12. Dat sprake is van wederzijdse zorg staat in deze procedure niet ter discussie. In geschil is alleen of verzoekers hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben.
12. Het hoofdverblijf van een betrokkene is daar waar het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven is. Dit moet aan de hand van concrete feiten en omstandigheden worden vastgesteld. Als aannemelijk is dat verzoekers op hetzelfde adres hun hoofdverblijf hebben, maakt het niet uit dat zij ingeschreven staan op verschillende adressen.
12. Verzoekers voeren aan dat het college ten onrechte heeft geconcludeerd dat zij hun hoofdverblijf hebben op hetzelfde adres. Zij stellen dat hun persoonlijke spullen (zoals administratie, post, kleding en verzorgingsartikelen) op hun eigen adres liggen en dat zij niet de hele week samen in dezelfde woning verblijven. Verzoekers wijzen erop dat het college in maart 2023 onderzoek heeft gedaan naar hun woonsituatie en heeft geconcludeerd dat geen sprake was van een gezamenlijke huishouding. De feitelijke situatie is sindsdien niet gewijzigd, aldus verzoekers.
12. Het college heeft aan zijn standpunt onder meer ten grondslag gelegd dat verzoekers van beide adressen gezamenlijk gebruik maken, door een deel van de week op het ene, en een deel van de week op het andere adres te wonen. Gemiddeld brengen verzoekers in totaal vijf à zes nachten per week samen door. Verzoekers beschikken allebei over een huissleutel van beide woningen. Verzoekers hebben gezamenlijke kennissen en vrienden die zij samen bezoeken en thuis ontvangen. Zij doen beiden boodschappen voor gezamenlijk gebruik. Zij kijken samen tv, fietsen en wandelen samen en gaan soms samen een weekendje weg. Op de zitting heeft het college zich op het standpunt gesteld dat niet relevant is op welk van beide adressen verzoekers hun hoofdverblijf hebben, omdat zij altijd samen zijn.
12. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college niet aannemelijk gemaakt dat verzoekers hun hoofdverblijf op hetzelfde adres hebben. Een groot deel van de door het college genoemde feiten heeft geen betrekking op de vraag of verzoekers een gezamenlijk hoofdverblijf hebben, maar ziet op de zorg die zij voor elkaar dragen, hun financiële verstrengeling en/of de aard van hun onderlinge relatie. Dat staat als gezegd niet ter discussie, althans is niet relevant voor de vraag of zij een gezamenlijk hoofdverblijf hebben. Naar het oordeel van de rechtbank moet – anders dan het college stelt – in een geval als dit, waarin twee personen ieder de beschikking hebben over een woning en afwisselend in die woningen verblijven, van ieder van hen afzonderlijk worden beoordeeld in welke van die woningen hij/zij zijn/haar hoofdverblijf heeft. Die beoordeling moet plaatsvinden op basis van de feitelijke omstandigheden, waarbij het erop aankomt in welke van die woningen zich het zwaartepunt van het persoonlijk leven van de betrokkene bevindt. De mogelijkheid bestaat dat voor ieder van de betrokken personen dit zwaartepunt zich bevindt in de woning van hemzelf, zodat zij hun hoofdverblijf niet in dezelfde woning hebben. Die mogelijkheid bestaat ook als die personen het grootste deel van de tijd gezamenlijk doorbrengen, zelfs als die situatie in het normaal spraakgebruik te duiden is als samenwonen.