Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 augustus 2024 in de zaak tussen
[verzoeker] , uit Amsterdam, verzoeker
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
€ 5.353,23 bijgeschreven en € 5.689,05 afgeschreven. Verzoeker heeft toegelicht dat hij tijdens zijn relatie met [naam] de creditcard heeft aangevraagd voor plannen die ze samen hadden, maar ook voor eigen gebruik. Nadat verzoeker en [naam] uit elkaar zijn gegaan heeft hij toegestaan zij de creditcard bleef gebruiken, zolang zij ervoor zorgt dat de creditcard uiterlijk de 27e van de maand is bijgevuld. Hoewel uit de bankafschriften blijkt dat er inderdaad geld door [naam] aan verzoeker wordt betaald, wat hij vervolgens weer doorstort op de creditcard, zijn er ook andere stortingen en transacties te zien op de bankafschriften waarvan op dit moment nog niet duidelijk is geworden waar deze geldstromen vandaan komen. Gelet op de verwevenheid tussen de financiën van [naam] en verzoeker en het feit dat de rekeningen niet inzichtelijk zijn, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college tot de conclusie kon komen dat het vermogen van verzoeker niet is vast te stellen. Het vermogen van verzoeker dient in bezwaar dan ook nader te worden onderzocht. Dat verzoeker de creditcard inmiddels heeft geblokkeerd, kan worden meegenomen in de heroverweging, maar maakt niet dat het college op dit moment niet tot het bestreden besluit had kunnen komen.