ECLI:NL:RBAMS:2024:7599

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
C/13/753269 / FA RK 24-4382 en C/13/756873 / FA RK 24-6312
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
  • C.M. Mellema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekening van echtscheidingsverzoeken en ontvankelijkheid in het civiele recht

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 11 december 2024, wordt de ontvankelijkheid van twee echtscheidingsverzoeken beoordeeld. De vrouw heeft op 3 juli 2024 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, maar de betekening aan de man is niet tijdig en niet op de juiste wijze geschied. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de betekening niet aan de wettelijke vereisten voldeed, de man niet onredelijk in zijn belangen is benadeeld. De vrouw is bekend met de feitelijke verblijfplaats van de man, en de rechtbank concludeert dat de vrouw in haar verzoek kan worden ontvangen. De man heeft nog geen verweer gevoerd, maar de rechtbank verlengt de verweertermijn tot 10 januari 2025. In de tweede procedure, die op 17 september 2024 is ingediend, is de betekening correct uitgevoerd, maar ook hier moet nog een beslissing worden genomen over de ontvankelijkheid van het echtscheidingsverzoek vanwege het ontbreken van een ouderschapsplan. De rechtbank houdt de behandeling aan tot 13 januari 2025, zodat partijen zich kunnen uitlaten over de voortgang van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
locatie Amsterdam
zaaknummer / rekestnummer: C/13/753269 / FA RK 24-4382 (CM/SV) en C/13/756873 / FA RK 24-6312 (CM/SV)
Beschikking d.d. 11 december 2024 betreffende de ontvankelijkheid van de echtscheidingsverzoeken
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. I. Vledder, gevestigd te Amsterdam,
tegen
[de man] ,
verblijvende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. I.E. van der Bijl, gevestigd te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure met zaak- en rekestnummer C/13/753269 / FA RK 24-4382 blijkt onder meer uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 3 juli 2024;
- het F9-formulier van 27 augustus 2024 van de zijde van de vrouw met daarbij als bijlage het betekeningsexploot.
1.2.
Mr. Van der Bijl heeft zich op 21 oktober 2024 voor de man gesteld en tevens verzocht de
verweertermijn te verlengen.
1.3.
Het verloop van de procedure met zaak- en rekestnummer C/13/756873 / FA RK 24-6312 blijkt onder meer uit:
  • het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 17 september 2024;
  • de brief van 27 september 2024 van de zijde van de vrouw met daarbij als bijlage het
betekeningsexploot.
1.4.
Op 28 november 2024 heeft een mondelinge behandeling inzake de voorlopige voorzieningenprocedure met zaak- en rekestnummer C/13/757788 / FA RK 24-6810 plaatsgevonden. Tijdens deze behandeling hebben partijen aangegeven in afwachting te zijn van een beslissing van de rechtbank in onderhavige procedures over de vraag of de vrouw in haar verzoek tot echtscheiding ontvankelijk is. Vervolgens is door de rechtbank in beide procedures de beschikking omtrent deze vraag bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op 10 juli 2014 te Rabat, Marokko. De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit. De man heeft de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats 1] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2016 te [geboorteplaats 2] ,
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2019 te [geboorteplaats 2] ,
- [minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum 4] 2020 te [geboorteplaats 1] en
- [minderjarige 5] , geboren op [geboortedatum 4] 2020 te [geboorteplaats 1] .

3.De verzoeken

3.1.
De vrouw heeft in beide procedures verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Daarnaast heeft zij in beide procedures verzocht te bepalen dat het nog in te dienen ouderschapsplan en convenant zullen worden gehecht en deel zullen uitmaken van de af te geven beschikking.
3.2.
De man heeft nog geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

Betekening procedure met zaak- en rekestnummer C/13/753269 / FA RK 24-4382
4.1.
Het inleidend verzoekschrift is bij de rechtbank ingekomen op 3 juli 2024. In het verzoekschrift wordt vermeld dat de man geen bekende woonplaats heeft binnen en buiten Nederland maar feitelijk verblijft op het adres [adres] . Vervolgens heeft op 15 augustus 2024 de betekening aan het parket plaatsgevonden, de zogenoemde openbare betekening, waarna een uittreksel van het betekeningsexploot op 26 augustus 2024 in de Staatscourant is gepubliceerd.
4.2.
Blijkens artikel 816, lid 1 Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering (Rv) dient een verzoeker, wanneer het verzoek tot echtscheiding een verzoek van één der echtgenoten betreft, binnen veertien dagen na de indiening van het verzoekschrift een afschrift daarvan aan de andere echtgenoot betekenen.
Artikel 54 Rv geeft regels voor de betekening van exploten aan personen die geen bekende woonplaats (daaronder mede begrepen: geen gekozen woonplaats) in Nederland hebben. In dat geval geschiedt de betekening ter plaatse van het werkelijk verblijf in Nederland (lid 1). Zijn zowel woonplaats als werkelijk verblijf in of buiten Nederland onbekend, dan vindt een zogeheten openbare betekening plaats aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie (lid 2 en 4). Openbare betekening is
ultimum remedium; zij moet alleen dan plaatsvinden als andere wijzen van betekening niet mogelijk zijn.
4.3.
Het verzoekschrift tot echtscheiding is door de vrouw op 3 juli 2024 ingediend. Een afschrift daarvan is op 26 augustus 2024 in de Staatscourant gepubliceerd, en dus niet tijdig betekend. In dit geval is niet alleen niet tijdig, maar ook niet op de juiste wijze betekend. Vast staat dat de man geen bekende woonplaats (in de zin van artikel 1:10 van het Burgerlijk Wetboek) in Nederland heeft en ook niet in het buitenland. Echter, hij heeft wel een feitelijke verblijfplaats in Nederland en het adres daarvan wordt door de vrouw ook in haar verzoekschrift genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank had dit exploot ingevolge artikel 54 Rv daarom aan het adres van het werkelijk verblijf van de man in Nederland moeten worden betekend. De vrouw is immers bekend met de werkelijke verblijfplaats van de man. De betekening heeft aldus niet op de wettelijk juiste wijze plaatsgevonden.
4.4.
Op grond van artikel 816, derde lid, Rv zijn - indien het bepaalde in het eerste of tweede lid van artikel 816 Rv niet in acht is genomen, of indien het exploot anderszins lijdt aan een gebrek - de artikelen 120 en 121 Rv van overeenkomstige toepassing. Uit artikel 120, eerste lid, Rv volgt dat al hetgeen in deze afdeling is voorgeschreven, op straffe van nietigheid in acht wordt genomen. Uit het tweede lid van dit artikel volgt dat een gebrek in een exploot dat nietigheid meebrengt, bij exploot, uitgebracht voor de roldatum kan worden hersteld. Herstel van een termijnoverschrijding is echter niet mogelijk. Daaruit volgt echter nog niet dat de betrokken echtgenoot bij een overschrijding van deze termijn zonder meer niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek tot echtscheiding, zie Hoge Raad 1 april 2022 (ECLI:NL:HR:2022:481).
Het niet naleven van de in artikel 54 Rv neergelegde betekeningsvoorschriften bedreigt het exploot met nietigheid. Of inderdaad sprake is van nietigheid van het exploot (naar zijn inhoud of wijze van betekening), hangt op grond van art. 66 lid 1 Rv ervan af of aannemelijk is dat degene voor wie het exploot is bestemd, door het gebrek “onredelijk is benadeeld”. Bovendien geldt op grond van art. 66 lid 2 Rv dat een gebrek in een exploot dat nietigheid meebrengt, in beginsel kan worden hersteld.
4.5.
Art. 66 lid 1 Rv en 122 lid 1 Rv berusten volgens de Hoge Raad op hetzelfde beginsel, namelijk:
“het beginsel dat indien een exploot lijdt aan een gebrek dat tot nietigheid daarvan leidt, dit rechtsgevolg slechts op zijn plaats is indien en voor zover dat gewenst is in verband met de bescherming van de belangen waarop de geschonden norm betrekking heeft (Memorie van Toelichting op art. 66 (1.6.20) Rv., Kamerstukken II 1999/2000, 26 855, nr. 3, p. 76). Daarvan is sprake ingeval degene voor wie het exploot is bestemd, door het gebrek onredelijk is benadeeld in een belang dat door de geschonden norm wordt beschermd.”
De benadelingstoetsing, die doorslaggevend is bij het al dan niet aannemen van nietigheid van het exploot, moet dus plaatsvinden met inachtneming van de
beschermingsstrekking van de geschonden norm.
4.6.
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van art. 816 Rv blijkt dat het betekenings-voorschrift met name is gegeven omdat de inschakeling van een deurwaarder, zeker wanneer de echtgenoten nog samenwonen, meer waarborgen biedt dat het stuk de andere echtgenoot tijdig bereikt en dat het voorschrift aldus het beginsel van hoor en wederhoor beoogt te dienen. Een gebrek in het exploot waarmee een verzoek tot echtscheiding wordt betekend kan in beginsel worden hersteld. De rechtbank ziet gelet op deze beschermingsstrekking van artikel 816 Rv geen aanleiding aan te nemen dat de man door overschrijding van de in artikel 816 Rv genoemde termijn onredelijk in zijn belangen is benadeeld. In dit geval heeft de vrouw het verzoekschrift tot echtscheiding aan de man doen betekenen, zij het buiten de veertiendagentermijn, en heeft zij het exploot van betekening bij de rechtbank ingediend.
Hetzelfde heeft in dit geval naar het oordeel te gelden voor het niet naleven van de in artikel 54 Rv neergelegde betekeningsvoorschriften. De betekeningsvoorschriften van artikel 46 e.v. hebben onder meer tot doel om te bevorderen dat de geëxploteerde een afschrift van het exploot in handen krijgt. Nu de advocaat van de man zich tijdig heeft gesteld in de procedure heeft het exploot de man kennelijk tijdig bereikt.
4.7.
Gelet op het voorgaande kan de vrouw naar het oordeel van de rechtbank in haar verzoek worden ontvangen. Dit laat onverlet dat er in een latere beschikking nog een beslissing zal moeten worden genomen over de ontvankelijkheid van het echtscheidingsverzoek van de vrouw vanwege het (vooralsnog) ontbreken van een ouderschapsplan (artikel 815 Rv). De advocaat van de man heeft een verlening van de oorspronkelijke verweertermijn verzocht. Deze verlengde termijn loopt af op 13 december 2024. Gelet op de datum waarop deze beschikking wordt gegeven ziet de rechtbank termenn aanwezig deze termijn ambtshalve te verlengen met vier weken en wel tot 10 januari 2025.
Betekening procedure met zaak- en rekestnummer C/13/756873 / FA RK 24-6312
4.8.
Bij de rechtbank is op 17 september 2024 het inleidend verzoekschrift van de vrouw binnengekomen. Vervolgens is het verzoek op 24 september 2024, derhalve tijdig, aan de man betekend. De betekening heeft plaatsgevonden op het adres van het werkelijk verblijf van de man, [adres] . De deurwaarder heeft hierover in het exploot het volgende opgenomen:
´
AAN
[de man], geboren op (…), volgens de basisregistratie personen, zonder bekende woon- of verblijfplaats zowel binnen als buiten Nederland, thans verblijvende te [adres] , aldaar aan dat adres mijn exploot doende sprekende met een dame die aangaf dat hij thuis was en hem zou halen en mij vervolgens meedeelde dat hij het stuk weigerde en vervolgens heb ik een afschrift dezes gelaten op voormeld adres in gesloten envelop met daarop de wettelijke vermeldingen”
4.9.
Op het exploot van betekening heeft de deurwaarder vermeld dat de man geweigerd heeft het exploot in ontvangst te nemen. Gelet op het bepaalde in artikel 46, lid 3 Rv wordt de man geacht het exploot in persoon te hebben ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft in de onderhavige zaak daarmee de betekening gelet op artikel 54 Rv in samenhang met artikel 46 en 47 Rv correct plaatsgevonden.
4.10.
Dit laat onverlet dat er in een latere beschikking nog een beslissing zal moeten worden genomen over de ontvankelijkheid van het echtscheidingsverzoek van de vrouw vanwege het (vooralsnog) ontbreken van een ouderschapsplan (815 Rv).
4.11.
De rechtbank zal gelet op beslissing in de procedure met zaak- en rekestnummer C/13/753269 / FA RK 24-4382 de procedure aanhouden tot de hierna vermelde pro forma datum om partijen de mogelijkheid te geven zich uit te laten over de gewenste voortgang van deze procedure.
4.12.
Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
In de procedure met zaak- en rekestnummer C/13/753269 / FA RK 24-4382:
5.1.
verlengt de verweertermijn van de man tot
10 januari 2025;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan;
In de procedure met zaak- en rekestnummer C/13/756873 / FA RK 24-6312
5.3.
houdt de behandeling
pro formaaan tot
13 januari 2025voor uitlating partijen over de gewenste voortgang van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door mr.C.M. Mellema, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.J. van der Veen op 11 december 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.