaling van een bedrag van € 79.267,43 van de gedaagde, die wordt bijgestaan door mr. B.N. Voogd. De rechtbank heeft eerder in een vonnis van 10 juli 2019 al een beslissing genomen over de exploitatie van de bedrijfshallen, en in deze procedure is een deskundige benoemd om de financiële situatie te onderzoeken. De deskundige heeft op 4 maart 2024 een rapport uitgebracht waarin hij concludeert dat de gedaagde nog een bedrag van € 21.643,01 aan de eiseres moet betalen, gebaseerd op de verdeling van het positieve exploitatieresultaat van de bedrijfshallen. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseres grotendeels toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de proceskosten. De vorderingen van de gedaagde in reconventie zijn afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de deskundige zijn taak correct heeft uitgevoerd en dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen. De uitspraak is gedaan op 3 juli 2024.