ECLI:NL:RBAMS:2025:2051

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
11540643 \ KK EXPL 25-89
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurder hoeft parkeervergunning niet op te zeggen bij gemeente Amsterdam

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2025, is een huurder betrokken die sinds 2013 een studio huurt op de vierde verdieping van een pand. De huurder, aangeduid als [gedaagde], heeft sinds 2016 een parkeervergunning van de gemeente Amsterdam, aangevraagd via het adres van de studio. De verhuurder, aangeduid als [eiser], is sinds 2023 eigenaar van het pand en heeft een tweede parkeervergunning aangevraagd voor de familie [familienaam], die sinds 2024 in het pand woont. De verhuurder vordert in kort geding dat de huurder zijn parkeervergunning opzegt, zodat de familie [familienaam] deze kan overnemen.

De kantonrechter heeft in deze procedure beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang voor de verhuurder. De rechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is, omdat de familie [familienaam] geen tweede auto heeft en er geen noodzaak is om de bodemprocedure af te wachten. De kantonrechter verklaart de verhuurder niet-ontvankelijk in zijn vordering. Bovendien wordt opgemerkt dat er geen wettelijke verplichting bestaat voor de huurder om de verhuurder te informeren over het aanvragen van een parkeervergunning. De kantonrechter wijst de vordering van de verhuurder af en veroordeelt deze in de proceskosten, die worden begroot op € 610,50.

De uitspraak benadrukt dat de huurder niet onredelijk of onbillijk heeft gehandeld en dat de communicatie van de verhuurder niet kan worden aangemerkt als een bindende afspraak. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de proceskosten binnen veertien dagen na aanschrijving moeten worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11540643 \ KK EXPL 25-89
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding van 17 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J. Groenewoud,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. K.W. Menig.
Het kort geding wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Amsterdam.
De zaak wordt behandeld door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en mr. H. Heida als griffier.
Aanwezig zijn:
  • namens [eiser] de heer [naam] bijgestaan door zijn gemachtigde; en
  • [gedaagde] bijgestaan door zijn gemachtigde.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 19 februari 2025 met producties; en
  • de producties van [gedaagde] .
Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht, [gedaagde] aan de hand van pleitnotities, en vragen van de kantonrechter beantwoord. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de kantonrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

1.De beoordeling

1.1.
[gedaagde] huurt sinds 2013 de studio gelegen op de vierde verdieping van de [adres] (hierna: de woning) van (de rechtsvoorganger van) [eiser] . [eiser] is sinds 2023 eigenaar van de [adres] en [adres] .
Vanaf begin af aan is [gedaagde] met instemming van de verhuurder ingeschreven op [adres] , omdat zijn woning op de vierde verdieping geen eigen adres heeft bij de gemeente. Sinds 2016 heeft [gedaagde] een parkeervergunning van de gemeente Amsterdam, aangevraagd via het adres [adres] . Op dit adres is het mogelijk om twee parkeervergunningen aan te vragen. [eiser] verhuurt [adres] aan de familie [familienaam] , die sinds 2024 de tweede parkeervergunning hebben.
1.2.
De vraag die in deze procedure beantwoord moet worden is of [gedaagde] bij voorlopige voorziening gedwongen kan worden zijn parkeervergunning op te zeggen bij de gemeente Amsterdam zodat de familie [familienaam] de parkeervergunning van [gedaagde] kan overnemen.
Spoedeisend belang
1.3.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
1.4.
De kantonrechter is van oordeel dat geen sprake is van een spoedeisend belang, nu de familie [familienaam] geen tweede auto heeft, noch anderszins gesteld noch gebleken is dat een bodemprocedure niet afgewacht kon worden. [eiser] is daarom niet-ontvankelijk.
Ten overvloede
1.5.
Ook als er wel spoedeisend belang zou zijn geweest, zou overigens de gevraagde voorlopige voorziening afgewezen worden. [eiser] heeft geen gronden om van [gedaagde] te eisen dat hij zijn parkeervergunning bij de gemeente Amsterdam opzegt. Voldoende aannemelijk is dat hij deze parkeervergunning heeft sinds 2016. Er is geen wettelijke verplichting voor een huurder om de verhuurder in te lichten over het aanvragen van een parkeervergunning. [gedaagde] heeft de vergunning weliswaar aangevraagd op het adres [adres] in Amsterdam, maar de rechtsvoorganger van [eiser] heeft erin toegestemd dat hij, nu [adres] in de gemeentelijke basisadministratie niet bestaat, op drie hoog staat ingeschreven. Gelet op bovenstaande is dan ook geen sprake van onredelijk of onbillijk handelen door [gedaagde] of van slecht huurderschap van [gedaagde] . Tot slot geldt dat het e-mailbericht van 8 september 2021 van de rechtsvoorganger van [eiser] geldt als een eenzijdige mededeling dat [gedaagde] gebruik kon maken van de parkeervergunning “tot wij zelf een tweede vergunning nodig hebben” en niet kan worden aangemerkt als een afspraak daarover tussen partijen.
Proceskosten
1.6.
Nu [eiser] niet-ontvankelijk is moet zij de proceskosten (inclusief nakosten) van betalen. Omdat [gedaagde] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [eiser] niet worden veroordeeld tot betaling van de betekeningskosten. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris advocaat
543,00
- nakosten
67,50
Totaal
610,50

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk,
2.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten. Aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 610,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
2.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier de kantonrechter