ECLI:NL:RBAMS:2024:7649

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
13/302879-24 (EAB IV)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel met parketnummer 13/302879-24

Op 27 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) met parketnummer 13/302879-24. Deze zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Tsjecho-Slowakije in 1988, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen in Tsjechië. Het EAB is uitgevaardigd op 10 maart 2021 door de Tsjechische autoriteiten en betreft strafbare feiten gepleegd tussen januari en november 2019. Tijdens de zitting op 20 november 2024 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman, die waarnam voor mr. C.N.G. Starmans. De officier van justitie, mr. A. Keulers, heeft de vordering tot behandeling van het EAB ingediend.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak over de overlevering met 30 dagen verlengd en de gevangenneming bevolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij de Tsjechische nationaliteit heeft. De rechtbank overweegt dat het EAB voldoende informatie moet bevatten om de opgeëiste persoon duidelijk te maken waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. De rechtbank concludeert dat het EAB genoegzaam is, aangezien het de nodige details bevat over de strafbare feiten en de betrokkenheid van de opgeëiste persoon. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat het EAB onvoldoende duidelijkheid biedt.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd te heropenen en schorsen, met de bepaling dat de zaak uiterlijk op 10 december 2024 opnieuw op zitting wordt aangebracht. Tevens is bevolen dat de opgeëiste persoon en een tolk in de Tsjechische taal worden opgeroepen voor de volgende zitting. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29 van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/302879-24 (EAB IV)
Datum uitspraak: 27 november 2024(bij vervroeging)
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 30 september 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 maart 2021 door
the District Court in Opava, Tsjechië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Tsjecho-Slowakije) op [geboortedag] 1988,
laatst opgegeven feitelijke woon- of verblijfplaats:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 november 2024, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht, die verklaart door hem gemachtigd te zijn. De raadsvrouw neemt waar voor mr. C.N.G. Starmans, ook advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Tsjechische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt
an Arrest Warrant of 16 February 2021, Case No. 0 Nt 2102/2021-3.Uit het A-formulier leidt de rechtbank af dat dit bevel is uitgevaardigd door
the District Court in Opava.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Tsjechisch recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
Ter zitting heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, nu uit het EAB onvoldoende zou blijken ten behoeve van welke verdenking de vervolging wordt verzocht door de uitvaardigende justitiële autoriteit. Onderdeel e) vermeldt geen duidelijke tijds- en plaatsbepaling, aldus de raadsvrouw.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB wel voldoende genoegzaam is, nu uit het bijbehorende A-formulier blijkt dat als pleegplaats Tsjechië wordt genoemd en als pleegdatum de periode van januari tot en met november 2019.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
Naar het oordeel van de rechtbank is – mede in aanmerking genomen dat sprake is van een overlevering in het kader van een nog lopend strafrechtelijk onderzoek – met de omschrijving in het EAB, in samenhang gelezen met het A-formulier, voldoende duidelijk voor de opgeëiste persoon waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. De verdenking ziet op het plegen van de handel in verdovende middelen in Tsjechië, waarbij als pleegperiode januari tot en met november 2019 wordt genoemd. Daarnaast worden de feiten concreet omschreven in het EAB. Uit die omschrijving volgt dat de opgeëiste persoon in voornoemde periode aan minimaal zes personen methamfetamine zou hebben afgeleverd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het EAB genoegzaam is en dat het specialiteitsbeginsel voldoende is gewaarborgd. De rechtbank verwerpt het verweer.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
-
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Tsjechië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Heropening

Tegelijkertijd met deze zaak is het EAB met parketnummer 13/302412-24 (EAB II) behandeld. In die zaak heeft de rechtbank, kort gezegd, besloten om bij (vervroegde) tussenuitspraak het onderzoek ter zitting te heropenen voor het opvragen van aanvullende informatie. Teneinde in alle zaken tegelijk einduitspraak te kunnen doen, zal de rechtbank daarom ook in deze zaak vervroegd uitspraak doen en het onderzoek ter zitting heropenen en schorsen.

6.Beslissing

HEROPENT EN SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd;
BEPAALTdat de zaak uiterlijk op 10 december 2024 opnieuw op zitting wordt aangebracht;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Tsjechische taal tegen voornoemde nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mr. B.M. Vroom-Cramer en mr. A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster en mr. Ç.H. Dede, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 27 november 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.