3.3Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Herkenning verdachte
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte
de middelste man in het rijtje is dat op de stills van de camerabeelden te zien is.
Verdachte is kort nadat het feit is gepleegd bij Het Tolhek aangehouden, welke straat op tien minuten loopafstand ligt van het appartementencomplex waar het feit heeft plaatsgevonden. Uit de omschrijving van zijn kleding en de foto’s van verdachte op het politiebureau blijkt dat zijn kleding wat betreft opvallende en unieke onderdelen overeenkomt met een van de personen die op de camerabeelden is gezien bij het plegen van het feit. Verdachte droeg net als de persoon op de camerabeelden een zwarte broek en een vest dat lichter is dan die broek. Getuige [getuige 1] verklaart dat hij de wegrennende jongens heeft gevolgd en dat hij zag dat een van hen zijn vest om zijn middel had geknoopt. Verdachte is aangehouden met zijn vest om zijn middel geknoopt. De meest opvallende en unieke overeenkomst is echter de schoenen van verdachte met die van de persoon op de camerabeelden. Op de camerabeelden van [cameranummer] is duidelijk te zien dat de persoon die in het midden rent witte Nike schoenen draagt met een zwarte zool en een zwart logo. Dit zijn hetzelfde soort schoenen als die verdachte droeg op het moment van zijn aanhouding, kort nadat het feit gepleegd was. De combinatie van de witte gympen met de zwarte zool en een zwarte Nike swoosh acht de rechtbank specifiek en onderscheidend.
Verdachte heeft een alternatief scenario geboden voor zijn aanwezigheid in de omgeving van het ten laste gelegde, kort nadat dit had plaatsgevonden. Verdachte heeft verklaard dat hij met de taxi bij Diemen Zuid is afgezet en naar het huis van zijn (inmiddels ex-)vriendin is gelopen, die in Diemen woont. Dit scenario heeft verdachte echter op geen enkele manier aannemelijk gemaakt en vindt ook overigens geen steun in het dossier. Ter zitting heeft verdachte het adres van zijn ex-vriendin opgegeven, [adres 2] . Dit adres is onvindbaar op het internet en lijkt niet te bestaan. Verdachte heeft niet via de bestelapp van de taxi aangetoond dat hij die taxi heeft genomen en ook zijn ex-vriendin heeft geen verklaring gegeven ter ondersteuning van zijn verklaring.
Nu verdachte in de buurt van het appartementencomplex, kort na het gepleegde feit en in dezelfde kleding als de persoon op de beelden is aangetroffen, oordeelt de rechtbank dat het niet anders kan dan dat verdachte de persoon op de beelden is.
Bedreiging met geweld
De bedreiging met geweld om de diefstal gemakkelijk te maken acht de rechtbank ook bewezen. Verdachte en zijn medeverdachten waren verhuld gekleed en zijn met hoge snelheid afgerend op [aangever] . Zij stond op dat moment alleen op straat. Vervolgens hebben de twee medeverdachten hardhandig de tas van [aangever] weggenomen en daarna haar koffer. Deze gedragingen zijn van dien aard en zijn onder zulke omstandigheden gedaan dat deze in het algemeen een dergelijke vrees (voor geweld) kunnen opwekken. Gelet op de aangifte van [aangever] heeft het ook daadwerkelijk dit effect gehad. Zij is daarbij na het gepleegde feit naar een andere plek toegelopen uit angst dat de mannen terug zouden komen. Zij heeft toen de koffer die zij nog wel tot haar beschikking had laten staan.
Medeplegen
De volgende vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet, is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de ten laste gelegde diefstal nu hij niet degene is geweest die de tas en/of de koffer in handen heeft gehad. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezenverklaard kan worden wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Uit de getuigenverklaring van [getuige 2] blijkt dat verdachte en de medeverdachten eerst met zijn drieën op een bankje bij het appartementencomplex zaten. Hier zijn zij samengekomen voorafgaand aan het feit. Uit de stills van de camerabeelden rondom het complex blijkt dat verdachte en de medeverdachten samen naar [aangever] zijn toegerend. Op deze stills is eveneens te zien dat de mannen allen donkere kleding en gezichtsbedekking droegen. Uit de aangifte, de stills en de getuigenverklaring van [getuige 2] blijkt verder dat verdachte en de medeverdachten samen in dezelfde richting zijn weggerend op het moment dat de diefstal was voltooid. Uit al deze handelingen – het vooraf verzamelen, het dragen van gelijkende verhullende kleding en het samen op- en wegrennen – blijkt dat er sprake is geweest van een vooropgezet plan waarbij alle daders een wezenlijke bijdrage hadden. De rollen bij het plegen van dit feit waren ook inwisselbaar.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat sprake is van een intellectuele en/of materiële bijdrage van verdachte van voldoende gewicht. Hoewel verdachte niet zelf de koffer of tas uit de handen van [aangever] heeft getrokken, heeft hij een materiële bijdrage gelegd aan het ten laste gelegde feit. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen. Verdachte heeft immers alle overige stappen van het plan samen met de medeverdachten uitgevoerd en met zijn aanwezigheid heeft hij de daad meer kracht bijgezet.
Gelet op voornoemde en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 14 juni 2024 te Diemen, tezamen en in vereniging met anderen een tas en een koffer die aan [aangever] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- voorzien van donkere kleding en een sjaal, althans voorzien van een gedeeltelijk bedekt gezicht, zich naar de voordeur van het appartementencomplex van voornoemde [aangever] te begeven en
- met grote snelheid op voornoemde [aangever] af te rennen en
- vervolgens de tas van voornoemde [aangever] vast te pakken en deze met kracht uit de handen van voornoemde [aangever] te trekken en
- vervolgens de koffer van voornoemde [aangever] vast te pakken en
- vervolgens met de tas en koffer weg te rennen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.