ECLI:NL:RBAMS:2025:1882

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
13/369320-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening en schorsing van Europees aanhoudingsbevel in verband met Italiaanse detentieomstandigheden

Op 20 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Procura Generale della Repubblica presso la Corte di Appello di Torino. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 4 februari 2025 en 6 maart 2025 voortgezet, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op grond van de Overleveringswet (OLW) met 30 dagen verlengd en heeft vragen geformuleerd over de detentieomstandigheden in Italië, naar aanleiding van zorgwekkende rapporten over overbevolking en de gevolgen daarvan voor gedetineerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat heeft geleid tot het EAB, wat relevant is voor de beoordeling van de overlevering. De rechtbank heeft de zaak heropend en de overleveringsdetentie verlengd, terwijl zij verdere informatie van de Italiaanse autoriteiten afwacht over de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft ook vragen geformuleerd over de garanties die de Italiaanse autoriteiten kunnen bieden met betrekking tot de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/369320-24
Datum uitspraak: 20 maart 2025
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 7 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 november 2024 door de
Procura Generale della Repubblica presso la Corte di Appello di Torino(Italië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 4 februari 2025
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 4 februari 2025, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Het onderzoek ter zitting is voor onbepaalde tijd geschorst, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in het proces-verbaal geformuleerde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
Zitting 6 maart 2025
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 6 maart 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW.
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis met nr. 7065/2022, nr. 3511/2019 R.G. App, gewezen
op 2.11.2022 door het Gerechtshof van Turijn (Corte d'Appello di Torino),
Strafkamer II, ter herziening van het vonnis gewezen door de Rechtbank
van Turijn (Tribunale di Torino) van 19.12.2018, onherroepelijk op 18.12.2022.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren en acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Deze straf resteert in zijn geheel. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd. De informatie in onderdeel d) van het EAB ziet slechts op de procedure in hoger beroep en niet op de procedure in eerste aanleg, terwijl op die laatste procedure het zwaartepunt ligt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, onder a, OLW gelet op de informatie in onderdeel d) van het EAB.
Het oordeel van de rechtbank
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4] Dat ook de procedure in eerste aanleg aan de vereisten van artikel 12 OLW getoetst moet worden, zoals door de raadsman is betoogd, is dan ook onjuist.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
Het EAB vermeldt in onderdeel d):
‘Nee, de betrokkene is niet in persoon verschenen bij het proces dat heeft geleid tot de beslissing;
De betrokkene is in persoon gedagvaard op 20/08/2021 en is dus op de hoogte gesteld van de datum en de plaats vastgesteld voor het proces dat tot de beslissing heeft geleid en hij is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kon worden gegeven wanneer hij niet op het proces zou verschijnen.’
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank dan ook vast dat de situatie zoals bedoeld in artikel 12, onder a, OLW zich voordoet, zodat de weigeringsgrond niet van toepassing is.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
mensenhandel.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

De rechtbank verwijst naar het proces-verbaal van 4 februari 2025 en de daarin geformuleerde vragen omtrent de Italiaanse detentieomstandigheden en naar haar uitspraak in een andere zaak van 14 januari 2025 (ECLI:NL:RBAMS:2025:224), in het bijzonder naar hetgeen de rechtbank daarin onder punten 7.1
(Inleiding)en 7.4
(Oordeel van de rechtbank)ten aanzien van de detentieomstandigheden in Italië heeft overwogen.
Uit het dossier volgt dat door het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) naar aanleiding van de zitting in onderhavige zaak op 4 februari 2025 de door de rechtbank geformuleerde vragen zijn voorgelegd aan de Italiaanse autoriteiten. Een schriftelijke kopie van de exacte vragen die door het IRC zijn gesteld, bevat het dossier niet.
Op 28 februari 2025 heeft de rechtbank de volgende antwoorden ontvangen van de Directeur-Generaal van het Italiaanse Ministerie van Justitie, Departement van het Penitentiair Bestuur:
‘BETREFT: Procedure betreffende Europees aanhoudingsbevel tussen Italië en Nederland. Verzoek om garanties betreffende gevangenisomstandigheden.
1. Refererend aan het op 11 februari jl. door dit directoraat-generaal ontvangen verzoek betreffende de procedure inzake het Europees aanhoudingsbevel tussen Italië en Nederland, en naar aanleiding van de aan dit directoraat-generaal toegezonden GDAP-nota 72319 van 2 maart 2020, heb ik de eer u het volgende onder uw aandacht te brengen.
2. In het bijzonder met betrekking tot de eerste plaats van toewijzing, wordt gespecificeerd dat de identificatie ervan gebonden is aan de luchtroute die gebruikt wordt voor de overdracht, die besloten en doorgegeven wordt door de Dienst voor Internationale Politiesamenwerking ­ Interpol - Sirene in Rome. Als de luchthaven van bestemming een van de terminals in de stad Rome is, wordt de gedetineerde voorlopig toegewezen aan een instituut in het district Lazio, over het algemeen geïdentificeerd, zoals reeds vermeld, in het Rebibbia nieuwe Complex. In de dagen direct volgend op de binnenkomst in Italië (de duur van het verblijf in de penitentiaire inrichting van eerste toewijzing hangt af van de beschikbaarheid van de personele middelen die nodig zijn voor de uitvoering van de overplaatsing), wordt de gedetineerde begeleid naar de penitentiaire inrichting van het district waar de vervolgende justitiële autoriteit is gevestigd en blijft daar ter beschikking van deze autoriteit.
Als de luchthaven van bestemming daarentegen één van de luchthavens in Milaan is, wordt de gedetineerde toegewezen aan een penitentiaire inrichting in het district Lombardije, die over het algemeen, maar niet noodzakelijkerwijs, voor gedaagden wordt aangeduid als de San Vittore­gevangenis in Milaan.
Dit instituut werd, samen met 15 andere Italiaanse gevangenissen, door uw directoraat-generaal in nota DAG26/02/2020.0038423. U., aangemerkt als een inrichting die volgens het Hof van Amsterdam geen adequate leefomstandigheden kan garanderen.
3. In dit verband moet worden opgemerkt dat, zowel met betrekking tot de San Vittore gevangenis, als met betrekking tot de 15 genoemde locaties, net als voor alle penitentiaire inrichtingen op het nationale grondgebied, de detentieomstandigheden momenteel in overeenstemming zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en dat derhalve geen enkele gedetineerde mag worden gehuisvest in slaapruimten met een ruimte van minder dan 3 vierkante meter. In feite zijn de inrichtingen op het nationale grondgebied in staat om een beschikbaarheid voor elke gedetineerde te garanderen van niet minder dan drie vierkante meter per persoon, waaronder het, dankzij het gebruik van toepassingen die een dagelijkse controle van de beschikbaarheid van detentieplaatsen mogelijk maken, niet is toegestaan te vertrekken.
Deze omstandigheid, in combinatie met de openstelling van de kamers voor een periode van niet minder dan 8 uur per dag (behalve voor mogelijke redenen van orde en veiligheid en, in dit geval, dus, binnen de grenzen die worden bepaald door Artikel 10 van het P.O.), en de aanwezigheid van alle andere reeds verzekerde voorwaarden (zoals toegang tot toiletten, buitenlucht gedurende 4 uur per dag, evenals toegang tot gezondheidszorg, en de aanwezigheid van verwarming), garandeert dat de aangeboden detentievoorwaarden in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving.
4. We blijven tot uw beschikking voor elke verdere verduidelijking die u wenst.’
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de behandeling van de zaak aan te houden, zodat bij de Italiaanse autoriteiten (nogmaals) navraag kan worden gedaan naar de afgegeven garanties omtrent de detentieomstandigheden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat, hoewel het rapport van Antigone omtrent de Italiaanse detentieomstandigheden zorgelijk is, de door de Italiaanse afgegeven detentiegaranties voldoende zijn om de overlevering toe te kunnen staan.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de aanvullende informatie van 28 februari 2025 onvoldoende is om het eerder vastgestelde algemene gevaar (in 10 Italiaanse instellingen) weg te nemen. In het licht van de zorgwekkende gegevens waarover de rechtbank beschikt ten aanzien van de detentieomstandigheden in Italië, geeft de aanvullende informatie van 28 februari 2025 bovendien aanleiding tot het stellen van nadere vragen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De aanvullende informatie is niet afkomstig van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit, noch door die autoriteit goedgekeurd. In die situatie dient de uitvoerende rechterlijke autoriteit de geboden zekerheid te toetsen aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover de uitvoerende rechterlijke autoriteit beschikt. [5] De rechtbank merkt in dit kader op dat ook als de verstrekte garantie wel afkomstig is van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit, de uitvoerende rechterlijke autoriteit rekening moet houden met “enig nauwkeurig gegeven dat erop wijst dat de detentieomstandigheden in een bepaalde gevangenis strijdig zijn met artikel 4 van het Handvest”. [6]
De zorgwekkende bevindingen van Antigone zoals weergegeven in het in oktober 2024 gepubliceerde rapport
Italian Prisons Burst [7] (waarvan delen zijn geciteerd in de eerder aangehaalde uitspraak van 14 januari 2025 [8] ) vinden steun en deels bevestiging in gegevens van
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) met betrekking tot
high-level talkstussen de President van het CPT en de Italiaanse Minister van Justitie. Het CPT vermeldde hierover op 31 oktober 2024 onder meer het volgende:
‘In recent months, the Italian prison system has been confronted with serious challenges to its proper functioning, caused notably by the steady increase in prison overcrowding and its detrimental effects on living conditions, the provision of regime, violence and relations with staff. The spike in the number of suicides of both prisoners and staff in 2024 is an extreme symptom of the crisis. [9]
Naast deze zorgwekkende gegevens, weegt de rechtbank bij haar beoordeling ook mee dat in de verstrekte aanvullende informatie van het Ministerie van Justitie van 28 februari 2025 onder meer wordt meegedeeld dat (onderstreping rechtbank):
“voor alle penitentiaire inrichtingen op het nationale grondgebied, de detentieomstandigheden momenteel in overeenstemming zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en dat derhalve geen enkele gedetineerdemagworden gehuisvest in slaapruimten met een ruimte van minder dan 3 vierkante meter.
(…)
Deze omstandigheid (…), garandeert datde aangeboden detentievoorwaarden in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving.”
De verstrekte informatie lijkt aldus (mede) gericht op de boodschap dat de regelgeving ten aanzien van de detentieomstandigheden in Italië voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden (zoals bepaald door onder andere het Europees Hof voor de Rechten van de Mens). Dat de regelgeving hier aan voldoet en dat gedetineerden bijvoorbeeld – kort gezegd – niet geplaatst
mogenworden in een ruimte van minder dan 3 vierkante meter, sluit niet zonder meer uit dat in de praktijk toch het gevaar bestaat dat niet kan worden voldaan aan die voorwaarden. Nu de hiervoor geschetste recente gegevens van Antigone en het CPT duiden op serieuze problemen als gevolg van een groeiende overbevolking, wenst de rechtbank antwoord op de volgende vragen:
1. De rechtbank heeft acht geslagen op een zorgwekkend rapport van Antigone (
Italian Prisons Burst [10] )gepubliceerd in oktober 2024 dat steun en deels bevestiging vindt in gegevens van het CPT met betrekking tot
high-level talkstussen de President van het CPT en de Italiaanse Minister van Justitie. Gelden de geconstateerde problemen die voortkomen uit een groeiende overbevolking (te weten negatieve gevolgen voor
living conditions, the provision of regime, violence and relations with staffmet als extreem symptoom van deze crisis een
spike in the number of suicides of both prisoners and staff in 2024)voor bepaalde detentie-instellingen of voor alle instellingen in Italië? In hoeverre zijn de hiervoor benoemde problemen actueel? De rechtbank verneemt graag welke maatregelen in dat kader zijn genomen sinds eind oktober 2024.
2. Voor het geval de geconstateerde problemen nog wel actueel zijn voor bepaalde instellingen: om welke instellingen gaat het? Kan gegarandeerd worden dat de opgeëiste persoon niet in een detentie-instelling wordt geplaatst waar deze problematiek speelt? Kan dit in algemenere zin worden gegarandeerd voor opgeëiste personen die door Nederland worden overgeleverd?

6.Beslissing

HEROPENThet onderzoek ter zitting onder gelijktijdige schorsing voor onbepaalde tijd, teneinde de officier van justitie de hiervoor onder overweging 5 opgenomen vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit;
BEPAALTdat de zaak uiterlijk
14 dagen voor 10 mei 2025(het einde van de verlengde beslistermijn) opnieuw op zitting moet worden gepland;
VERLENGTde overleveringsdetentie op grond van artikel 27, derde lid, OLW met 30 dagen, gelet op de eerdere verlenging van de beslistermijn met 30 dagen op basis van artikel 22, vijfde lid, OLW;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Roemeense taal tegen nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mr. E. de Rooij en mr. D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.HvJ EU 25 juli 2018, C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589 (Generalstaatsanwaltschaft Bremen (Detentieomstandigheden in Hongarije)), punt 114.
6.Generalstaatsanwaltschaft Bremen (Detentieomstandigheden in Hongarije), punt 112.
7.https://www.antigone.it/upload/Le_carceri_scoppiano_EN.pdf
9.https://www.coe.int/en/web/cpt/-/council-of-europe-anti-torture-committee-cpt-hold-high-level-talks-on-prison-reform-in-italy.
10.https://www.antigone.it/upload/Le_carceri_scoppiano_EN.pdf