ECLI:NL:RBAMS:2025:1183
Rechtbank Amsterdam
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Verzoek om aanvullende toestemming ex artikel 14 OLW, openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard in haar vordering omdat feiten waarvoor toestemming wordt verzocht zijn gepleegd na de overlevering
Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak met parketnummer 13-397884-24, waarin de officier van justitie een verzoek indiende op basis van artikel 14 van de Overleveringswet (OLW). Dit verzoek was gericht op het verkrijgen van toestemming voor de tenuitvoerlegging van een straf die was opgelegd voor feiten die vóór de overlevering waren begaan, maar waarvoor de betrokkene niet was overgeleverd. Het verzoek was ingediend door het Parket van de Procureur des Konings te Leuven (België) op 4 december 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de uitlevering werd gevraagd, daadwerkelijk na de overlevering zijn gepleegd. Hierdoor oordeelde de rechtbank dat er geen toestemming vereist was voor deze feiten, zoals bedoeld in artikel 14, derde lid, OLW. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering om het verzoek in behandeling te nemen. Deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier L.E. Poel.