ECLI:NL:RBAMS:2025:2032

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
13/121124-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot de opgeëiste persoon

Op 13 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Pécs Regional Court in Hongarije. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Hongarije, die op 12 februari 2025 in de rechtbank verscheen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak. Tijdens de zitting op 11 maart 2025 werd de behandeling hervat, waarbij opnieuw de identiteit van de opgeëiste persoon werd bevestigd. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak op 26 februari 2025 geoordeeld dat voldaan is aan de vereisten van dubbele strafbaarheid en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in eerste aanleg aanwezig was en dat hij stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de behandeling in hoger beroep. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn, waardoor de overlevering is toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/121124-24
Datum uitspraak: 13 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 8 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 februari 2024 door
the Pécs Regional Court, Hongarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 12 februari 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
Tussenuitspraak 26 februari 2025
De rechtbank heeft op 26 februari 2025 tussenuitspraak gewezen en het onderzoek heropend en geschorst om aanvullende vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit ten behoeve van de beoordeling van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW.
Zitting 11 maart 2025
De behandeling van het EAB is – met instemming van de raadsman en de officier van justitie – hervat op de zitting van 11 maart 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Hongaarse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 26 februari 2025

Bij tussenuitspraak van 26 februari 2025 [3] heeft de rechtbank geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, geoordeeld dat is voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid en dat artikel 11 OLW, gelet op de verstrekte individuele detentiegarantie, niet aan overlevering in de weg staat. Deze overwegingen worden hier als herhaald en ingelast beschouwd.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 26 februari 2025 verder het volgende vastgesteld.
“Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4] Dit betekent dat het arrest van de Pécs Regional Court van 29 september 2022 met kenmerk 2.Bf.98/2022/9 aan artikel 12 OLW moet worden getoetst.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 25 januari 2025 volgt dat deze informatie alleen betrekking heeft op de procedure die heeft geleid tot het vonnis van the Komló District Court van 21 februari 2022 met kenmerk 2.B.73/2021/13. Tegen dit vonnis heeft het Hongaarse openbaar ministerie hoger beroep ingesteld, wat heeft geleid tot het arrest van the Pécs Regional Court van 29 september 2022 met kenmerk 2.Bf.98/2022/9. Bij de procedure in hoger beroep heeft geen zitting plaatsgevonden, omdat de opgeëiste persoon noch zijn advocaat hiertoe een verzoek had gedaan.
Op nadere vragen van het openbaar ministerie heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit op 31 januari 2025 de volgende aanvullende informatie verstrekt:
“(…) 2) As the court had already communicated, the Regional Court of Pécs, acting as the second-instance court, decided that the appeal was to be adjudicated at a council session, where the presence of the defendant and his defender was not required, but of which they had been notified. The convict received a postal notification about the scheduled council session into his own hand on 11 May 2022 at the address in [plaats 1 in Hongarije] .(…)”
Uit aanvullende informatie van 3 maart 2025 volgt dat de informatie van 31 januari 2025 dat de
notificationvoor de
council sessionin het hoger beroep aan de opgeëiste persoon is uitgereikt op een adres in [plaats 1 in Hongarije], onjuist is. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft dat in de aanvullende informatie van 3 maart 2025 hersteld en aangegeven dat die
notificationover de procedure in hoger beroep op 9 mei 2022 is verzonden naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres in [plaats 2 in Hongarije] ([adres 2]) en daar door hem in persoon in ontvangst is genomen op 11 mei 2022. Gelet op het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank daarvan uit. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van de omstandigheid als bedoeld onder artikel 12, sub a, OLW, nu geen sprake is van een oproep voor een ‘proces’ in hoger beroep in de zin van die bepaling, maar slechts een mededeling van de ‘
council session’.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. De opgeëiste persoon was in eerste aanleg in persoon aanwezig op de zitting en voor het hoger beroep is de mededeling van de ‘
council session’ verzonden naar het adres dat de opgeëiste persoon zelf heeft opgegeven en waar hij deze in persoon in ontvangst heeft genomen. Verder is aan de opgeëiste persoon medegedeeld dat hij een verzoek kon indienen het ‘proces’ in hoger beroep op een openbare zitting te laten plaatsvinden. Dat heeft hij niet gedaan. Daarmee heeft de opgeëiste persoon naar het oordeel van de rechtbank stilzwijgend afstand gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep aanwezig te kunnen zijn en zijn verdediging te kunnen voeren.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Pécs Regional Court(Hongarije) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en H.H.J. Zevenhuijzen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 13 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Rechtbank Amsterdam, 26 februari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:1253.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (