In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, vorderde Bilal Group B.V. (hierna: Bilal) een aanpassing van de huurprijs van een bedrijfsruimte per 1 april 2023. Bilal stelde dat de huurprijs met 5% moest worden verhoogd, terwijl de gedaagde partij, Star EU Pas Dutch II Coöperatief U.A. (hierna: Star), een indexering van 9,6% had voorgesteld. De huurovereenkomst, die op 25 maart 2022 was aangegaan, bevatte bepalingen over huurprijsindexering op basis van de consumentenprijsindex (CPI) zoals gepubliceerd door het CBS. Bilal voerde aan dat de hoge inflatie, veroorzaakt door de oorlog in Oekraïne, leidde tot onaanvaardbare gevolgen voor zijn onderneming, en dat de overeengekomen indexering niet redelijk was.
De kantonrechter oordeelde dat de indexering van 9,6% niet onaanvaardbaar was en dat er geen sprake was van onvoorziene omstandigheden die wijziging van de huurovereenkomst rechtvaardigden. De rechter benadrukte dat de partijen bij het aangaan van de overeenkomst rekening hadden gehouden met mogelijke inflatie en dat de indexering conform de huurovereenkomst was berekend. De vorderingen van Bilal werden afgewezen, en in reconventie werd Bilal veroordeeld tot betaling van de opstalverzekeringspremie en de onroerendezaakbelasting, evenals buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.