ECLI:NL:RBAMS:2024:8023

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
24/7052
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake intrekking bijstandsuitkering en regiobinding gemeente Amstelveen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 20 december 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een verzoeker uit Amstelveen. De zaak betreft de intrekking van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen, die van mening is dat verzoeker geen regiobinding heeft met de gemeente. Het college heeft de bijstandsuitkering beëindigd met ingang van 1 juli 2024, omdat verzoeker voornamelijk buiten de gemeente Amstelveen verblijft. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat verzoeker geen regiobinding heeft met Amstelveen. Hoewel verzoeker een zwervend bestaan leidt en in meerdere gemeenten verblijft, zijn de meeste ankerpunten van verzoeker gelegen in Amstelveen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat verzoeker vanaf 26 december 2024 recht heeft op voorschotten naar de bijstandsnorm tot zes weken na de uitspraak op het beroep. Het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de uitspraak op het beroep. Tevens wordt het college veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoeker.

De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke woon- en leefsituatie van de betrokkene bij de beoordeling van de regiobinding en het recht op bijstand. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker een redelijke kans van slagen heeft in zijn beroep, wat de beslissing om een voorlopige voorziening te treffen ondersteunt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/7052

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 december 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit Amstelveen, verzoeker

(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen,verweerder, hierna: het college
(gemachtigden: mr. C. van Splunder en H. Kutlu).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de beëindiging en intrekking van zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
1.2.
Met het primaire besluit van 2 juli 2024 heeft het college de bijstandsuitkering beëindigd en ingetrokken met ingang van 1 juli 2024, omdat verzoeker geen binding heeft met de gemeente Amstelveen en hij voornamelijk verblijf houdt buiten de gemeente Amstelveen. [1] Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op
23 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en bepaald dat aan verzoeker voorschotten moeten worden verstrekt tot zes weken na de datum van bekendmaking van de beslissing op bezwaar. [2]
1.3.
Met het bestreden besluit van 14 november 2024 heeft het college het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard wat betreft de intrekking- en beëindigingsdatum. De bijstandsuitkering van verzoeker wordt per 1 oktober 2024 beëindigd en ingetrokken. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.4.
Verzoeker is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2.
2.1.
Verzoeker verzoekt om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt het bestreden besluit op te schorten en het college te bevelen verzoeker een bijstandsuitkering, dan wel voorschotten, te verstrekken.
2.2.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist. Verzoeker voert aan dat hij voor zijn inkomsten uitsluitend aangewezen is op de bijstandsuitkering. Hij heeft geen vermogen of andere inkomsten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker een spoedeisend belang bij een beslissing op zijn verzoek, nu hij door de besluitvorming van het college vanaf 26 december 2024 geen bijstand meer ontvangt.
Heeft het beroep een redelijke kans van slagen?
4.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of een voorlopige voorziening moet worden getroffen of het beroep een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een besluit tot intrekking van de bijstandsuitkering een belastend besluit is. Het is daarbij aan de bijstandsverlenende instantie om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op de bijstandsverlenende instantie rust.
4.3.
Volgens het college heeft verzoeker onvoldoende regiobinding met de gemeente Amstelveen. Dat hij een postadres heeft in Amstelveen, dat hij en zijn zoon staan ingeschreven bij een huisarts in Amstelveen, dat verzoekers schuldhulpverleningstraject loopt in Amstelveen en dat hij voorheen in Amstelveen woonde is daarvoor onvoldoende. Het gaat er namelijk volgens het college om waar verzoeker feitelijk verblijft. Op basis van de verblijflijsten van verzoeker, concludeert het college dat verzoeker veelal in Amsterdam verblijft en daardoor naar de gemeente Amsterdam moet voor een uitkeringsaanvraag.
4.4.
Zoals de Centrale Raad van Beroep (de Raad) eerder heeft overwogen moeten de daklozen die een zwervend bestaan leiden worden gerekend tot de doelgroep van de wettelijke regeling voor adreslozen en is voor de beoordeling van het recht op bijstand van de adresloze de feitelijke woon- en leefsituatie van de betrokkene van doorslaggevend belang. [3]
4.5.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college onvoldoende gemotiveerd dat verzoeker geen regiobinding heeft met de gemeente Amstelveen. Dat het merendeel van de tijdelijke verblijfplaatsen van verzoeker in de afgelopen maanden in Amsterdam waren, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat hij daar feitelijk verblijft. Uit de jurisprudentie van de Raad volgt dat bij de beoordeling van de feitelijke woon- en leefsituatie moet worden onderzocht of de betrokkene een
vasteverblijfplaats heeft buiten de gemeente. Verzoeker heeft toegelicht dat hij telkens via zijn netwerk een dak boven zijn hoofd probeert te regelen. Om die reden wisselen de adressen van verzoeker continu. Dit blijkt ook uit de overgelegde verblijflijsten, waaruit volgt dat verzoeker niet alleen in Amsterdam verblijft, maar ook bijvoorbeeld in Maarssen, Diemen, Mijdrecht en Den Haag verblijft. Ook ziet de voorzieningenrechter op de verblijflijsten terugkomen dat verzoeker verblijft op Stadshart in Amstelveen. Verzoeker heeft daarbij op zitting toegelicht dat hij niet kan zeggen waar hij de komende weken of maanden verblijft; dit hangt ook af van de welwillende steun van vrienden en kennissen in de verschillende gemeenten. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat verzoeker geen zwervend bestaan meer leidt en beschikt over een vaste verblijfplaats in een andere gemeente, in dit geval Amsterdam. Bovendien heeft verzoeker feiten en omstandigheden aangedragen die de regiobinding met de gemeente Amstelveen juist onderstrepen. Voordat verzoeker zijn huis verloor woonde hij in Amstelveen. Toen hij zijn woning verloor en zijn bedrijf, heeft hij hulp gezocht bij de Regenbooggroep in Amstelveen, die hem ook hebben geholpen aan een postadres in de gemeente Amstelveen. Verzoeker zijn partner en kind zijn bij hem ingeschreven op het postadres in de gemeente Amstelveen. Verzoekers huisarts bevindt zich ook in Amstelveen. Ook loopt verzoeker zijn schuldhulpverleningstraject in de gemeente Amstelveen. De voorzieningenrechter acht al deze aspecten van belang. De voorzieningenrechter begrijpt de jurisprudentie van de Raad zo dat niet zonder meer kan worden gezegd dat deze aspecten voor de regiobindingsvraag niet van belang zijn. Verzoeker leeft een zwervend bestaan en verblijft in meerdere gemeenten, maar de meeste ankerpunten van verzoeker zijn gelegen in de gemeente Amstelveen.
4.6.
Gelet op voorgaande heeft het beroep naar het oordeel van de voorzieningenrechter een redelijke kans van slagen.
Belangenafweging
5. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van het college die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van verzoeker als volgt af. Dat verzoeker recht heeft op een bijstandsuitkering is in deze procedure niet in geschil. Zijn uitkering is immers enkel beëindigd en ingetrokken op grond van de regiobinding. Gelet hierop en op het feit dat het beroep een redelijke kans van slagen heeft, weegt het belang van verzoeker bij het treffen van een voorlopige voorziening zwaarder dan het belang van het college.
Hoe nu verder?
6. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om tevens uitspraak te doen op het beroep van verzoeker. Dat verzoeker recht heeft op een bijstandsuitkering is niet in geschil. De finale beantwoording van de rechtsvraag welke gemeente verantwoordelijk is voor de bijstandsuitkering van verzoeker laat de voorzieningenrechter over aan de bodemrechter. Het beroep van verzoeker zal daarom op een aparte zitting behandeld worden. De rechtbank gaat de mogelijkheid onderzoeken om een vertegenwoordiger van de gemeente Amsterdam op zitting uit te nodigen voor het geven van inlichtingen. [4] Idealiter een vertegenwoordiger van de gemeente Amsterdam die betrokken is geweest met de destijds behandelde aanvraag van verzoeker om een bijstandsuitkering in de gemeente Amsterdam rondom de periode van juni tot en met september 2024.

Conclusie en gevolgen

7.
7.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat aan verzoeker vanaf 26 december 2024 voorschotten moeten worden verstrekt naar de voor hem geldende bijstandsnorm tot zes weken na de bekendmaking van de uitspraak op het beroep. Het bestreden besluit is geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de uitspraak op het beroep.
7.2.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst krijgt verzoeker ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van de uitspraak op het beroep;
- bepaalt dat aan verzoeker vanaf 26 december 2024 voorschotten moeten worden verstrekt naar de voor hem geldende bijstandsnorm tot zes weken na de bekendmaking van de uitspraak op het beroep;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. G. Santos 't Hoen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
20 december 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 40 van de Pw.
2.Zie de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 augustus 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5255.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van 3 juni 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD3393 en van 15 november 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2494.
4.Gelet op artikel 8:45 van de Awb.