Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 13/108263-23. De zaak betreft een ontnemingsvordering van de officier van justitie, mr. S. de Klerk, tegen een veroordeelde die betrokken was bij een diefstal met valse sleutels. De rechtbank heeft de vordering behandeld tijdens de zittingen op 11 oktober en 3 december 2024, waarbij de veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. P. Figge, aanwezig waren. De officier van justitie heeft op 2 september 2024 een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op € 3.929,16, gebaseerd op een rapport van 12 maart 2024. De veroordeelde heeft echter betwist dat hij dit bedrag heeft ontvangen en heeft een lagere schatting gepresenteerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde samen met drie medeveroordeelden betrokken was bij de diefstal, waarbij in totaal € 17.404,99 werd weggenomen. Na annulering van enkele transacties door de bank, is het uiteindelijke bedrag vastgesteld op € 14.049,99. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor een concrete verdeling van het voordeel tussen de veroordeelden, en heeft daarom besloten het ontnemingsvoordeel gelijkmatig te verdelen. Uiteindelijk is het te ontnemen bedrag vastgesteld op € 3.512,49, dat de veroordeelde aan de Staat moet betalen. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling opgelegd en de duur van de gijzeling vastgesteld op 0 dagen.