ECLI:NL:RBAMS:2025:1177

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
13-401098-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift ex artikel 61 OLW inzake opgelegde beperkingen in detentie, bezwaarschrift gegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 februari 2025 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een gedetineerde, hierna te noemen 'klager', tegen het bevel van de officier van justitie te Amsterdam van 21 januari 2025, waarin beperkingen werden opgelegd aan het contact van klager met de buitenwereld. Klager was gedetineerd in het kader van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door de Duitse autoriteiten was uitgevaardigd. De opgelegde beperkingen hielden in dat klager geen bezoek mocht ontvangen zonder toestemming van de officier van justitie, geen telefonisch contact mocht hebben met anderen, en geen brieven of pakketjes mocht verzenden of ontvangen zonder controle. De rechtbank heeft de procesgang en de feiten in de zaak uiteengezet, waarbij het bezwaarschrift op 30 januari 2025 was ingediend en op 6 februari 2025 de zitting plaatsvond. De rechtbank heeft de argumenten van zowel klager als de officier van justitie gehoord. Klager stelde dat de beperkingen niet noodzakelijk waren voor het onderzoek, terwijl de officier van justitie het vertrouwensbeginsel als uitgangspunt hanteerde. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde beperkingen niet volstrekt noodzakelijk waren en dat de Duitse autoriteiten onvoldoende onderbouwing hadden gegeven voor de noodzaak van deze beperkingen. De rechtbank heeft het bezwaarschrift gegrond verklaard en de beperkingen opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13-401098-24
RK-nummer: 25-002754
BESCHIKKING
in raadkamer op het bezwaarschrift ex artikel 61 van de Overleveringswet (OLW) jo. artikel 62a, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van
[Klager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
thans gedetineerd in [penitentiaire inrichting] ,
hierna te noemen “klager”,
tegen het bevel van de officier van justitie te Amsterdam van 21 januari 2025, tot het opleggen van beperkingen als bedoeld in artikel 62 Sv.

1.Procesgang

Het bezwaarschrift, gedateerd op 30 januari 2025, is op 31 januari 2025 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 6 februari 2025 klager, mr. M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam, en de officier van justitie, mr. M. al Mansouri, in besloten raadkamer gehoord.

2.Feiten

Op 19 november 2024 hebben de Duitse justitiële autoriteiten (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) tegen klager uitgevaardigd. Zijn overlevering wordt gevraagd om hem in Duitsland te vervolgen op grond van de verdenking van betrokkenheid bij een strafbaar feit.
Klager is op 21 januari 2025 op grond van de OLW aangehouden. Klager verblijft sindsdien in overleveringsdetentie uit hoofde van de OLW.
De officier van justitie heeft bij bevel van 21 januari 2025 bevolen dat in het belang van het onderzoek beperkende maatregelen worden getroffen.
Die maatregelen luiden – na wijziging van het bevel beperkingen op 28 januari 2025 door de officier van justitie – :
1. de opgeëiste persoon mag zonder uitdrukkelijke toestemming van de officier van justitie geen bezoek ontvangen; deze beperking geldt niet ten aanzien van bezoek door de raadsman en politie;
2. de opgeëiste persoon mag geen telefonisch contact, middellijk noch onmiddellijk, hebben met anderen zonder uitdrukkelijke toestemming van de officier van justitie te Amsterdam; deze beperking geldt niet ten aanzien van telefonisch verkeer met de raadsman, justitiële autoriteiten en commissie van toezicht;
3. de opgeëiste persoon mag geen brieven respectievelijk pakketjes verzenden of ontvangen zonder uitdrukkelijke toestemming van en na controle door of vanwege de officier van justitie; deze beperking geldt niet ten aanzien van correspondentie met de raadsman, en justitiële autoriteiten en commissie van toezicht;
4. de opgeëiste persoon mag geen enkel contact hebben mondeling noch schriftelijk noch telefonisch, middellijk noch onmiddellijk — met medegedetineerde(n);
Op 4 februari 2025 heeft de officier van justitie haar vordering ex artikel 23 van de OLW ingediend bij deze rechtbank.

3.Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift, dat ter zitting nader is toegelicht, strekt tot opheffing van de beperkingen. De rechtbank moet beoordelen of de verzochte beperkingen in het belang van het onderzoek strikt noodzakelijk zijn. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de gronden op basis waarvan de beperkingen noodzakelijk zouden zijn volstrekt onvoldoende onderbouwd. De beperkingen zijn bedoeld om contact te voorkomen tussen medeverdachten in en buiten detentie, zodat zij hun verklaringen niet op elkaar af kunnen stemmen. De Duitse autoriteiten hebben echter niet toegelicht dat er in onderhavige zaak aanwijzingen zijn dat in het verleden collusie of contact tussen medeverdachten heeft plaatsgevonden en evenmin dat en waarom daarvoor nu wel moet worden gevreesd. De noodzaak van de beperkingen is hiermee onvoldoende gemotiveerd. Sterker, uit de correspondentie blijkt dat de Duitse autoriteiten het al ‘zeer behulpzaam vinden’ dat medeverdachten in aparte gevangenissen gedetineerd zitten. Bovendien betreft het een overleveringszaak. Dit betekent dat als klager in beperkingen blijft en als de overlevering zou worden toegestaan, hij zijn familie meerdere maanden niet zal zien. Het indienen van een bezwaarschrift ten aanzien van de beperkingen verliest tot slot zijn betekenis als wordt aangenomen dat reeds vanwege het binnen het overleveringsrecht geldende vertrouwensbeginsel aan onderbouwingen van dergelijke verzoeken geen nadere eisen hoeven te worden gesteld.

4.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het vertrouwensbeginsel het uitgangspunt dient te zijn bij de beoordeling van een dergelijk bezwaarschrift. Het feit dat de Duitse rechter de beperkingen heeft bevolen, duidt erop dat de noodzaak en de proportionaliteit al getoetst zijn.
Binnen de marges van het toetsingskader kan naar het feit gekeken worden. Het betreft een zeer ernstig feit waarbij grof geweld is gebruikt en waarvoor meerdere verdachten zijn aangehouden. De Duitse autoriteiten noemen het collusiegevaar als grond voor de beperkingen en dat is bij een dergelijke zaak geen verrassing. De Duitse autoriteiten beschrijven dat de belangen liggen in het voorkomen van de beïnvloeding van verklaringen, het voorkomen van contact tussen medeverdachten en het voorkomen van contact tussen verdachten en andere betrokkenen buiten detentie. Deze belangen zijn evident reëel. De bevolen beperkingen dienen gerespecteerd te worden en de beperkingen zelf dienen gehandhaafd te worden. Wel is het zo dat de Duitse autoriteiten een andere invulling van beperkingen in detentie kennen waarbinnen bezoek van een beperkt aantal personen mogelijk is mits onder visueel en auditief toezicht. Geprobeerd is dit ook in Nederlandse overleveringsdetentie toe te passen, maar dit was niet uitvoerbaar vanwege het gebrek aan gevangenispersoneel.
Daarbij is klager pas twee weken geleden aangehouden. Het betreft dus niet een situatie die al maanden voortsleept. Klager mag wel brieven versturen naar zijn familie, deze worden door de Duitse autoriteiten bekeken en getoetst. Indien de brief geen informatie bevat die het onderzoek schaadt wordt deze doorgestuurd. Het openbaar ministerie begrijpt dat de beperkingen belastend zijn voor klager, ook al zijn de media-gerelateerde beperkingen niet meer van kracht. Hierom is de behandeling van het overleveringsverzoek snel en gelijktijdig met onderhavig bezwaarschrift op een zitting gepland.

5.Beoordeling door de rechtbank

Wettelijke grondslag
De officier van justitie moet bevoegd worden geacht tot het opleggen van beperkingen.
Artikel 61 van de OLW bepaalt namelijk dat de klager die op basis van deze wet van zijn vrijheid wordt beroofd, wordt behandeld als een verdachte die krachtens het Wetboek van Strafvordering (Sv) aan een overeenkomstige maatregel is onderworpen. Aangenomen dient te worden dat, ook al wordt artikel 62 Sv niet genoemd bij de bepalingen die in artikel 30 van de OLW van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, hiermee artikel 62 Sv van overeenkomstige toepassing is in geval van overleveringsdetentie.
De officier van justitie moet dan ook in beginsel bevoegd worden geacht tot het treffen van de in artikel 62 Sv bedoelde maatregelen, waaronder het nemen van vingerafdrukken en foto’s, maar ook het opleggen van beperkingen, krachtens een rechtshulpverzoek van de betreffende buitenlandse autoriteit, die om overlevering van klager heeft gevraagd.
De uitvoering van buitenlandse rechtshulpverzoeken is geregeld in de eerste en derde afdeling van Boek 5, Titel 1, Sv.
Artikel 5.1.1, tweede lid, Sv luidt:
Als verzoeken om rechtshulp worden aangemerkt verzoeken van daartoe bevoegde autoriteiten van een staat aan de bevoegde autoriteiten van een andere staat tot het al dan niet gezamenlijk verrichten van handelingen van onderzoek of het verlenen van medewerking daaraan, verzoeken ter bepaling van de aanwezigheid van wederrechtelijk verkregen voordeel, het toezenden van documenten, dossiers of stukken, of het geven van inlichtingen, dan wel het betekenen of uitreiken van stukken of het doen van aanzeggingen of mededelingen aan derden.
Artikel 5.1.4, tweede en derde lid, Sv luiden:

2. Voor zover het verzoek om rechtshulp van een vreemde staat is gegrond op een verdrag wordt daaraan zoveel mogelijk het verlangde gevolg gegeven;

3. In gevallen waarin het betreft een verzoek dat niet op een verdrag is gegrond, alsmede in gevallen waarin het toepasselijke verdrag niet tot inwilliging verplicht, kan een verzoek om rechtshulp van een bevoegde autoriteit van een vreemde staat worden ingewilligd indien de inwilliging niet in strijd is met een wettelijk voorschrift of dient te worden geweigerd in het kader van het algemeen belang.

Het verlenen van medewerking aan handelingen van onderzoek als bedoeld in artikel 5.1.1., tweede lid, Sv moet ruim worden opgevat en daaronder kan ook worden begrepen het opleggen van beperkingen in het belang van strafrechtelijk onderzoek van het land dat het rechtshulpverzoek heeft ingediend. Dat als gevolg van deze medewerking de persoonlijke levenssfeer van een opgeëiste persoon (nader) kan worden beperkt, maakt dat niet anders.
Uit artikel 5.1.4, derde lid, Sv, volgt, onder meer, dat indien het rechtshulpverzoek niet op een verdrag is gegrond, aan dit verzoek wordt voldaan, mits het een redelijk verzoek betreft en inwilliging ervan niet in strijd is met een wettelijk voorschrift. Genoemd artikel 62 Sv biedt een wettelijke basis voor het opleggen van beperkingen aan klager.
Het opleggen van beperkingen in het belang van buitenlands strafrechtelijk onderzoek vindt dan ook zijn wettelijke grondslag in de artikelen 5.1.1 en 5.1.4 Sv juncto artikel 62 Sv.
Het rechtshulpverzoek
De
StaatsanwältschaftKöln heeft per brief van 21 januari 2025 het volgende verzoek gedaan:
“I would be grateful if you would ensure that the defendants are not given the opportunity to communicate with each other and that visits, mail and telephone calls from outside third parties are checked for relevance to the proceedings.”
De rechtbank beschouwt dit verzoek als rechtshulpverzoek in de zin van artikel 552h, tweede lid, Sv.
De beoordeling van het bezwaarschrift
Voor de beantwoording van de vraag of in een concrete zaak beperkingen mogen worden opgelegd ten behoeve van een buitenlands strafrechtelijk onderzoek, dient naar het oordeel van de rechtbank gelet op hetgeen in artikel 62, eerste lid, Sv is bepaald, te worden bezien of die beperkingen in het belang van het onderzoek volstrekt noodzakelijk zijn.
De rechtbank ziet aanleiding voor het oordeel dat de beperkingen niet volstrekt noodzakelijk zijn in het kader van het Duitse onderzoek.
De
Staatsanwaltschaft Kölnheeft bij brief van 22 januari 2025 het volgende medegedeeld:
“The separation of the accused and control of outside contacts is common practice in Germany and is intended in particular to prevent the accused from colluding with each other or with those not in custody. This is intended to prevent other suspects who are not in custody from being warned and from agreeing on statements so that the further clarification of the facts is not jeopardized.
There is no additional need for separation specifically for these suspects.
Insofar as it is not possible to order separation on this basis, I would ask you to consider whether it is possible to transfer suspects [redacted], [redacted] and [Klager] to different prisons or at least to different sections. In this way, at least direct contact between the suspects in custody could be avoided.”
Het openbaar ministerie heeft op 24 januari 2025 de volgende reactie toegezonden:
“I would like to inform you that the suspects [redacted], [redacted] and [Klager] have been transferred to 3 different prisons. Furthermore, I would like to ask if you could indicate when the restrictions will no longer be necessary.”
De
Staatsanwaltschaft Kölnantwoordt hierop op 24 januari 2025 het volgende:
“[M]any thanks for that. That is definitely helpful.”
Het openbaar ministerie heeft op 3 februari 2025 de volgende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voorgelegd in het kader van het ingediende bezwaarschrift:
“Could you please answer the following questions as to why the restricted custody of [Klager] is still necessary?
In particular:
- Could you clarify why there would continue to be a risk of [Klager] capability to interfere with the investigation, if he would not be subject to restrictions in custody in this stage of the investigation?
- Could you also please clarify what the risks would be in the aforementioned situation?”
De
Staatsanwaltschaft Kölnantwoord hierop op 3 februari 2025 het volgende:
“[U]nfortunately, I am unable to provide any reasons that go beyond the information in the e-mails dated 22.01.2025 and 27.01.2025.
As already mentioned, our aim with the restrictions is to prevent the accused from coordinating their statements and informing suspects, who are not in custody, of the ongoing investigations.”
De rechtbank is van oordeel dat uit bovenstaande correspondentie niet blijkt dat de reeds bevolen beperkingen noodzakelijk zijn in het kader van het lopende Duitse onderzoek. De Duitse autoriteiten schrijven dat de beperkingen bedoeld zijn om het contact tussen medeverdachten en betrokkenen buiten detentie te voorkomen. Hiertoe verzoeken zij in het rechtshulpverzoek het contact tussen de klager en de buitenwereld te monitoren in verband met het eventueel beïnvloeden van verklaringen. Uit de correspondentie tussen de Duitse autoriteiten en het openbaar ministerie blijkt de separatie van de medeverdachten door plaatsing in verschillende gevangenissen al zeer behulpzaam te zijn. Waarom verdere specifieke beperkingen ten aanzien van klager in deze zaak noodzakelijk zouden zijn wordt niet genoemd. Hierdoor ontbreekt een toetsbare onderbouwing waarom klager dergelijke ingrijpende beperkingen moet ondergaan. Weliswaar blijkt uit het rechtshulpverzoek van 21 januari 2025 dat de verzochte beperkingen gangbaar zijn in de Duitse strafrechtketen, maar daarmee is onvoldoende onderbouwd waarom die beperkingen in onderhavig geval noodzakelijk zijn en welk specifiek gevaar deze (volledige) beperkingen weg zouden nemen. De rechtbank acht de opgelegde beperkingen hiermee niet noodzakelijk.
De rechtbank zal hierom het bezwaarschrift gegrond verklaren en het bevel beperkingen opheffen.

6.Beslissing

De rechtbank:
VERKLAARThet bezwaar tegen het bestreden bevel van de officier van justitie gegrond;
HEFT OPde beperkingen door de officier van justitie bij bevel van 21 januari 2025 opgelegd.
Deze beschikking is gegeven op 6 februari 2025 in raadkamer van deze rechtbank door
mr. A.R.P.J. Davids, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en ondertekend door de voorzitter en de griffier.