ECLI:NL:RBAMS:2024:6319

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
23/6709
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering en verzoek om benoeming onafhankelijke deskundige

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres, een woonbegeleider uit Apeldoorn, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het Uwv. De aanvraag werd afgewezen op 2 februari 2023, en het bezwaar daartegen werd op 9 oktober 2023 ongegrond verklaard. Eiseres ging in beroep, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. P.A.J. van Putten. De rechtbank behandelde de zaak op 26 september 2024.

De rechtbank concludeert dat het Uwv de afwijzing van de WIA-uitkering terecht heeft gehandhaafd. Eiseres had geen toestemming gegeven voor het delen van medische gegevens met haar voormalig werkgever, wat de rechtbank belette om gedetailleerde medische overwegingen op te nemen. Eiseres betwistte de medische beoordeling van het Uwv en verzocht om de benoeming van een onafhankelijke deskundige, maar de rechtbank oordeelde dat de medische rapportages voldoende waren gemotiveerd en dat er geen reden was om een onafhankelijke deskundige in te schakelen.

De rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundigen van het Uwv adequaat hadden gemotiveerd dat de geduide functies voor eiseres geschikt waren, ondanks haar bezwaren over de drukte in de werkomgeving. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak werd gedaan door mr. M.G. Elfferich en is openbaar uitgesproken op 10 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/6709

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Appeldorn (Duitsland), eiseres

(gemachtigde: mr. P.A.J. van Putten),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

(gemachtigde: mr. S. Elfert).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[Stichting], te Zevenaar (ex-werkgever).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het Uwv om haar per 29 juli 2022 (de datum in geding) een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
2. Het Uwv heeft de aanvraag van eiseres met het besluit van 2 februari 2023 afgewezen. Met het besluit van 9 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
3. Eiseres is in beroep gegaan tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiseres naar voren heeft gebracht.
6. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Geen toestemming voor kennisneming medische gegevens door de werkgever
7. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar voormalig werkgever. Daarom zal de rechtbank in deze uitspraak geen gedetailleerde inhoudelijk-medische overwegingen opnemen.
De totstandkoming van het besluit
8. Eiseres werkte als woonbegeleider voor 32 uur per week bij werkgever [Stichting] . Op 21 september 2018 heeft zij zich ziek gemeld.
9. Het Uwv heeft per einde wachttijd een WIA-uitkering aan eiseres toegekend. Deze WIA-uitkering is met ingang van 12 april 2021 beëindigd. Naar aanleiding van een aanvraag voor een herbeoordeling heeft het Uwv een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Het Uwv heeft vervolgens vastgesteld dat eiseres op 29 juli 2022
voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Hierna heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals vermeld onder het kopje ‘Inleiding’.
Het standpunt van eiseres
10.1.
Eiseres is het oneens met de medische beoordeling van het Uwv. Zij vindt dat de verzekeringsarts sterkere beperkingen moet aannemen op het gebied van sociaal en persoonlijk functioneren. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen beperkingen aangenomen met betrekking tot andere klachten van eiseres. Eiseres voert aan dat het medische stuk dat zij in bezwaar heeft overgelegd door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is meegenomen en dat in die zin het onderzoek zorgvuldig is. Maar volgens eiseres heeft de verzekeringsarts er onjuiste conclusies aan verbonden en is er een discrepantie tussen de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de medische informatie uit de behandelend sector. Zij verzoekt de rechtbank daarom een onafhankelijk medische deskundige te benoemen.
10.2.
Met betrekking tot het arbeidsdeskundig oordeel in bezwaar stelt eiseres zich op het standpunt dat de geduide functies niet geschikt zijn voor haar. Zij voert aan dat in deze functies met meer dan 15 collega’s gewerkt wordt dan wel dat er sprake is van een te drukke werkomgeving. Volgens eiseres heeft de arbeidsdeskundige in bezwaar niet gemotiveerd waarom deze functies wel geschikt zijn.
De beoordeling van de beroepsgronden
Toetsingskader
11.1.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Bij het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.
11.2.
Het Uwv mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen (zorgvuldigheidsbeginsel). Ze mogen verder geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapportages (motiveringsbeginsel). Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Eiseres heeft gesteld dat het onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig is geweest, maar dat het rapport een tegenstrijdigheid bevat. De rechtbank gaat daarom hieronder alleen in op de vraag of de opgestelde medische rapportage door de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoet aan het motiveringsbeginsel.
Is de medische beoordeling voldoende gemotiveerd?
12. Niet in geschil is dat eiseres beperkingen heeft. Eiseres voert echter aan dat haar beperkingen verdergaand zijn dan is weergeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 6 september 2023. Deze beperkingen blijken volgens haar onder andere uit het in bezwaar overgelegde stuk. Dat eiseres diverse klachten heeft, is onderkend door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze heeft toereikend gemotiveerd dat er om die reden ook beperkingen zijn aangenomen. Uit het dossier blijkt niet dat eiseres meer of andere klachten heeft dan die waarmee de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening heeft gehouden. Eiseres heeft ook niet gespecificeerd wat uit het medische stuk volgens haar niet door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is meegenomen. Van de door eiseres gestelde discrepantie is de rechtbank niet gebleken. Tenslotte is voor het aannemen van meer beperkingen geen medische onderbouwing ingebracht door eiseres. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de medische beoordeling voldoende is gemotiveerd. Eiseres heeft bij het verzoek om een onafhankelijk deskundige te benomen een beroep gedaan op de derde stap uit het arrest Korošec van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van
8 oktober 2015. [1] Omdat de rechtbank niet twijfelt aan de juistheid van de medische beoordeling, bestaat daarin geen reden voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Is de arbeidskundige beoordeling voldoende gemotiveerd?
13. Het arbeidskundig onderzoek van het Uwv is vastgelegd in het rapport van de arbeidsdeskundige van 30 januari 2023 en het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 5 oktober 2023. Na de heroverweging in bezwaar zijn drie van de vijf geduide functies komen te vervallen. Eiseres wordt in staat geacht de volgende functies - neergelegd in het rapport van 5 oktober 2023 - te verrichten: productiemedewerker textiel, geen kleding) (SBC-code 272043), administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) en medewerker binderij, grafisch nabewerker (SBC-code 268030). Aan de hand van deze functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de verdiencapaciteit van eiseres berekend. Daarnaast zijn ook de volgende functies geduid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180) en telefonisch verkoper (outbound) (SBC-code 315173).
14. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv in de rapporten van de arbeidsdeskundigen voldoende adequaat heeft gemotiveerd dat de belasting van eiseres niet wordt overschreden in de geduide functies, met name ten aanzien van afleiding door anderen, concentratie en conflicthantering. De stelling van eiseres dat de motivering ontbreekt, volgt de rechtbank daarom niet. De redenen die eiseres heeft aangevoerd waarom de geduide functies niet geschikt zijn, vindt de rechtbank niet overtuigend. Eiseres heeft gesteld dat er in deze functies sprake is van een te drukke werkomgeving en dat er met meer dan vijftien collega’s wordt gewerkt. Ten aanzien van de functie productiemedewerker textiel heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gemotiveerd dat in deze functie wordt gewerkt in een productieomgeving zijnde een stikhal met zes collega 's. De werknemer werkt aan een van de tien naaimachines die ruim uit elkaar opgesteld staan. De arbeidsdeskundig analist benoemt volgens de arbeidskundige bezwaar en beroep expliciet dat er sprake is van een auditief en visueel rustige ruimte. Er staat weliswaar achtergrond muziek aan en het geluid van diverse machines is hoorbaar, maar er wordt weinig rondgelopen. Daarom is er geen sprake van een overschrijding van de belastbaarheid van eiseres. Dit geldt ook voor de functie administratief ondersteunend medewerker, waarin wordt samengewerkt met vijf collega’s, waarvan er twee tot drie gelijktijdig aanwezig zijn. In deze functie is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen grote mate van concentratie vereist. In de functie van medewerker binderij, grafisch nabewerker, wordt gewerkt in een ruimte met in totaal elf werkplekken. De arbeidsdeskundige motiveert dat er sprake is van eenvoudig en routinematig productiewerk dat geen vermogen tot concentreren vereist dat verder gaat dan wat gebruikelijk is in het dagelijks functioneren. Tot slot wordt er ook in de functies van productiemedewerker industrie en telefonisch verkoper volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet gewerkt in grote groepen van meer dan vijftien personen en niet in een drukke omgeving. Nu eiseres niet beargumenteerd heeft gesteld dat de conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet juist is, heeft de rechtbank geen reden om aan deze conclusie te twijfelen.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G. Elfferich, rechter, in aanwezigheid van
S. Özçelik, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2024.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Het indienen van een hogerberoepschrift kan hetzij digitaal via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl hetzij door verzending per post aan de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie ook Centrale Raad van Beroep 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226.