ECLI:NL:RBAMS:2025:2199

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
11540630
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht woonruimte en medewerking verlenen aan dringende werkzaamheden in kort geding

In deze zaak heeft de Stichting Stadgenoot, als verhuurder, [gedaagde] gedagvaard in een kort geding. De procedure is gestart op 17 februari 2025, met een mondelinge behandeling op 17 maart 2025. Stadgenoot vordert dat [gedaagde] medewerking verleent aan het onderzoek naar een lekkage in de woning en toegang verleent voor noodzakelijke werkzaamheden. De huurder, [gedaagde], heeft sinds 28 juli 2022 een jongerenwoning gehuurd van Stadgenoot en meldde op 4 januari 2024 een lekkage in de badkamer. Ondanks herhaalde verzoeken van Stadgenoot om toegang te verlenen voor reparaties, heeft [gedaagde] geen medewerking verleend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor Stadgenoot, gezien de ernst van de lekkage en de gevolgen voor de huurder. De rechter oordeelt dat [gedaagde] verplicht is om toegang te verlenen voor de noodzakelijke werkzaamheden en dat de vorderingen van Stadgenoot worden toegewezen. Tevens is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 890,95. Het vonnis is uitgesproken op 24 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11540630 \ KK EXPL 25-88
Vonnis in kort geding van 24 maart 2025
in de zaak van
STICHTING STADGENOOT,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Stadgenoot,
gemachtigde: mr. R.G. Matti (Van der Hoeden | Mulder Gerechtsdeurwaarders)
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

Stadgenoot heeft [gedaagde] op 17 februari 2025 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 maart 2025. Namens Stadgenoot was de gemachtigde aanwezig en [gedaagde] via een telefonische verbinding. Beide partijen hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Er is vervolgens om een vonnis gevraagd en daarvoor is een datum bepaald.

2.De feiten

2.1.
Sinds 28 juli 2022 huurt [gedaagde] de jongerenwoning aan het [adres] (hierna: de woning) van verhuurder Stadgenoot.
2.2.
Op 4 januari 2024 heeft [gedaagde] een lekkage in de badkamer van de woning gemeld bij Stadgenoot. Vervolgens heeft de aannemer van Stadgenoot, na onderzoek op 26 maart 2024, medegedeeld dat de reparatie van de badkamer wordt uitgevoerd op 17 juni 2024.
2.3.
De onderaannemer van Stadgenoot is op 3 en 6 juni 2024 bij de woning geweest maar kreeg geen toegang. Op de e-mails van Stadgenoot daarna om dringend contact op te nemen werd geen gehoor gegeven door [gedaagde] .
2.4.
Stadgenoot heeft daarop op 10 juli 2024 een brief en op 30 juli een e-mail gestuurd waarin [gedaagde] erop wordt gewezen dat de werkzaamheden in de woning dringend uitgevoerd moeten worden.
2.5.
In september 2024 heeft Stadgenoot de moeder van [gedaagde] over de noodzakelijke werkzaamheden gesproken en in dat verband een tijdelijke andere woning aangeboden. Omdat reactie daarna uitblijft heeft de gemachtigde van Stadgenoot op 6 november 2024 een sommatiebrief aan [gedaagde] gestuurd waarin wordt verzocht om contact op te nemen met Stadgenoot of haar aannemer.
2.6.
De advocaat van [gedaagde] laat per brief op 12 november 2024 weten dat [gedaagde] sinds juni 2024 bij zijn moeder verblijft en verzoekt om binnen 14 dagen de gebreken aan de woning te verhelpen en tot die tijd een huurverlaging van 60% per maand toe te passen.
2.7.
Firma De Meeuw heeft op 4 december 2024 in de woning geconstateerd dat er nog steeds sprake is van een lekkage en voor het verhelpen is een vervolgafspraak op 8 januari 2025 voorgesteld. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd en heeft sindsdien geen toegang verleend tot de woning voor de uitvoering van de werkzaamheden.

3.Het geschil

3.1.
Stadgenoot vordert - samengevat – dat [gedaagde] wordt veroordeeld om medewerking te verlenen aan het onderzoek naar de lekkage en toegang tot de woning te verschaffen voor het uitvoeren van de werkzaamheden.
3.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij diverse malen toegang tot de woning heeft verleend maar dat er telkens geen werkzaamheden worden uitgevoerd om de lekkage te verhelpen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of Stadgenoot ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering.
Medewerking verlenen
4.3.
Artikel 7:220 lid 1 Burgerlijk Wetboek bepaalt dat indien dringende werkzaamheden aan de woning moeten worden uitgevoerd, [gedaagde] daartoe gelegenheid moet geven, onverminderd zijn aanspraken op vermindering van de huurprijs en op een schadevergoeding. Duidelijk is geworden dat de lekkage dermate ernstig is temeer omdat [gedaagde] niet meer in de woning verblijft en hij heeft aangevoerd dat vanwege de lekkage zijn meubels en kleding vol schimmel zitten.
4.4.
Tijdens de zitting heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij circa 8 keer een dag vrij heeft genomen van zijn werk zodat hij thuis was voor een afspraak om de lekkage te verhelpen maar dat er 10 minuten werd gekeken en verder geen werkzaamheden werden uitgevoerd.
[gedaagde] heeft dit niet nader onderbouwd met stukken terwijl Stadgenoot diverse correspondentie heeft overlegd waaruit volgt dat [gedaagde] geen reactie en geen gevolg geeft aan de verzoeken van Stadgenoot.
4.5.
De kantonrechter acht het voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [gedaagde] medewerking dient te verlenen aan de werkzaamheden en toegang tot de woning dient te verschaffen. De vorderingen van Stadgenoot zullen dan ook worden toegewezen.
Proceskosten
4.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Weliswaar heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij veel schade heeft door de lekkage en hiervoor gecompenseerd wil worden maar dit maakt niet dat hij in deze procedure geen proceskosten verschuldigd is. De proceskosten van Stadgenoot worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
890,95

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 1 week na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan het onderzoek naar de lekkage in de woning door Stadgenoot of door een door Stadgenoot aangewezen derden en hen toegang te verschaffen tot de woning;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om na het onderzoek naar de lekkage Stadgenoot of een door Stadgenoot aanwezen derden toegang tot het gehuurde te verschaffen en te gedogen dat de dringende werkzaamheden – welke worden bepaald na het onderzoek naar de lekkage – in de woning worden uitgevoerd;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 890,95, te vermeerderen met de kosten van betekening, te betalen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
voorwaardelijk indien niet aan de veroordelingen onder 5.1. en 5.2. wordt voldaan:
5.5.
veroordeelt [gedaagde] de woning tijdelijk voor de duur van het onderzoek en de dringende werkzaamheden de woning (deels) te ontruimen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform artikel 558 Rv.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, bijgestaan door mr. H. Heida, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2025.
61291