In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 11 december 2024, wordt de ontvankelijkheid van twee echtscheidingsverzoeken beoordeeld. De vrouw heeft op 3 juli 2024 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, maar de betekening aan de man is niet tijdig en niet op de juiste wijze geschied. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de betekening niet aan de wettelijke vereisten voldeed, de man niet onredelijk in zijn belangen is benadeeld. De vrouw is bekend met de feitelijke verblijfplaats van de man, en de rechtbank concludeert dat de vrouw in haar verzoek kan worden ontvangen. De man heeft nog geen verweer gevoerd, maar de rechtbank verlengt de verweertermijn tot 10 januari 2025. In de tweede procedure, die op 17 september 2024 is ingediend, is de betekening correct uitgevoerd, maar ook hier moet nog een beslissing worden genomen over de ontvankelijkheid van het echtscheidingsverzoek vanwege het ontbreken van een ouderschapsplan. De rechtbank houdt de behandeling aan tot 13 januari 2025, zodat partijen zich kunnen uitlaten over de voortgang van de procedure.