ECLI:NL:RBAMS:2024:5456

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
13/201619-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 12 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Düsseldorf. De zaak begon met een vordering van de officier van justitie op 2 juli 2024 om het EAB in behandeling te nemen. De opgeëiste persoon, geboren in 1995, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.W. Dirkzwager, en heeft verklaard dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Tijdens de zitting op 22 augustus 2024 heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen met onmiddellijke schorsing tot de uitspraak. De raadsvrouw heeft verzocht om de feitelijke overlevering pas na een rijexamen te laten plaatsvinden, maar de officier van justitie heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek onderbroken tot 12 september 2024, waar het onderzoek werd hervat en direct uitspraak werd gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan en ook de afgifte van een in beslag genomen telefoon aan de uitvaardigende justitiële autoriteit bevolen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/201619-24
Datum uitspraak: 12 september 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 2 juli 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 februari 2024 door het
Amtsgericht Düsseldorf(Duitsland, hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 22 augustus 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 22 augustus 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.W. Dirkzwager, advocaat in Amsterdam.
De raadsvrouw heeft het standpunt ingenomen dat er geen weigeringsgronden zijn en de officier van justitie heeft geconcludeerd dat de overlevering kan worden toegestaan.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Ook heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen met onmiddellijke schorsing daarvan tot de uitspraak.
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de opgeëiste persoon eind 2021 door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld is tot een voorwaardelijke gevangenisstraf met een uitgebreid voorwaardenpakket waaronder woonbegeleiding en een ambulante behandeling. Juist de laatste periode gaat het een stuk beter met de opgeëiste persoon. Op
10 september 2024 staat in Nederland nog een laatste examen gepland om zijn rijbewijs C te halen. Om die reden heeft de raadsvrouw verzocht de feitelijke overlevering pas na dat rijexamen plaats te laten vinden en de opgeëiste persoon in verband daarmee na het toestaan van de overlevering te schorsen.
De officier van justitie heeft hierop laten weten dat de feitelijke overlevering niet zal worden uitgesteld op grond van een rijexamen van de opgeëiste persoon.
Om de opgeëiste persoon, vanwege de bijzondere omstandigheden van het geval, in de gelegenheid te stellen zijn rijexamen te volbrengen
voorzijn overlevering aan België, heeft de rechtbank vervolgens – op voorstel van de advocaat en bij gebreke van bezwaren daartegen van de officier van justitie – het onderzoek onderbroken tot 12 september 2024 en bepaald dat op die datum het onderzoek wordt gesloten en daarna direct uitspraak wordt gedaan.
Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat de (verlengde) beslistermijn hiertoe ruimte biedt. De raadsvrouw en de officier van justitie hebben er mee ingestemd dat de rechtbank het onderzoek enkelvoudig sluit op 12 september 2024.
Zitting 12 september 2024
De rechtbank heeft op de zitting van 12 september 2024 het onderzoek hervat in de stand waarin het zich voor de onderbreking op 22 augustus 2024 bevond, het onderzoek vervolgens gesloten en direct daarna uitspraak gedaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van het
Amtsgericht Düsseldorfvan
28 november 2023 (referentie: 150 Gs 2237/23).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3] In de vertaling van het EAB staat bij de pleegdatum eerst dat het feit op 26 november 2021 zou zijn gepleegd en vervolgens bij de nadere omschrijving van het feit dat het zou zijn gepleegd op 26 november 2023. In het originele EAB in de Duitse taal is echter tweemaal de pleegdatum 26 november 2021 vermeld. De rechtbank stelt dan ook vast dat de vertaling niet juist is voor zover daarin de datum van 26 november 2023 is vermeld. De overlevering wordt verzocht voor de verdenking van een strafbaar feit op 26 november 2021.
Bij e-mail van 26 juni 2024 is namens de uitvaardigende justitiële autoriteit het EAB aangevuld, in die zin dat het EAB ook een verzoek inhoudt om inbeslagname en afgifte van de telefoon die bij de aanhouding van de opgeëiste persoon bij hem is aangetroffen.

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummers 18 en 28, te weten, respectievelijk:
  • georganiseerde of gewapende diefstal;
  • opzettelijke brandstichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De Hoofdofficier van Justitie van Düsseldorf heeft bij schrijven van 11 juli 2024 ten aanzien van de opgeëiste persoon de volgende garantie gegeven:
“Overlevering van de Nederlandse staatsburger [opgeëiste persoon](de rechtbank begrijpt: [opgeëiste persoon])
, geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats] (…).
Onder verwijzing naar uw schrijven per e-mail d.d. 8 juli 2023 wordt hierbij verzekerd dat de vervolgde persoon in geval van een onherroepelijke veroordeling in de Bondsrepubliek Duitsland op grond van de geldende versie van Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen
zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (PB L 327 van 5 december 2008, blz. 27) voor de verdere tenuitvoerlegging van het strafvonnis naar Nederland wordt teruggezonden.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Overdracht inbeslaggenomen goederen

De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht te beslissen tot afgifte van de onder de opgeëiste persoon bij aanhouding aangetroffen en in beslag genomen telefoon in verband met bewijsvergaring in de Duitse strafzaak.
Oordeel van de rechtbank
Artikel 49 OLW regelt de mogelijkheid van inbeslagname op verzoek van de uitvaardigende justitiële autoriteit van voorwerpen die in het bezit van de opgeëiste persoon worden aangetroffen. Het gaat daarbij volgens de wetgever om voorwerpen ‘die als bewijsstuk kunnen dienen’ of ‘van het strafbare feit afkomstig zijn’. [4]
Artikel 50, tweede lid, OLW bepaalt dat het voor afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit moet gaan om voorwerpen die de strafvordering in de uitvaardigende lidstaat kunnen dienen. [5]
Alhoewel een kennisgeving van in beslagname tussen de stukken ontbreekt, maakt de rechtbank uit het proces-verbaal van aanhouding in samenhang bezien met het voornoemde e-mailbericht van de Duitse autoriteiten van 26 juni 2024, op dat bij de aanhouding van de opgeëiste persoon op 22 juni 2024 ook een telefoon onder hem in beslag genomen is. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de in beslag genomen telefoon als bewijsstuk kan dienen in verband met de verdenking in Duitsland, namelijk – kort gezegd – het medeplegen van een plofkraak.
Gelet op het voorgaande, wijst de rechtbank het verzoek tot overdracht aan de uitvaardigende justitiële autoriteit van de inbeslaggenomen telefoon toe.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
Daarnaast beveelt de rechtbank ook de afgifte van de in beslag genomen telefoon aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6, 7, 49 en 50 van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Düsseldorf(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde afgifte van de in beslag genomen telefoon aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. H.J.H. van Meegen en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. R.R. Eijsten en J.M. Esschendal, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 12 september 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet (OLW).
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie
5.Zie bijvoorbeeld rechtbank Amsterdam 14 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2280 en 21 januari 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:371.