In deze zaak heeft Kess Corporation N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wegens huurachterstand en herstelkosten. De huurovereenkomst tussen Kess en [gedaagde 1] is op 22 maart 2019 ingegaan en geëindigd op 31 oktober 2023. Kess vorderde een bedrag van € 7.232,38, bestaande uit huurachterstand, herstelkosten, boete en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de huurprijswijzigingsbedingen en incassokostenbedingen in de huurovereenkomst getoetst op oneerlijkheid. De kantonrechter oordeelde dat de huurprijswijzigingsbedingen oneerlijk zijn, omdat deze de huurder in een nadelige positie plaatst zonder dat er een maximum is gesteld aan de huurverhoging. Ook het beding over buitengerechtelijke incassokosten werd als oneerlijk beoordeeld, omdat het afwijkt van de wettelijke regeling. De kantonrechter vernietigde deze bedingen en oordeelde dat Kess in totaal € 6.710,18 teveel had ontvangen van [gedaagde 1]. Hierdoor werd de vordering van Kess afgewezen en werd Kess veroordeeld in de proceskosten van € 50,00.