Op 27 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) met parketnummer 13/302879-24. Deze zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Tsjecho-Slowakije in 1988, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen in Tsjechië. Het EAB is uitgevaardigd op 10 maart 2021 door de Tsjechische autoriteiten en betreft strafbare feiten gepleegd tussen januari en november 2019. Tijdens de zitting op 20 november 2024 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman, die waarnam voor mr. C.N.G. Starmans. De officier van justitie, mr. A. Keulers, heeft de vordering tot behandeling van het EAB ingediend.
De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak over de overlevering met 30 dagen verlengd en de gevangenneming bevolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij de Tsjechische nationaliteit heeft. De rechtbank overweegt dat het EAB voldoende informatie moet bevatten om de opgeëiste persoon duidelijk te maken waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. De rechtbank concludeert dat het EAB genoegzaam is, aangezien het de nodige details bevat over de strafbare feiten en de betrokkenheid van de opgeëiste persoon. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat het EAB onvoldoende duidelijkheid biedt.
De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd te heropenen en schorsen, met de bepaling dat de zaak uiterlijk op 10 december 2024 opnieuw op zitting wordt aangebracht. Tevens is bevolen dat de opgeëiste persoon en een tolk in de Tsjechische taal worden opgeroepen voor de volgende zitting. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29 van de Overleveringswet.