ECLI:NL:RBAMS:2025:1891

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
11540653 \ KK EXPL 25-90
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming sociale huurwoning wegens illegale prostitutie en drugsgebruik

In deze zaak heeft de Stichting De Alliantie, een woningcorporatie, een kort geding aangespannen tegen een huurder, aangeduid als [gedaagde], met als doel de ontruiming van een sociale huurwoning. De Alliantie vorderde ontruiming op basis van illegale prostitutie en drugsgebruik in de woning. De procedure begon met een dagvaarding op 18 februari 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 3 maart 2025, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de woning was ingericht als bordeel en dat er drugs zijn aangetroffen. De huurder betwistte de beschuldigingen, maar de kantonrechter oordeelde dat de Alliantie voldoende bewijs had geleverd van de ernstige tekortkomingen van de huurder. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurder de woning binnen veertien dagen moest ontruimen en de achterstallige huur van € 695,99 moest betalen, evenals de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van huurbescherming, maar ook de verantwoordelijkheid van huurders voor het gebruik van hun woning.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11540653 \ KK EXPL 25-90
Vonnis in kort geding van 17 maart 2025
in de zaak van
STICHTING DE ALLIANTIE,
gevestigd te Hilversum,
eisende partij,
hierna te noemen: de Alliantie,
gemachtigde: mr. H. Sevim,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. I. L'Ghdas.

1.De procedure

1.1.
De Alliantie heeft bij dagvaarding, met producties, van 18 februari 2025 een voorziening gevorderd. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] een aantal producties overgelegd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 maart 2025. Namens de Alliantie is mevrouw [naam 1] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen en bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk, mevrouw A. Garcia Celma.
1.3.
Beide gemachtigden hebben een pleitnota voorgedragen. Partijen zijn daarna gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken. Ten slotte is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De kern

2.1.
[gedaagde] huurt van de Alliantie de sociale huurwoning aan de [adres] . De huur is € 695,99 per maand. Op 1 december 2024 is de politie in de woning geweest. Van dat bezoek heeft de politie een proces-verbaal opgesteld, waaruit blijkt dat de woning was ingericht als bordeel. Ook blijkt dat de politie drugs in de woning heeft aangetroffen. Daarnaast is er een huurachterstand. Volgens [gedaagde] is sprake van een incident en is de huurachterstand ingelopen. De Alliantie vordert dat [gedaagde] de huur alsnog aan haar betaalt, dat zij de woning ontruimt en de proceskosten betaalt. De vorderingen van de Alliantie worden toegewezen.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
De Alliantie heeft voldoende spoedeisend belang
3.2.
Toewijzing van de vorderingen van de Alliantie is alleen mogelijk als sprake is van een spoedeisend belang. De Alliantie heeft voldoende spoedeisend belang bij haar vorderingen, omdat volgens haar sprake is van oneigenlijk gebruik van een sociale huurwoning. Gelet op de krapte op de woningmarkt en de lange wachtlijsten die bestaan voor sociale huurwoningen, heeft de Alliantie er belang bij dat zo snel mogelijk een einde wordt gemaakt aan een eventuele onrechtmatige situatie, zodat zij de woning op korte termijn kan verhuren aan woningzoekenden die op de wachtlijst staan.
[gedaagde] moet € 695,99 aan huurachterstand betalen
3.3.
De Alliantie heeft de huurachterstand tot en met februari 2025 ter hoogte van
€ 1.391,98 gevorderd. Op de zitting is gebleken dat [gedaagde] voorafgaand aan de zitting een aantal betalingen heeft verricht. Zij heeft daarmee de huurachterstand over de maanden januari en februari 2025 ingelopen. De Alliantie heeft op de zitting verklaard dat [gedaagde] de huur van maart 2025 nog niet heeft betaald. Dit is door [gedaagde] niet weersproken. Als uitgangspunt wordt dan ook genomen dat de huurachterstand tot en met maart 2025 € 695,99 bedraagt. De kantonrechter zal de (gewijzigde) vordering met betrekking tot de huurachterstand toewijzen.
Het proces-verbaal
3.4.
De Alliantie stelt dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. De Alliantie heeft haar stellingen, die – kort gezegd – inhouden dat [gedaagde] niet als goed huurder heeft gehandeld door de woning aan derden onder te verhuren/ in gebruik te geven, toe te laten dat er verboden stoffen in de woning aanwezig zijn en strafbare handelingen in de woning toe te staan, onderbouwd aan de hand van een proces-verbaal van de politie.
3.5.
Uit het proces-verbaal blijkt dat twee verbalisanten, naar aanleiding van een afgaand beveiligingsalarm de woning hebben bezocht. Daar troffen zij een vriendin van [gedaagde] aan ( [naam 2] ) samen met haar vriend. In het proces-verbaal is, onder meer, het volgende opgenomen:
‘Wij hoorden hen vervolgens verklaren: “De woning is niet van ons. Hij is van mijn vriendin [gedaagde] . Ik heb geen idee waar [gedaagde] op dit moment zelf is.” Op mijn verzoek toonde de vrouw mij een Whatsapp tussen haar en [gedaagde] . Ik zag dat [gedaagde] aan de vrouw had doorgegeven dat zij de sleutel van de woning kon ophalen.
In de slaapkamer zagen wij op het bureau een bakje staan. Wij zagen op de deksel van het bakje een kleine hoeveelheid wit poeder. Ik ging in de slaapkamer met de vrouw in gesprek. Zij kwam op mij onrustig en zenuwachtig over. Ik hoorde haar verklaren: “Dat poeder, dat is drugs voor eigen gebruik.” Ik zag dat zij haar telefoon opende en zij begon met meerdere apps af te sluiten. Ik zag ook dat de website [internetsite] afgesloten werd. Ik kreeg daarom het vermoeden dat de vrouw mogelijk in de illegale prostitutie zou werken. Ik hoorde haar verklaren: “Ik werk maar af en toe in de prostitutie. Ik werk niet in deze woning.”
In ruimte 1 stond een eenpersoonsbed. Het viel ons op dat er overdreven veel setjes lingerie tussen de kledingstukken zaten. In de kamer lagen meerdere condooms, tientallen seksspeeltjes, meerdere flesjes glijmiddel, vochtige doekjes. Ook stond er een witte rugtas. Hierin zaten meerdere setjes lingerie, vochtige doekjes, condooms, 3 zakjes Kamagra.
In ruimte 2 stond een tweepersoonsbed. Op de tafel in de hoek van de kamer stond een houten doosje. In dit doosje zaten verschillende soorten harddrugs.
Ruimte 3 is in principe bedoeld als woon/eetkamer. Wij zagen dat hier geen normale meubels zoals een bank, stoel eettafel of tv-meubel aanwezig was. Hier stond wel een eenpersoonsbed. Wij zagen op dit bed een doos tissues en massageolie liggen.
In totaal inbeslaggenomen goederen:
-
54 roze pillen (opdruk Moncler)
-
8 roze pillen opdruk Poetin, 6 gele pillen, 1 bruine pil
-
8 gripzakjes roze poeder (Tusi)
-
7 gripzakjes roze poeder (Tusi)
-
9 gripzakjes roze poeder (Tusi)
-
1 gripzakje wit poeder
-
1 brokje (Crystal Meth)
-
2 gripzakjes roze poeder (Tusi)
-
3x GHB
-
1 grote gripzak roze poeder (Tusi) (indicatief gewicht 50 gram Tusi)
-
1 gripzakje roze poeder (Tusi)
-
445,- euro
Wij zagen dat er in de woning een camera aanwezig was. Later verklaarde de aangehouden Venezolaanse vrouw dat mevrouw [gedaagde] de camera in de woning opgehangen zou hebben. Zij kan dus van afstand meekijken wie er in de woning aanwezig is.’
Het is aannemelijk dat de woning is gebruikt voor prostitutiewerkzaamheden
3.6.
De kantonrechter is van oordeel dat op basis van het proces-verbaal voldoende aannemelijk is dat de woning is gebruikt voor (illegale) prositutie. Het volgende is daarvoor redengevend.
3.7.
De vriendin van [gedaagde] , [naam 2] , die in de woning werd aangetroffen heeft een account op [internetsite] en biedt daar 7 dagen per week en 24 uur per dag escortdiensten aan. Op verzoek van de verbalisant toonde [naam 2] WhatsApp contact met [gedaagde] waarin [gedaagde] aan [naam 2] had doorgegeven dat zij de sleutel van de woning kon ophalen op een bepaald adres.
3.8.
Op de foto’s die zijn aangehecht aan het proces-verbaal is te zien dat de verbalisanten tientallen seksspeeltjes, condooms, meerdere flesjes glijmiddel en andere seks-gerelateerde spullen in de woning hebben aangetroffen. [gedaagde] stelt dat de spullen voor eigen gebruik zijn en dat het er zo veel zijn omdat zij deze in de aanbieding heeft gekocht. De kantonrechter acht dat niet geloofwaardig en die stelling is niet door [gedaagde] onderbouwd.
3.9.
Daarnaast blijkt uit de foto’s en het proces-verbaal dat er alleen drie bedden in de woning staan (één in elke slaapkamer en één in de woonkamer) en vrijwel geen andere meubels. Ook hiervoor heeft [gedaagde] geen aannemelijke verklaring gegeven, namelijk dat haar vriend een aantal bedden over had en dat zij deze daarom in de woning heeft gezet en dat zij het bed in de woonkamer gebruikt als bank.
3.10.
Tot slot blijkt dat er in de woonkamer een camera is geïnstalleerd. [gedaagde] heeft op de zitting toegelicht dat de camera is verbonden met een alarmcentrale. [gedaagde] stelt dat zij de camera heeft geïnstalleerd in verband met haar mentale problematiek (paniekaanvallen), maar heeft deze mentale problematiek niet onderbouwd.
3.7.
Gelet op de hoeveelheid bedden die zijn aangetroffen in combinatie met het gebrek aan ander meubilair, de hoeveelheid aangetroffen seks-gerelateerde spullen en de camera met alarmfunctie, acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat de woning is gebruikt voor (illegale) prostitutie. Dat het zou gaan om een incident en dat zij van niets zou weten zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, wordt gelet op de inrichting van de woning en het contact met [naam 2] niet aannemelijk geacht.
Ook is er een grote hoeveelheid (hard)drugs in de woning aangetroffen
3.8.
Uit het proces-verbaal blijkt daarnaast dat er verschillende soorten (hard)drugs in de woning zijn aangetroffen. [gedaagde] erkent dat de drugs in de woning aanwezig waren, maar betwist iets met de drugs te maken te hebben. Volgens haar zijn de drugs van de vriend van [naam 2] .
[gedaagde] moet de woning binnen veertien dagen ontruimen
3.9.
Of [gedaagde] de woning moet ontruimen is afhankelijk van de vraag of sprake is van een zodanig ernstige tekortkoming dat aannemelijk is dat de kantonrechter in de bodemprocedure de huurovereenkomst zal ontbinden. [1] De kantonrechter is van oordeel dat daar sprake van is.
3.10.
Het gebruiken van een sociale huurwoning voor (illegale) prostitutie en het toelaten van een grote hoeveelheid (hard)drugs in de woning is een ernstige tekortkoming. Door toe te staan dat er illegale handelingen in de woning zijn gepleegd heeft [gedaagde] zich niet als goed huurder gedragen. De stelling van [gedaagde] dat zij niet wist dat haar vriendin in de prostitutie zit (wat overigens niet geloofwaardig wordt geacht) en dat de drugs niet van haar is, maakt dat niet anders. Zij is immers verantwoordelijk voor de handelingen van de personen die zij in de woning toelaat. [2]
3.11.
[gedaagde] is dan ook tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. Die tekortkoming is naar het oordeel van de kantonrechter zodanig ernstig dat aannemelijk is dat de huurovereenkomst in de bodemprocedure zal worden ontbonden.
3.12.
De Alliantie vordert een termijn van drie dagen voor de ontruiming, maar heeft niet toegelicht waarom zij deze korte termijn passend acht. De kantonrechter zal de ontruimingstermijn bepalen op veertien dagen na betekening van dit vonnis. Ook zal worden bepaald dat de ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.13.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Alliantie worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
340,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.095,95
3.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] met aan en toebehoren en met inbegrip van de eventueel bij de woning behorende opslagruimte en tuin te ontruimen, met medeneming van alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van de Alliantie zijn en de woning met aan- en toebehoren onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van de Alliantie te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform het beginsel in artikel 555 e.v. in verbinding met artikel 444 Rv.
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan de Alliantie:
- € 695,99 aan achterstallige huur tot en met maart 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde huurtermijnen, telkens te rekenen vanaf de vervaldata van die huurtermijnen tot de dag van voldoening,
- € 695,99 per maand vanaf 1 april 2025 tot aan de ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde termijnen, telkens te rekenen vanaf de vervaldata van die termijnen tot de dag van voldoening,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.095,95, te betalen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn betaald,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kraak, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 17 maart 2025.
64183

Voetnoten

1.Artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 7:219 BW.