Op 14 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Bochum in Duitsland. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, die in Duitsland een gevangenisstraf van één jaar en drie maanden moet ondergaan voor het ongeoorloofd bezit van cocaïne. De opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 1989, was gedetineerd in Nederland en heeft tijdens de zitting op 31 december 2024 verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De raadsman van de opgeëiste persoon had betoogd dat de straf niet proportioneel was, maar de rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf in lijn is met de ernst van het feit en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een beroep op onevenredigheid rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de beschrijving van het feit in het EAB voldoende was om de opgeëiste persoon duidelijk te maken waarvoor zijn overlevering werd verzocht.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29 van de OLW.