ECLI:NL:RBAMS:2025:1173

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
13-226527-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vordering tot behandeling Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 februari 2025 uitspraak gedaan in een vordering van het openbaar ministerie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die op 8 januari 2025 in de rechtbank verscheen, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. Tijdens deze zitting werd de termijn voor de uitspraak verlengd en werd de gevangenhouding bevolen, maar met schorsing tot aan de uitspraak. Op 22 januari 2025 werd het onderzoek geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen vragen aan de Poolse autoriteiten voor te leggen. Op de zitting van 6 februari 2025, waar de opgeëiste persoon en zijn raadsman niet verschenen, werd vastgesteld dat de Poolse autoriteiten het EAB hadden ingetrokken. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in zijn vordering tot behandeling van het EAB, en heeft vastgesteld dat de overleveringsdetentie is geëindigd. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-226527-24
Datum uitspraak: 6 februari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 6 november 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 april 2024 door
the District Court in [geboorteplaats] ,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
van [BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 8 januari 2025
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 8 januari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
Tussenuitspraak 22 januari 2025
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in de tussenuitspraak geformuleerde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
Voorts is de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd, alsook de gevangenhouding van de opgeëiste persoon.
Zitting 6 februari 2025
De behandeling van het EAB is – met toestemming van de officier van justitie in gewijzigde samenstelling – voortgezet op de zitting van 6 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht, zijn, zoals vooraf bij e-mailbericht van 24 januari 2025 was aangekondigd niet verschenen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Op de zitting van 8 januari 2025 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 22 januari 2025

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 22 januari 2025. Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW, de strafbaarheid van de feiten en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU (dat ziet op het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld) beoordeeld. Deze overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de rechtbank het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB nu de Poolse autoriteiten bij brief van 24 januari 2025 het EAB hebben ingetrokken.
De rechtbank volgt de officier van justitie in bovengenoemd standpunt.

5.Beslissing

VERKLAARThet openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
STELT VASTdat de (geschorste) overleveringsdetentie is geëindigd.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.R.P.J. Davids, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 6 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.