ECLI:NL:RBAMS:2024:4853

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
71/118569-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en het aanwezig hebben van lachgas

Op 28 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en het aanwezig hebben van lachgas. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een Sur Arms, model M9 pistool, en een patroonmagazijn met 14 stuks 9x19mm kogelpatronen, alsook van het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid lachgas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 april 2024 een doorzoeking onderging in zijn woning, waar het vuurwapen werd aangetroffen. De verdachte had de tas met het wapen in de kledingkast van zijn broertjes gelegd, wat leidde tot de conclusie dat hij beschikkingsmacht had over het wapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen, ondanks zijn ontkenning tijdens de zitting. In zaak B, die betrekking had op het lachgas, werd vastgesteld dat de verdachte op 27 januari 2024 samen met anderen lachgas gebruikte in een auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medepleger was van het aanwezig hebben van lachgas, ondanks het ontbreken van een NFI-rapport over de exacte hoeveelheid. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan gedragsinterventies.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 71/118569-24 (zaak A), 13/029703-24 (zaak B)
(ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering tenuitvoerlegging: 23/000171-23
Datum uitspraak: 28 juni 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] ,
thans gedetineerd in: [plaats detentie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juni 2024.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E.H. de Bruijn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. Ettalhaoui, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlasteleggingen

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
ten aanzien van zaak A
hij op of omstreeks 24 april 2024, te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
een vuurwapen als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie III van de Wet wapens en
munitie, te weten een Sur Arms, model M9 pistool en/of een patroonmagazijn van
het merk Mec-Gar model M9 en/of munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2, categorie III, te weten 14 stuks 9x19mm kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van zaak B
hij op of omstreeks 27 januari 2024 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad tien, althans meerdere, cilinders met (in totaal) ongeveer 5,14 kilogram distikstofmonoxide (lachgas), althans in elk geval een hoeveelheid lachgas, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel het in zaak A als het in zaak B tenlastegelegde kan worden bewezen op grond van de inhoud van het dossier. Ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde heeft de officier van justitie aangevoerd, dat slechts een hoeveelheid lachgas kan worden bewezen, omdat uit het dossier niet duidelijk wordt wat het precieze gewicht is van inhoud van de lachgas tanks.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van zaak A
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde vuurwapenbezit. Om tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van het vuurwapen, de munitie en het patroonmagazijn te komen, moet worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze spullen in zijn woning en dat hij hierover ook de beschikkingsmacht had. Verdachte heeft steeds verklaard dat hij de tas heeft aangenomen en daar een vergoeding voor kreeg, maar dat hij niet wist dat er een vuurwapen in zat. Dat verdachte tijdens het vooronderzoek op meerdere momenten heeft verklaard dat het vuurwapen van hem was, berust op een misverstand. Op basis van het dossier kan dan ook slechts worden vastgesteld dat verdachte de beschikkingsmacht had, omdat hij de tas heeft aangenomen en in de kledingkast in zijn woning heeft gelegd. Niet is vast te stellen dat verdachte zich daarbij bewust is geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen.
Ten aanzien van zaak B
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde wegens gebrek aan wettig bewijs. Daartoe heeft hij aangevoerd dat een rapport van het NFI ontbreekt waarin de hoeveelheid lachgas en de benaming van de stof worden vastgesteld. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Zaak A
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie allereerst is vereist dat de verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 april 2024 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan [adres 1] , naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) dat verdachte zich mogelijk schuldig zou maken aan de voorbereiding van een gewelddadige beroving. Tijdens de doorzoeking is in de kledingkast in de slaapkamer van de broertjes van verdachte, in een tas een wapen voorzien van een patroonmagazijn met patronen aangetroffen. Dit wapen is door de politie inbeslaggenomen. Uit het wapenonderzoek bleek dat het ging om een pistool van het merk Sur Arms (model M9) voorzien van een patroonmagazijn van het merk Mec-Gar (model M9) met 14 stuks kogelpatronen van het kaliber 9x19mm.
Beschikkingsmacht
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij bij zijn moeder in de woning aan [adres 1] verblijft. Verdachte staat daar ingeschreven en ook zijn moeder heeft bevestigd dat haar zoon daar woont en daar ook verbleef tijdens haar afwezigheid vanwege vakantie in het buitenland. Daarmee is verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewoner van de woning waar het pistool en de patronen zijn aangetroffen. De rechtbank overweegt dat een bewoner in beginsel verantwoordelijk kan worden gehouden voor de goederen die zich in zijn of haar woning bevinden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de tas, waarin het pistool zat, in de kledingkast van zijn broertjes heeft gelegd. Gelet op de plaats waar het pistool en de patronen zijn aangetroffen en de verklaring van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte de beschikkingsmacht had over het pistool en de patronen.
Bewustheid
Verdachte heeft meerdere verklaringen afgelegd. Bij de hulpofficier van justitie heeft verdachte verklaard dat het in de woning aangetroffen pistool van hem is en dat hij het in de woning heeft gelegd. Tijdens het eerste verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat het pistool van hem is en dat hij het daar heeft neergelegd maar dat niemand daarvan af wist. Ook bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat het pistool van hem is, dat niemand wist dat het daar lag en dat hij het daar heeft neergelegd. In de raadkamer en ter terechtzitting heeft verdachte een andere verklaring afgelegd. Hij had voor een kennis de tas in bewaring genomen, kreeg daar een vergoeding voor maar wist niet dat er een pistool in de tas zat.
De rechtbank acht de verklaring die verdachte in de raadkamer en ter terechtzitting heeft afgelegd, namelijk dat hij niet wist dat er een pistool in de tas zat, gelet op zijn eerder afgelegde verklaringen niet geloofwaardig. Verdachte heeft meermalen verklaard dat het zijn pistool is en dat hij het in de woning heeft gelegd. De rechtbank gaat hier dan ook vanuit en schuift zijn latere, andersluidende verklaringen terzijde. Dat betekent dat verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van het pistool en de patronen in de woning. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte het pistool dat was voorzien van een patroonmagazijn met patronen voorhanden heeft gehad.
3.3.2.
Zaak B
Feiten en omstandigheden
Op 27 januari 2024 hebben de verbalisanten de opdracht gekregen om naar [straatnaam] in Amsterdam te gaan, omdat daar drie mannen in een auto lachgas aan het gebruiken zouden zijn. Ter plaatse zien de verbalisanten een Volkswagen staan waarin drie mannen zitten, waarbij de twee passagiers een ballon in hun mond hebben. De passagier die voorin in het voertuig zit blijkt verdachte te zijn. De verbalisanten zien dat beide passagiers ballonnen vullen uit een lachgas tank en de inhoud van de ballonnen inhaleren. De verbalisanten herkennen de geelkleurige tanks als de bekende lachgas tanks waarin lachgas zit.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met zijn vrienden in de auto lachgas heeft gebruikt en dat hij wist dat er lachgas in de tanks zat. Dat er geen rapport is opgemaakt door het NFI met betrekking tot de inhoud van de tanks, leidt, anders dan de verdediging betoogt, niet tot vrijspraak. Naast de erkenning door verdachte dat hij lachgas heeft gebruikt herkenden de verbalisanten de gele tanks als de hun bekende lachgas tanks en zagen zij dat beide passagiers ballonnen vulden uit de tanks waarna zij de inhoud van de ballonnen inhaleerden. Uit deze uiterlijke verschijningsvormen en de verklaring van verdachte over zijn lachgasgebruik leidt de rechtbank dan ook af dat er lachgas in de tanks zat.
Met de officier van justitie en de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier niet het exacte gewicht van het bij verdachte aangetroffen lachgas kan worden vastgesteld. Weliswaar blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen dat er tien lachgas tanks in de auto zijn aangetroffen, maar hier zaten volgens de politie hoogstwaarschijnlijk ook gebruikte tanks bij. Gelet daarop zal de rechtbank ten aanzien van de cilinders met lachgas die in de tenlastelegging worden genoemd, bewezen verklaren dat verdachte op 27 januari 2024 cilinders met ‘een hoeveelheid’ lachgas aanwezig heeft gehad.
De rechtbank acht het medeplegen bewezen, nu de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de twee andere mannen in voldoende mate is komen vast te staan. Dit blijkt uit het feit dat de drie mannen samen in de auto zaten, daar lachgas gebruikten en de lachgas tanks daar ook zijn aangetroffen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlagevervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van zaak A
op 24 april 2024, te Amsterdam, een vuurwapen als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een Sur Arms, model M9 pistool en een patroonmagazijn van het merk Mec-Gar model M9 en munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2, categorie III, te weten 14 stuks 9x19mm kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van zaak B
op 27 januari 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad cilinders met een hoeveelheid lachgas, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder zaak A en zaak B bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met reclasseringstoezicht of een taakstraf.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistool dat was voorzien van een patroonmagazijn met patronen. Het wapen had hij opgeborgen in een kledingkast in de slaapkamer van zijn broertjes en het lag daarmee binnen handbereik van iedereen die in de woning verbleef en leverde daardoor een gevaarlijke en risicovolle situatie op. Het voorhanden hebben van vuurwapens bevordert het gebruik ervan en het ongecontroleerde bezit ervan leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Daarnaast vormen vuurwapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van iedere burger die met het gebruik daarvan zou kunnen worden geconfronteerd. De rechtbank is van oordeel dat tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens uit het oogpunt van generale preventie streng moet worden opgetreden.
Daarnaast heeft verdachte samen met anderen een hoeveelheid lachgas aanwezig gehad. Voor wat betreft het aanwezig hebben van lachgas geldt dat de laatste jaren sprake is van toenemende problemen op allerlei terreinen (van onder meer de gezondheidszorg, criminaliteit en het milieu) als gevolg van het gebruik ervan als recreatief roesmiddel, vooral door jongeren. Om die reden staat lachgas sinds 1 januari 2023 op lijst II van de Opiumwet, waardoor het bezit daarvan strafbaar is.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 20 juni 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een Opiumwetdelict en ten tijde van de onderhavige feiten in een proeftijd liep.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van Reclassering Nederland van 26 april 2024, opgesteld ten behoeve van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris. Uit dit advies volgt – onder meer –dat het risico op recidive, letsel en onttrekken aan voorwaarden bij verdachte wordt ingeschat als gemiddeld. Verdachte komt de laatste tijd met enige regelmaat met justitie in aanraking en er is instabiliteit op diverse leefgebieden. De reclassering heeft in het kader van een eventuele schorsing de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht bij de reclassering, de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht in aanmerking genomen. Op het voorhanden hebben van een pistool in een woning staat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het voorhanden hebben van de patronen en het aanwezig hebben van de cilinders met een hoeveelheid lachgas.
De aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht het daarnaast van belang dat een deel van de straf voorwaardelijk wordt opgelegd zodat verdachte aan de slag kan gaan met de reclassering en aan hem in dat kader passende hulp wordt geboden. Die hulp, met het voorwaardelijke strafdeel als stok achter de deur, strekt ertoe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken. Verdachte kan op deze manier laten zien dat hij, zoals hij zelf op zitting heeft aangegeven, zijn leven wil beteren. Alles overwegende legt de rechtbank verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden als bijzondere voorwaarden verbonden: een meldplicht bij de reclassering, de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening, een en ander zoals hieronder weergegeven.
De rechtbank wijkt hiermee af van de eis van de officier van justitie omdat de rechtbank rekening houdt met de oriëntatiepunten van de rechtbanken en met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
Ten aanzien van zaak A
STK Wapen, een vuurwapen, zwartkleurig inclusief patroonhouder met patr. zwart (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814074);
14 STK, patroon kogelpatronen 9x19 mm (Luger) (omschrijving: PL2600-LOREC24003_815208);
1 STK boksbeugel (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814072);
1 STK telefoontoestel V-smart, witkleurig, (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814073);
1 STK telefoontoestel Google Pixel, zwartkleurig (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814078);
1 STK telefoontoestel, iPhone SE (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814063);
1 STK telefoontoestel, iPhone 15 (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814062);
1 STK datadrager, een GPS-tracker, zwart incl simkaartje (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814064);
1 STK verpakkingsmateriaal, verpakking Lebara simkaart [telefoonnummer 1] + sticker IMEI [nummer] (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814067);
1 STK verpakkingsmateriaal, verpakking Lebara simkaart [telefoonnummer 2] + sticker IMEI [nummer] (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814068)
1 STK verpakkingsmateriaal, verpakking Lebara simkaart [telefoonnummer 3] + sticker IMEI [nummer] (omschrijving: PL2600-LOREC24003_8140690);
1 STK telefoontoestel, zwart, merk: iPhone (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814070);
1 STK tas, een doorzichtig tasje met opschrift D&C (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814076);
1 STK tas, een stoffen tas, zwartkleurig met rood opschrift KBS (omschrijving: PL2600- LOREC24003_814075);
1 STK datadrager, een GPS-tracker incl simkaartje (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814077);
Een geldbedrag van € 1.500,- euro, 2 x 200 + 22 x 50 eurobiljetten (omschrijving: PL2600- LOREC24003_814066);
Een geldbedrag van € 420,- euro, 2 x 50 + 12 x 10 (omschrijving: PL2600- LOREC24003_814123);
1 STK rol zwart tape (omschrijving: PL2600- LOREC24003_814065).

Ten aanzien van zaak B

19. Een geldbedrag van € 1005,- euro (omschrijving: PL1300-2024021496-G6454994);
19. 5 STK verdovende middelen, gasflessen met lachgas (omschrijving: PL1300-2024021496-6455023).
8.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder 1, 2, 3, 8, 15 en 20 vermelde goederen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De onder 4, 5, 6 en 12 vermelde telefoons dienen enveneens ontrokken te worden aan het verkeer aangezien op deze telefoons Encrochat apps zijn aangetroffen. De onder 9, 10 en 11 vermelde goederen betreffen simkaarten of verpakking daarvan die bestemd zijn voor GPS trackers. De onder 7, 13, 14, 16, 17, 18 en 19 vermelde goederen kunnen teruggegeven worden aan verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht tot teruggave van de onder 16, 17 en 19 vermelde geldbedragen en van een onder verdachte in beslag genomen iPhone 8. De overige op de beslaglijst vermelde goederen kunnen volgens de raadsman worden vernietigd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Het wapen en de 14 stuks patronen (de onder 1 en 2 vermelde goederen) moeten aan het verkeer worden onttrokken en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het in zaak A bewezenverklaarde is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De 5 gasflessen met lachgas (de onder 20 vermelde goederen) moeten aan het verkeer worden onttrokken en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het in zaak B bewezenverklaarde is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De onder 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 12 en 15 vermelde goederen behoren aan verdachte toe en worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan en de voorbereiding van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank beslist tot teruggave aan verdachte van de iPhone 15, de geldbedragen van € 420,- euro, € 1.500,- euro en € 1.005,- euro, de twee tassen en een rol zwart tape, zoals vermeld onder 7, 13, 14, 16, 17, 18 en 19.

9.Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 27 mei 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer
23/000171-23, betreffende het onherroepelijk geworden arrest d.d. 5 oktober 2023 van het gerechtshof Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 60 uren niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
9.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging gevorderd.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de proeftijd te verlengen van de vordering tot tenuitvoerlegging.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te bevelen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A
de eendaadse samenloop van:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
ten aanzien van zaak B
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering op het adres [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering
dat nodig vindt.
2.
Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
3.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk en/of opleiding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
4.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Ten aanzien van het beslag in zaak A
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Wapen, een vuurwapen, zwartkleurig inclusief patroonhouder met patr. zwart (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814074);
  • 14 STK, patroon kogelpatronen 9x19 mm (Luger) (omschrijving: PL2600-LOREC24003_815208);
  • 1 STK boksbeugel (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814072);
  • 1 STK telefoontoestel V-smart, witkleurig, (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814073);
  • 1 STK telefoontoestel Google Pixel, zwartkleurig (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814078);
  • 1 STK telefoontoestel, iPhone SE (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814063);
  • 1 STK datadrager, een GPS-tracker, zwart incl simkaartje (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814064);
  • 1 STK verpakkingsmateriaal, verpakking Lebara simkaart [telefoonnummer 1] + sticker IMEI [nummer] (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814067);
  • 1 STK verpakkingsmateriaal, verpakking Lebara simkaart [telefoonnummer 2] + sticker IMEI [nummer] (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814068)
  • 1 STK verpakkingsmateriaal, verpakking Lebara simkaart [telefoonnummer 3] + sticker IMEI [nummer] (omschrijving: PL2600-LOREC24003_8140690);
  • 1 STK telefoontoestel, zwart, merk: iPhone (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814070);
  • 1 STK datadrager, een GPS-tracker incl simkaartje (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814077).
Gelast de teruggave aan verdachte:
  • 1 STK telefoontoestel, iPhone 15 (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814062);
  • 1 STK tas, een doorzichtig tasje met opschrift D&C (omschrijving: PL2600-LOREC24003_814076);
  • 1 STK tas, een stoffen tas, zwartkleurig met rood opschrift KBS (omschrijving: PL2600- LOREC24003_814075);
  • Een geldbedrag van € 1.500,- euro, 2 x 200 + 22 x 50 eurobiljetten (omschrijving: PL2600- LOREC24003_814066);
  • Een geldbedrag van € 420,- euro, 2 x 50 + 12 x 10 (omschrijving: PL2600- LOREC24003_814123);
  • 1 STK rol zwart tape (omschrijving: PL2600- LOREC24003_814065).
Ten aanzien van het beslag in zaak B
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
5 STK verdovende middelen, gasflessen met lachgas (omschrijving: PL1300-2024021496-6455023)
Gelast de teruggave aan verdachte:
- Een geldbedrag van € 1005,- euro (omschrijving: PL1300-2024021496-G6454994).
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
Parketnummer 23/000171-23
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd arrest van 5 oktober 2023, zijnde een
taakstraf van 60 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. Bianchi, voorzitter,
mrs. B.C. Langendoen en mr. S.A.M. Groot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.L.M. Meulman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 juni 2024.
[(...)]