ECLI:NL:RBAMS:2024:5274

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
AMS 23/2127
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de bouw van een villa met terrassen in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een villa met terrassen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op 22 juni 2020 en opnieuw op 16 juni 2021 omgevingsvergunningen verleend aan de vergunninghouder, waarop eisers bezwaar maakten. Het college verklaarde de bezwaren ongegrond op 14 juli 2022, waarna eisers beroep instelden. Tijdens de zitting op 15 juli 2024 waren eisers afwezig, maar hun gemachtigden waren aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de Wabo, die per 1 januari 2024 was ingetrokken, nog van toepassing was omdat de aanvraag voor de vergunning vóór deze datum was ingediend. De rechtbank concludeerde dat het college de omgevingsvergunning ten onrechte niet had getoetst aan het paraplubestemmingsplan, wat leidde tot een gebrek in de besluitvorming. Hoewel het beroep gegrond werd verklaard, besloot de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, waardoor de omgevingsvergunning geldig bleef. De rechtbank veroordeelde het college tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/2127

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 augustus 2024 in de zaak tussen

1. [eiser 1] .te Willemstad (Curaçao),
2. [eiser 2]te Amsterdam,
eisers
(gemachtigde: mr. V. Leijh),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. van der Wal).
Tevens heeft aan het geding deelgenomen:
[Vergunninghouder], te Amsterdam, vergunninghouder
(gemachtigde: mr. D.A.J. Sturhoofd).
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser 1] , [eiser 2] en gezamenlijk eisers, het college en vergunninghouder.

Procesverloop

Op 22 juni 2020 heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning [1] verleend. Op 16 juni 2021 heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend, onder intrekking van het besluit van 22 juni 2020. Eisers hebben tegen beide besluiten afzonderlijk bezwaar gemaakt.
Op 14 juli 2022 heeft het college de bezwaren van eisers tegen de hiervoor vermelde besluiten ongegrond verklaard (het bestreden besluit). Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van 15 juli 2024. Eisers zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Het college en vergunninghouder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Per 1 januari 2024 is de Wabo ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat vóór die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dit volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.
2. Op 29 oktober 2019 heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een woongebouw (villa) met bijgebouw aan de [adres] [Huisnummer] in Amsterdam. Op 21 april 2021 heeft vergunninghouder het bouwplan aangepast en beperkt tot de bouw van een villa met terrassen (hierna: het project).
3. Op het project is het bestemmingsplan ‘ [project] ’ van toepassing (hierna: het bestemmingsplan). De gronden hebben de enkelbestemming ‘Wonen’ en de dubbelbestemmingen ‘Waarde-Archeologie’, ‘Waarde-Hoofdgroenstructuur’ en ‘Waterstaat-Waterkering’. Daarnaast geldt het paraplubestemmingsplan ‘ Grondwaterneutrale Kelders ’ (hierna: het paraplubestemmingsplan).
3.1.
Het college heeft de gevraagde omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van het project in afwijking van het bestemmingsplan. Er is onder meer afgeweken van het bestemmingsplan voor:
- het draaien van de bouwmassa, zodat de villa loodrecht op de [adres] wordt gesitueerd; [2]
- het overschrijden van het bouwvlak door het bordes en het bovenliggende balkon aan de voorzijde van de villa; [3]
- het realiseren van een kelder onder het hoofdgebouw; [4]
- het gebouwde terras aan de achterzijde van de villa en de trap ter ontsluiting van het souterrain naar het terras,
- de trap aan de voorzijde van de villa; [5]
- de serre aan de achterzijde van de villa. [6]
4. Het bestreden besluit berust op een advies van de bezwaarschriftencommissie van 29 juni 2022.
Beoordeling van het beroep
Belanghebbenden
5. In het vooronderzoek van de rechtbank zijn de Stichting [Stichting 1] en de [Stichting 2] vooralsnog in de gelegenheid gesteld om als partij aan het geding deel te nemen. De rechtbank heeft tijdens de zitting echter beslist dat zij niet als partij als bedoeld in artikel 8:26, eerste lid, van de Awb [7] worden toegelaten, omdat zij, na de ongegrondverklaring van hun bezwaar, geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid beroep in te stellen tegen het bestreden besluit. Artikel 8:26, eerste lid, van de Awb biedt geen ruimte voor participatie van belanghebbenden aan wie procesrechtelijk kan worden verweten dat zij geen beroep hebben ingesteld.
Tijdigheid van het beroep
6. De rechtbank moet eerst beoordelen of het beroep tijdig is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. [8] Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit waar het beroep zich tegen richt op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [9] Op het bestreden besluit staat de datum 14 juli 2022. De gemachtigde van eisers heeft echter bestreden dat dit ook de verzenddatum is geweest, hij heeft het bestreden besluit namelijk niet kort na die datum ontvangen. Het college heeft de rechtbank bericht dat het geen bewijs heeft van de datum van verzending van het bestreden besluit. Het risico van het niet kunnen aantonen dat een besluit daadwerkelijk op de in het besluit genoemde dag is verzonden, komt voor rekening van het bestuursorgaan dat dit besluit niet aangetekend of met bewijs van ontvangst heeft verzonden. Vast is komen te staan dat het bestreden besluit in ieder geval op 5 april 2023 per e-mail verstuurd is naar de gemachtigde van eisers. Het op 12 april 2023 ontvangen beroep is daarom tijdig ingediend. De rechtbank zal het beroep dus inhoudelijk beoordelen.
Toetsingskader
7. De rechtbank beoordeelt of het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verstrekken. Zij oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de gronden van beroep of het besluit in overeenstemming is met het recht.
Het paraplubestemmingsplan
8. Tussen partijen is niet langer in geschil dat het project in het bestreden besluit ten onrechte niet (mede) is getoetst aan de regels van het paraplubestemmingsplan. Dit is een gebrek in de besluitvorming. De rechtbank zal het beroep van eisers daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank zal hierna beoordelen of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven.
8.1.
Het college heeft in het verweerschrift gemotiveerd waarom het project voldoet aan de regels van het paraplubestemmingsplan. De rechtbank volgt die motivering en acht op basis daarvan aannemelijk dat geen maatregelen nodig zijn voor het grondwaterneutraal bouwen van het voorziene souterrain. Het souterrain betreft een zogenoemde kleine kelder als bedoeld in het paraplubestemmingsplan, die moet worden getoetst aan het ‘Afwegingskader Grondwaterneutrale Kelders Amsterdam’ (het Afwegingskader). Uit de als bijlagen bij het Afwegingskader gevoegde kaart ‘Gebiedsspoor – maatregelen per kaart’ en de bijbehorende ‘lijst met maatregelen per buurt’ blijkt dat het perceel is gelegen in de buurt [buurt] . Deze buurt is op de kaart als ‘grijs’ weergegeven. In de legenda staat dat daar ‘optie 1’ geldt. Volgens het Afwegingskader betreft ‘optie 1’ gebieden waar geohydrologisch geen noemenswaardige effecten zijn, de grondwatersituatie toekomstbestendig is en/of het gebied onbebouwd blijft. Kelderbouw in de buurt [buurt] is dus toegestaan, zonder te treffen maatregelen voor het doorlaatvermogen. [10] Het project voldoet dus in zoverre aan een goede ruimtelijke ordening.
TAC-advies
9. Eisers voeren verder aan dat het TAC-advies [11] niet aan het bestreden besluit ten grondslag had mogen worden gelegd. Volgens eisers mag slechts 5% van het perceel verhard en/of bebouwd zijn. Uit de tekeningen W006T en W021T blijkt dat de villa met circa 5 m² wordt uitgebreid en het gefundeerde terras met 37 m². De TAC heeft de uitbreiding van het gefundeerde terras niet in de berekeningen betrokken, aldus eisers.
9.1.
In haar advies vermeldt de bezwaarschriftencommissie een tweede TAC-advies van 21 januari 2022, naar aanleiding van het in 2021 aangepaste bouwplan. De TAC constateert bij de aanvraag voor de villa een kleine verschuiving in vierkante meters voor het terras en de verharding en adviseert dat het project inpasbaar is in de Hoofdgroenstructuur.
9.2.
Het college heeft tijdens de zitting het tweede TAC-advies overgelegd. Uit dit advies blijkt dat de TAC kennis heeft genomen van, onder meer, de plattegronden situatie bestaand, nieuw februari 2020, nieuw april 2021 en nieuw december 2021. Eén van deze tekeningen is genummerd BA-00a (Situatie nieuw) en bevindt zich in het dossier. Op deze tekening uit december 2021 is het gefundeerde terras van 37 m² en de overige verharding weergegeven. Het college heeft tijdens de zitting verder toegelicht dat de TAC de op deze tekening weergegeven maatvoering heeft overgenomen in de tabel die is vermeld in het (tweede) TAC-advies en in het advies van de bezwaarschriftencommissie. Het gefundeerde terras van 37 m² direct aan het hoofdgebouw is vergunningplichtig, maar dit geldt niet voor de overige verharding zoals het ongefundeerde deel van het terras. De beperkte uitbreiding van het hoofdgebouw met ongeveer 5 m² betreft mogelijk de toevoeging van het bordes aan de voorzijde. De bezwaarschriftencommissie heeft kennis genomen van het tweede TAC-advies en heeft dit in haar overwegingen betrokken, aldus het college.
9.3.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de uitbreiding van het gefundeerde terras in het tweede TAC-advies is betrokken. Deze beroepsgrond mist dus feitelijke grondslag. Gesteld noch gebleken is dat dit TAC-advies niet deugdelijk tot stand is gekomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college dit TAC-advies aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Het college heeft op dit punt dus kunnen afwijken van het bestemmingsplan, met toepassing van de buitenplanse kruimelgevallenregeling en de reguliere voorbereidingsprocedure. Anders dan eisers stellen, was het college dus niet gehouden met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure op de aanvraag te beslissen.
Parkeren
10. Eisers stellen dat uit de bij het bestreden besluit behorende tekeningen niet blijkt dat aan de achterzijde van de villa zal worden geparkeerd. Parkeren lijkt nog steeds aan de voorzijde plaats te gaan vinden. De omgevingsvergunning had ten minste ook het voorschrift moeten bevatten dat parkeren achter het hoofdgebouw moet plaatsvinden, aldus eisers.
10.1.
Het college heeft tijdens de zitting toegelicht dat op de tekeningen behorende bij het aangepaste bouwplan, geen parkeerplaatsen aan de voorzijde van de villa zijn ingetekend. De rechtbank heeft die ook niet gezien. Ook heeft het college bevestigd dat geen parkeerplaatsen zijn vergund op grond van de nu voorliggende aanvraag. Voor zover in de toekomst in strijd met enige regelgeving aan de voorzijde wordt geparkeerd kunnen eisers om handhaving verzoeken. Verweerder heeft hierover geen voorschrift aan de vergunning hoeven te verbinden.
Aerius-berekening en Quickscan flora en fauna
11. Eisers stellen dat het bestreden besluit lijkt te rusten op aannames door het ontbreken van een Aerius-berekening en een Quickscan flora en fauna. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen, aldus eisers.
11.1.
Artikel 8:69a van de Awb bepaalt dat een bestuursrechter een besluit niet vernietigt wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van een partij. De bepalingen in de Wet natuurbescherming (Wnb) over de beoordeling van projecten en andere handelingen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied, zijn daarin opgenomen ter bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden. De individuele belangen van burgers bij het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, kunnen zo verweven zijn met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen.
11.2.
Van een dergelijke verwevenheid is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake. De dichtstbijzijnde Natura-2000 gebieden ‘ [natuurgebied 1] ’ en ‘ [natuurgebied 2] en [natuurgebied 3] ’ zijn elk gelegen op bijna acht kilometer afstand van de projectlocatie, waarnaast [eiser 2] woont en [eiser 1] kantoor houdt. [eiser 2] heeft geen zicht op deze gebieden en tussen zijn woning en deze gebieden ligt bebouwd gebied. Gelet hierop maken de Natura 2000-gebieden geen deel uit van zijn woon- en leefomgeving en bestaat er geen verwevenheid tussen de belangen van [eiser 2] bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving en de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen. Evenmin bestaat verwevenheid tussen de bedrijfsvoering van [eiser 1] (waarvan [eiser 2] directeur is) en de instandhouding van de Natura-2000 gebieden. Dit betekent dat eisers zich, gelet op artikel 8:69a van de Awb, niet op de normen van de Wnb kunnen beroepen en het relativiteitsvereiste in de weg staat aan vernietiging van het bestreden besluit. [12] Dit betekent ook dat een Aerius-berekening (de berekening van de stikstofdepositie als gevolg van het project op een Natura-2000 gebied) niet is vereist. Deze beroepsgrond slaagt niet.
11.3.
De rechtbank constateert verder dat er geen QuickScan flora en fauna is uitgevoerd. Het college heeft tijdens de zitting toegelicht dat verstoring van beschermde soorten niet direct aan de orde is bij de activiteit bouwen. Doorgaans wordt door het college wel om een QuickScan flora en fauna gevraagd, maar dat is in dit geval niet gebeurd. Bij de sloop van het bestaande hoofdgebouw moet vergunninghouder echter wel beschikken over een ontheffing op grond van de Wnb, aldus het college.
11.4.
De vraag of voor de uitvoering van het project een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komt in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat neemt niet weg dat het college geen omgevingsvergunning voor de afwijking van het bestemmingsplan mag verlenen indien en voor zover het op voorhand in redelijkheid had moeten onderkennen dat de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het project in de weg staat. [13]
11.5.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel het zorgvuldiger was geweest als er voorafgaand aan de besluitvorming een Quickscan flora en fauna was uitgevoerd, het ontbreken daarvan niet leidt tot de conclusie dat de vergunning ten onrechte is verleend. De rechtbank komt tot dit oordeel, omdat eisers niet hebben gesteld en evenmin uit de stukken blijkt, dat in de bestaande bebouwing beschermde soorten aanwezig zijn. Omdat er op voorhand geen aanwijzingen zijn dat de Wnb in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het project, heeft het college de omgevingsvergunning kunnen verlenen. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Dwangsom/ingebrekestelling
12. Eisers stellen nog dat het college niet is ingegaan op hun ingebrekestelling voor het niet tijdig nemen van een besluit en evenmin op de verbeurde dwangsommen. In het dossier bevindt zich echter geen ingebrekestelling, eisers hebben in beroep ook geen ingebrekestelling overgelegd en het college heeft tijdens de zitting toegelicht niet bekend te zijn met een door eisers ingediende ingebrekestelling. De rechtbank komt dan ook niet toe aan een beoordeling of het college een dwangsom is verschuldigd.
Conclusie
13.1.
Hoewel het beroep gegrond is, ziet de rechtbank op grond van het voorgaande aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft.
13.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
13.3.
De rechtbank veroordeelt het college in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig-Rocour, voorzitter, en
mr. A.M. van der Linden-Kaajan en mr. J. F. Kuiken, leden,
in aanwezigheid van mr. R.M.N. van den Hazel, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2024.
griffier voorzitter
De griffier is verhinderd om de uitspraakte ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

U kunt binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Is uw zaak spoedeisend en moet al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist dat niet kan wachten, dan kunt u de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige maatregel te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Planregel 29, onder a, onder 3.
3.Planregel 19.2.1. in samenhang met planregel 29, onder a, onder 4.
4.Planregel 19.2.2. onder e, in samenhang met planregel 29, onder a, onder 8.
5.Planregel 29, onder a, onder 8, in samenhang met artikel 4, derde lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor).
6.Artikel 4, aanhef en eerste lid, van bijlage II bij het Bor.
7.Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8.Artikel 6:7 van de Awb.
9.Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
10.Maat voor het vermogen van een watervoerend pakket om water door te laten, genomen over de dikte D van het gehele pakket (kD-waarde in m²/dag).
11.Advies van de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC).
12.Vgl bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1830, overweging 14.1 en de uitspraak van de Afdeling van 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3624, overweging 22.1.
13.Zie de uitspraak van de Afdeling van 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3624, overweging 22.2.