Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning in Amsterdam. Eiseres, een huurder van de woning, heeft beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, die de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2023 heeft vastgesteld op € 1.380.000,-. Eiseres was van mening dat deze waarde te hoog was en voerde aan dat de heffingsambtenaar geen rekening had gehouden met de mogelijke komst van een eroscentrum in de buurt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen (financieel) belang heeft bij de procedure, aangezien zij huurder is en de WOZ-waarde niet de heffingsmaatstaf vormt voor aan haar op te leggen belastingen. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij belang heeft bij de procedure. De uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar is daarmee bevestigd, en eiseres krijgt het griffierecht niet terug. De rechtbank heeft in haar beslissing verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 8 maart 2024, waarin is geoordeeld dat een rechtsmiddel niet-ontvankelijk moet worden verklaard als de indiener geen belang heeft bij het aanwenden van dat rechtsmiddel.