ECLI:NL:RBAMS:2024:767

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
9964087 EL 22-62
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in effectenleasezaak met betrekking tot vernietiging van overeenkomsten en verjaringseisen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 8 februari 2024 een vonnis gewezen in een effectenleasezaak tussen een eiser en Dexia Nederland B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, heeft een beroep gedaan op de vernietiging van twee overeenkomsten op grond van artikel 1:88/89 BW. Dexia heeft hiertegen ingebracht dat de bevoegdheid tot vernietiging is verjaard, wat door de eiser wordt betwist. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 10 augustus 2023 de eiser verzocht om nadere toelichting over de financiële situatie ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten. De eiser heeft schriftelijke verklaringen overgelegd van zowel hemzelf als zijn partner, waarin zij hun financiële situatie en de gang van zaken rondom de overeenkomsten toelichten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verjaringsberoep van Dexia niet kan slagen, omdat de eiser voldoende gegevens heeft verstrekt die onderbouwen dat zijn partner niet eerder dan 13 maart 2000 bekend was met de overeenkomsten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat Dexia onvoldoende concrete feiten heeft aangedragen die de stelling ondersteunen dat de partner van de eiser eerder bekend was met de overeenkomsten. Hierdoor is het beroep op verjaring afgewezen en zijn de vorderingen van de eiser toewijsbaar verklaard. Dexia is veroordeeld tot terugbetaling van de door de eiser betaalde bedragen, verminderd met eventuele uitkeringen, en tot betaling van wettelijke rente en proceskosten.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van Dexia in reconventie beoordeeld, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat Dexia aan haar verbintenissen heeft voldaan met betrekking tot andere overeenkomsten. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij met de eigen kosten belast blijft. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Zaaknummer 9964087 EL 22-62
vonnis van de kantonrechter van 8 februari 2024
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
tegen
de besloten vennootschap
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
Partijen worden hierna [eiser] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 augustus 2023;
  • de akte na tussenvonnis van [eiser] ;
  • de akte uitlaten productie van Dexia.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
[eiser] doet een beroep op de vernietiging van de overeenkomsten I. en II. op grond van artikel 1:88/89 BW. Dexia heeft naar aanleiding daarvan aangevoerd dat de bevoegdheid tot die vernietiging is verjaard. Dit wordt door [eiser] betwist. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter aan [eiser] verzocht om een nadere toelichting over de (financiële) gang van zaken in het huishouden van [eiser] en [naam] ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten. Bij akte heeft [eiser] schriftelijke verklaringen overgelegd zoals verzocht.
2.2.
In het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2023 ECLI:NL:RBAMS:2023:1221 is het toetsingskader voor zaken als de onderhavige, weergegeven. Beoordeling van deze zaak aan de hand van dat toetsingskader leidt tot het volgende.
2.3.
Voor de beoordeling van het beroep op verjaring door Dexia is van belang op welk tijdstip [naam] daadwerkelijk bekend werd met de overeenkomsten. Het verjaringsberoep van Dexia kan alleen slagen wanneer Dexia daarvoor voldoende stelt en onderbouwt. Om Dexia daartoe in staat te stellen moet [eiser] voldoende gegevens verstrekken over de (financiële) gezinssituatie en andere feiten, die relevant kunnen zijn voor het vaststellen van het tijdstip van daadwerkelijke bekendheid van [naam] met de overeenkomsten. Doet [eiser] dat niet dan heeft [eiser] het verweer tegen het verjaringsberoep onvoldoende onderbouwd.
2.4.
Eerst zal worden beoordeeld of [eiser] zijn verweer tegen het verjaringsberoep van Dexia voldoende heeft onderbouwd.
2.5.
Door [eiser] zijn schriftelijke verklaringen van hemzelf en van [naam] overgelegd, waarin staat vermeld dat deze zijn opgesteld op basis van antwoorden die elk van hen buiten aanwezigheid van de ander heeft gegeven in een telefoongesprek met hun gemachtigde.
2.5.1.
In de verklaring van [eiser] staat vermeld:
‘’Ik, [eiser] , verklaar het volgende:
a.
Ten tijde van het afsluiten van de eerste overeenkomst was ik 46 jaar oud. Ik was al getrouwd met mijn vrouw en wij hebben samen drie kinderen, geboren in ‘81, ’83 en ’86. De twee jongste woonden nog thuis. Ik was werkzaam als productieleider. Mijn vrouw was werkzaam bij Campina als uitzendkracht.
Dat is gegaan via folders. Ik kreeg daar veel van binnen in die tijd. Als je eenmaal iets had afgesloten dan kwamen er telkens weer nieuwe folders, van nieuwe producten. Het leek mij interessant om eens te proberen. Het geld wat wij op de bank hadden staan had zo meer rendement. Het waren in mijn ogen voordelige regelingen en het werd als maar beter was de voorspiegeling. Met het geld wat je wegzette, kon je meer voor terugkrijgen. Het afsluiten van deze overeenkomsten heb ik niet met mijn vrouw besproken, zij had daar geen interesse in en bemoeide zich niet met de financiën.
Wij hadden spaargeld en een erfenis die ik gekregen had op de bank staan. De inleg heb ik daarvan betaald vanaf de gezamenlijke rekening.
Dat was naar aanleiding van 11 september 2001 en de aanslagen. De aandelenmarkt ging enorm naar beneden en dat had consequenties voor mijn overeenkomsten. Ik heb toen wel aan mijn vrouw moeten vertellen wat ik geregeld had en hoe het er voor stond. De eerste jaaropgave na die tijd maakte dat ik mij wel zorgen ging maken. Mijn vrouw vond het natuurlijk niet leuk. Zij maakte zich zorgen maar vond het vooral mijn zaak om op te lossen. Ik voelde mij ook schuldig.
Wij hadden één bankrekening, dat was een en/of rekening. Van deze rekening werd dan ook alles betaald. Wij hadden beiden een bankpas van de rekening.
Beide salarissen werden op de bankrekening gestort. Andere inkomsten waren er niet.
Dat deed ik. Ik regelde alle financiële zaken. Ik verrichtte de betalingen aan vaste lasten, verzekeringen en dergelijke. Mijn vrouw deed daar niets mee, zij had daar ook geen interesse in.
Ik deed alle grote en vaste uitgaven. Uitgaven die mijn vrouw deed waren de fysieke uitgaves, de huishoudelijke benodigdheden en boodschappen. Mijn vrouw betaalde veelal met contant geld. Wij haalden dan geld bij de bank.
i.
Ik opende mijn eigen post. Als ik thuis kwam van werk dan lag er een stapeltje post voor mij en dat opende ik dan. Zo ook de bankafschriften, die opende mijn vrouw niet. Ik borg alles op, op een vaste plek en deed alles in de klapper. Mijn vrouw heeft mij nooit vragen gesteld over post of betalingen van of aan Dexia.
De belastingaangifte vulde ik voor ons beiden in. Ik had alle papieren voor de aangifte bij elkaar. Mijn vrouw moest wel een handtekening zetten. Maar verder heeft zij er nooit naar om gekeken of vragen over gesteld. Zodra alles digitaal kon, ben ik dat gaan doen.
Wij hebben geen lening afgesloten in die tijd. In 1990 hebben wij ons huis gekocht. Wel hebben wij eens een auto gefinancierd. De contracten van Dexia zijn daarbij niet aan bod gekomen.
Ik bouwde pensioen op via mijn werk. Mijn vrouw bouwde wel eerst een klein pensioen op, vanaf 2000 is zij in vaste dienst gekomen en is toen iets meer pensioen gaan opbouwen. Ik had nog een lijfrente. Dat was toen ik begon met werken. Volgens mij hebben wij daar nooit samen over gesproken.
Wanneer er een nieuwe auto gekocht moest worden, dan bespraken wij dat. Dat is wel een grote uitgave namelijk. Voor de rest spraken wij zelden over geld of betalingen.
U houdt mij voor dat er in november 2000 en december 2001 winsten zijn uitgekeerd voor twee winstgevende overeenkomsten. U vraagt mij of ik deze winsten met mijn vrouw heb gedeeld. Deze winsten heb ik misschien wel medegedeeld. Dat was een goed bericht. Daarbij heb ik in ieder geval niet gezegd dat ik nog meer overeenkomsten had lopen. Die waren nog niet ten einde. (…).’’.
2.5.2.
In de verklaring van [naam] staat vermeld:
‘’Ik, [naam] , verklaar het volgende:
a.
In 1996 werd ik 42 jaar oud. Ik ben getrouwd met mijn man en wij hebben drie kinderen. Ik was medisch analist maar destijds was ik gaan werken in de kaasfabriek als uitzendkracht. Mijn man was productieleider.
Ik heb daar geen idee van, ik wist er niets vanaf.
Later heb ik begrepen dat mijn man zijn erfenis aan de kant had gezet.
Wanneer dat precies was durf ik niet te zeggen. Wat ik wel weet is dat het geen goed bericht was, wat mijn man toen bracht. Hij vertelde dat wij iets hadden lopen bij Dexia en dat het niet goed af kon lopen. Het stond er slecht voor en hij maakte zich zorgen. Vanaf dat moment ben ik echt boos geworden op Dexia. Ook wel op mijn man, ik vond het zonde van het geld. Het was best treurig als ik er zo over denk.
Volgens mij hadden wij maar één rekening. Dat was een gezamenlijke rekening. Later heb ik ook een eigen rekening gekregen, dat was vanaf het moment dat ik in de vaste dienst kwam.
Mijn salaris werd op mijn eigen rekening gestort vanaf mijn vaste dienstverband. Dat was eind 2000 dacht ik. Daarvoor werd het op de en/of rekening gestort. Het salaris van mijn man kwam altijd op de en/of rekening volgens mij. Ik keek daar niet naar om.
Mijn man regelde dat soort zaken voornamelijk. Hij betaalde de vaste lasten en rekeningen en beheerde de en/of rekening. Pas na mijn vaste dienstverband, eind 2000, en ik mijn eigen bankrekening had, ging ik mij iets meer in de financiën verdiepen.
Ik deed meestal de boodschappen en dan veelal met contant geld. De rekeningen nam mijn man voor zijn rekening.
i.
Mijn man opende eigenlijk bijna alle post in die tijd. Administratie en financiën waren niet iets waar ik interesse in had. Pas vanaf eind 2000, toen ik een vaste baan kreeg, ben ik mij daar steeds een beetje meer in gaan verdiepen. Post of betalingen van of aan Dexia heb ik vanaf dat moment misschien wel eens gezien, maar ik heb daar nooit vragen over gesteld. Daarvoor keek ik nooit naar de post.
Dat deed mijn man. Ik heb daar nooit iets voor uitgezocht of ingevuld. Als ik moest ondertekenen dan vertelde mijn man wat wij terugkregen. Dat was alles.
Ons huis hadden wij sinds 1990. Daarna hebben wij geen lening afgesloten. Ik hou sowieso niet van lenen, wij spaarden liever.
Ik bouwde pensioen op, eerst via het uitzendbureau maar dat was een klein bedrag. Vanaf eind 2000 ging ik meer opbouwen. Mijn man bouwde ook pensioen op. Mijn man had wel iets geregeld voor later, maar daar weet ik verder niets van. Het was zijn ding.
Dat waren de grote dingen als een vakantie of de aanschaf van een auto. Voor kleinere dingen was geen overleg nodig. Het was ook niet dat wij veel grote uitgaven deden ofzo.
U vraagt mij of mijn man mij iets heeft verteld over winsten die hij met de Dexia overeenkomsten heeft gemaakt. Ik zeg u eerlijk dat ik mij daar niets van kan herinneren. (…).’’.
2.6.
Dexia voert in de onderhavige zaak onder meer aan dat de verklaringen uitsluitend berusten op de herinneringen van [eiser] en [naam] en dat geen bewijsmiddelen worden overgelegd die de daarin genoemde standpunten staven.
2.7.
Dexia verliest hierbij echter uit het oog dat [eiser] niet hoeft te bewijzen wanneer [naam] daadwerkelijk kennisnam van het bestaan van de overeenkomsten. Zoals hiervoor reeds is overwogen rust die bewijslast op Dexia. Wel mag van [eiser] worden verwacht dat het verweer tegen het verjaringsberoep van Dexia zo goed is onderbouwd als in het gegeven geval redelijkerwijs van [eiser] kan worden verlangd. Nu echter gesteld noch gebleken is dat in dit geval aan [eiser] ook andere bronnen of aanknopingspunten ter beschikking staan dan de herinneringen van [eiser] en [naam] zelf, kan van [eiser] niet worden verlangd dat deze het verweer op iets anders baseert dan op die herinneringen.
2.8.
Naar aanleiding van hetgeen [eiser] en [naam] hebben verklaard concludeert Dexia dat de inhoud van de verklaringen van [eiser] en [naam] onvoldoende concreet is en niet is gebaseerd op de separate eigen herinnering van [naam] ten opzichte van [eiser] . Volgens Dexia wijzen de verklaringen geen concreet moment aan waarop [naam] bekend werd met de overeenkomsten.
2.9.
Voor zover Dexia hiermee aanvoert dat het verweer tegen het beroep op verjaring onvoldoende is onderbouwd wordt zij hierin niet gevolgd. De door [eiser] en [naam] in hun verklaringen gegeven informatie over hun gezinssituatie, over het beheer van de gezinsfinanciën en over de informatievoorziening omtrent die financiën, onderbouwt voldoende het verweer van [eiser] dat [naam] in elk geval niet vóór 13 maart 2000 bekend is geworden met de overeenkomsten. Niet gebleken is dat [eiser] en [naam] op relevante punten méér kunnen verklaren dan zij hebben gedaan. Het betoog van Dexia betreffende deze verklaringen berust slechts op aannames en veronderstellingen die niet concreet zijn onderbouwd. Dat [naam] zich niet meer herinnert op welk moment zij precies na 13 maart 2000 daadwerkelijk met de overeenkomsten bekend is geworden, is geen reden om de verklaringen als onvolledig of ongeloofwaardig aan te merken. Dit betreft immers een omstandigheid die ongeveer twintig jaar geleden heeft plaatsgevonden, op een moment waarop [naam] zich niet bewust was van het belang van het tijdstip waarop dit plaatsvond. Dat de verklaringen van beide echtgenoten verder op enkele punten verschillen is van onvoldoende gewicht om deze als ongeloofwaardig terzijde te schuiven. Daarbij is van belang dat het punten betreft die niet direct van invloed zijn op de beantwoording van de vraag wanneer [naam] bekend is geworden met de overeenkomsten en dat het om feiten gaat die zich lang geleden hebben voorgedaan (vergelijk gerechtshof Amsterdam 17 april 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1288 en gerechtshof Den Haag 25 september 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3961).
2.10.
Dexia heeft tegenover de toelichting door [eiser] onvoldoende concrete feiten of omstandigheden genoemd die, indien zij komen vast te staan, kunnen bijdragen aan de conclusie dat [naam] op een eerdere datum dan 13 maart 2000 daadwerkelijk bekend was met de overeenkomsten. Daarom heeft Dexia, gelet op de toelichting door [eiser] , haar stellingen onvoldoende onderbouwd. Om die reden wordt het bewijsaanbod van Dexia gepasseerd en heeft als uitgangspunt te gelden dat [naam] niet op een eerdere datum dan 13 maart 2000 daadwerkelijk bekend was met de overeenkomsten.
2.11.
Het beroep van Dexia op verjaring van de bevoegdheid tot vernietigen slaagt dus niet.
De vorderingen van Partij2.12. Het voorgaande betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomsten met nummers [nummer 1] en [nummer 2] zijn vernietigd is toewijsbaar.
2.13.
Dexia dient aan [eiser] ter zake van de overeenkomsten I. en II. te betalen al hetgeen [eiser] ter zake van de overeenkomsten aan Dexia heeft betaald, verminderd met al hetgeen hij ter zake van deze overeenkomsten van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden, overige uitkeringen, opbrengsten en eventueel een reeds ontvangen (gedeeltelijke) schadevergoeding (exclusief wettelijke rente). De betreffende bedragen blijken uit de door Dexia (meest recent) overgelegde financiële gegevens van de onderhavige overeenkomst waarvan de juistheid niet of onvoldoende is weersproken. Hoewel Dexia in de gelegenheid is gesteld te reageren op de bij conclusie van dupliek in reconventie door [eiser] overgelegde afrekening van overeenkomst I., heeft zij dit nagelaten. Dat betekent dat uitgegaan wordt van de juistheid van deze afrekening.
Wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten, overig en proceskosten
2.14.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde vanaf een termijn van vier weken na de vernietigingsbrief, waarna er immers redelijkerwijs vanuit mocht worden gegaan dat Dexia niet in de vernietiging berustte, zijnde 24 mei 2007.
2.15.
De gevorderde wettelijke rente ter zake van de overeenkomsten [nummer 1] en [nummer 2] is toewijsbaar als volgt.
2.15.1.
Dexia is vanaf bovengenoemde ingangsdatum wettelijke rente verschuldigd over het saldo van hetgeen aan Dexia is betaald minus hetgeen van Dexia is ontvangen.
2.15.2.
Telkens indien na bovengenoemde ingangsdatum door Dexia een bedrag (exclusief wettelijke rente) is betaald ter zake van deze overeenkomsten, is vanaf de datum van die betaling de wettelijke rente verschuldigd over hetgeen na aftrek van dat bedrag (exclusief wettelijke rente) nog door Dexia verschuldigd is.
2.15.3.
De wettelijke rente is verschuldigd tot aan de datum van de voldoening van al hetgeen Dexia op grond van de hiervoor onder 2.13 bedoelde berekeningswijze verschuldigd is.
2.15.4.
Voor zover Dexia in het verleden reeds wettelijke rente heeft voldaan kan deze in mindering worden gebracht op het totale bedrag aan wettelijke rente dat Dexia op grond van het voorgaande verschuldigd is.
2.16.
Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding.
2.17.
Dexia zal worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in conventie (inclusief nakosten) die in verband met bovenstaande vorderingen zijn gemaakt aan de zijde van [eiser] . De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 677,50 (2,5 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 1.023,53.
2.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De vorderingen van Dexia
2.19.
Zoals volgt uit het tussenvonnis, wordt de door Dexia gevorderde verklaring voor recht voor zover deze ziet op de overeenkomsten III., IV. en V., als na te melden, toegewezen.
2.20.
Gelet op de uitkomst van de procedure in reconventie bestaat aanleiding voor compensatie van de proceskosten.

3.De beslissing

ten aanzien van de vorderingen van [eiser]:
3.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomsten met nummers [nummer 1] en [nummer 2] zijn vernietigd,
3.2.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] ter zake de overeenkomsten met nummers [nummer 1] en [nummer 2] te betalen hetgeen Dexia op grond van de hiervoor in rov. 2.13 bedoelde berekening verschuldigd is,
3.3.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen de wettelijke rente die Dexia verschuldigd is ter zake de hiervoor genoemde overeenkomsten op grond van hetgeen hiervoor is overwogen in rov. 2.14 en verder,
3.4.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure in conventie, aan de zijde van [eiser] tot op heden vastgesteld op € 1.023,53, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet
en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
3.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
ten aanzien van de vorderingen van Dexia:
3.6.
verklaart voor recht Dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [eiser] gesloten overeenkomsten met nummers [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] aan al haar verbintenissen heeft voldaan, daaronder begrepen schadevergoedingsverbintenissen, en derhalve niets meer aan [eiser] verschuldigd is,
3.7.
compenseert de proceskosten in reconventie, zodanig dat iedere partij met de eigen kosten belast blijft,
ten aanzien van alle vorderingen:
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: FM