7.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van twee personen en schennis van de eerbaarheid. Hij heeft twee personen geslagen en vervolgens zijn broek laten zakken. Door zo te handelen in de openbare ruimte heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en gevoelens van onveiligheid gecreëerd. Bovendien heeft verdachte ongevraagd de omstanders in de metro en op het station geconfronteerd met zijn geslachtsdeel en blote billen. Hij heeft daarmee de algemene eerbaarheid geschonden. Dergelijk gedrag is onacceptabel.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van het Leger des Heils van 7 februari 2025, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] . Hieruit blijkt – zakelijk weergegeven – dat verdachte sinds 2024 regelmatig in aanraking komt met justitie in verband met onder andere agressiedelicten. Er is sprake van een toenemend delicpatroon, waarbij sprake is van alcoholmisbruik en middelengebruik. Op alle leefgebieden is instabiliteit. Verdachte staat niet stil bij de gevolgen van zijn handelen voor anderen en bagatelliseert zijn problemen. De kans op recidive wordt door de reclassering als hoog ingeschat.
Uit de meest recente informatie van de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) blijkt dat het verblijfsrecht van verdachte is ingetrokken op 16 juli 2024. Verdachte kan daarom geen zelfvoorzienend bestaan opbouwen of aanspraak maken op de sociale voorzieningen en hij moet Nederland verlaten. Zolang verdachte zonder rechtmatige verblijfsstatus in Nederland verblijft, is zijn toekomstperspectief uitzichtloos en zal de kans op recidive niet verminderen. Door de status van verdachte is begeleiding in een regulier kader niet uitvoerbaar. Daarom voldoet verdachte ook aan de zachte criteria voor oplegging van de ISD-maatregel. Gelet op het voorgaande adviseert de reclassering om aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen ter bescherming van de maatschappij. Verdachte komt in aanmerking voor een plaatsing in de zogenaamde ISD-VRIS (Vreemdelingen in het Strafrecht). De P.I. Veenhuizen, locatie Groot Blankenbosch, is gespecialiseerd in het bieden van programma’s voor EU-onderdanen met een onrechtmatig verblijf in Nederland. Verdachte kan daar een programma volgen gericht op scholing en werk. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor psychische begeleiding, medische- en verslavingszorg en diverse gedragstrainingen, waarmee kan worden bijgedragen aan stabiliteit bij zijn eventuele terugkeer naar het land van herkomst.
Ter terechtzitting van 21 februari 2025 heeft voornoemde reclasseringswerker, gehoord als deskundige, haar advies gehandhaafd.
Motivering van de maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (hierna: het strafblad) van 22 januari 2025 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 15 november 2024 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Daarnaast blijkt uit het strafblad dat ook is voldaan aan de eisen die de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie stelt; verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen en goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Aan verdachte zijn meerdere onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd, die hem er niet van hebben weerhouden telkens nieuwe strafbare feiten te begaan. Verdachte heeft hiermee laten zien dat hij niet in staat is geweest om contact met politie en justitie langdurig te voorkomen. Met de officier van justitie en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat de ISD-maatregel gelet op de problematiek van verdachte en zijn vreemdelingenrechtelijke status de enige oplossing is om de kans op recidive terug te dringen, verdere overlast in de maatschappij te voorkomen en verdachte bij te staan bij een zachte landing bij een eventuele terugkeer naar Letland. De rechtbank zal de officier van justitie daarom in haar vordering volgen en de ISD-maatregel opleggen.
Om de maatschappij te beschermen en de kans op recidive van verdachte op een aanvaardbaar niveau te brengen, is het van groot belang om het werken aan de oplossing van zijn problematiek mogelijk in combinatie met een terugkeer naar Letland alle kansen te geven en voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.