ECLI:NL:RBAMS:2025:2486

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
10526700 \ CV EXPL 23-7696
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding bij niet-naleving informatieplichten in consumentenovereenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 8 april 2025 een vonnis gewezen in een geschil tussen CE Credit Management Invest Fund B.V. en een gedaagde partij die niet verschenen was. De eisende partij, vertegenwoordigd door LegalSteps B.V., vorderde schadevergoeding op basis van een telefonie-abonnement dat was afgesloten binnen de verkoopruimte van T-Mobile. De procedure begon met een dagvaarding op 4 mei 2023, waarna verstek werd verleend aan de gedaagde partij.

De kantonrechter heeft ambtshalve onderzocht of T-Mobile, als handelaar, de informatieplichten heeft nageleefd die voortvloeien uit de overeenkomst. Het bleek dat de totale prijs van het abonnement niet duidelijk was vermeld, wat in strijd is met artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor werd een sanctie opgelegd, resulterend in een korting van 20% op de betalingsverplichting van de gedaagde partij. De kantonrechter heeft ook de schadevergoeding vastgesteld op basis van de resterende termijnen van het abonnement, na toepassing van de sanctie.

Daarnaast heeft de kantonrechter de buitengerechtelijke incassokosten beoordeeld en vastgesteld dat de gevorderde kosten hoger waren dan het bedrag dat op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar was. Uiteindelijk werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 132,20, vermeerderd met wettelijke rente, en de buitengerechtelijke kosten van € 79,83. De proceskosten werden begroot op € 294,84, die ook door de gedaagde partij moesten worden vergoed. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10526700 \ CV EXPL 23-7696
Vonnis van 8 april 2025
in de zaak van
CE CREDIT MANAGEMENT INVEST FUND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eisende partij,
gemachtigde: LegalSteps B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 mei 2023, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisende partij heeft gevorderd zoals is vermeld in de dagvaarding waarmee deze procedure is ingeleid. De inhoud van deze dagvaarding moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
2.2.
De overeenkomst die aan de vordering ten grondslag is gelegd is gesloten tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter moet ambtshalve onderzoeken of de handelaar, in dit geval T-Mobile, de rechtsvoorganger van eisende partij, de op haar rustende informatieplichten heeft nageleefd. Ook moet de overeenkomst worden getoetst aan de Richtlijn 93/13 EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
Informatieplichten
2.3.
Nu de overeenkomst binnen de verkoopruimte van T-Mobile is gesloten, zijn hierop de informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing. Eisende partij heeft over de naleving van de informatieplichten in de dagvaarding voldoende gesteld en onderbouwd. Geoordeeld wordt echter dat uit de overeenkomst niet blijkt wat de totale prijs is. Weliswaar wordt een prijs per maand genoemd, maar daar moet nog een korting vanaf worden gehaald. De totale (maand)prijs is niet gegeven, zodat niet is voldaan aan de informatieplicht genoemd in artikel 6:230l onder c BW. Dat geeft de kantonrechter aanleiding een sanctie op te leggen overeenkomstig de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten. Deze sanctie komt neer op een korting op de betalingsverplichting van gedaagde partij van 20%.
Toetsing van bedingen
2.4.
In de op de overeenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden staan geen bedingen die aan de vordering ten grondslag zijn of kunnen worden gelegd die als oneerlijk in de zin van de richtlijn zijn aan te merken. De bedingen die voor de vordering van belang zijn, verwijzen naar en sluiten aan bij de wettelijke regelingen.
Schadevergoeding
2.5.
De gevorderde schadevergoeding bestaande uit de resterende termijnen, gematigd overeenkomstig de aanbeveling in het rapport Ambtshalve Toetsing III (50% van het resterende bedrag aan abonnementskosten, exclusief btw), is toewijsbaar.
2.6.
De oorspronkelijke hoofdsom bedraagt € 665,25. Voormelde korting in verband met de sanctie resulteert in een korting van € 133,05 waardoor een hoofdsom resteert van € 532,20.
2.7.
Eisende partij vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Eisende partij heeft aan gedaagde partij een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag van € 99,79 is hoger dan het bedrag van € 79,83 dat op grond van het Besluit toewijsbaar is bij een hoofdsom van € 532,20. Daarom wordt € 79,83 toegewezen.
2.8.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
665,25
- sanctie conform sanctierichtlijn
133,05
-/-
totaal
532,20
- betalingen
400,00
-/-
Totaal
132,20
2.9.
Gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eisende partij worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
40,00
(1 punt × € 40,00)
- nakosten
19,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
294,84

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een bedrag van € 132,20, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een bedrag van € 79,83 aan buitengerechtelijke kosten,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten van € 294,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als gedaagde partij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025.
991