ECLI:NL:RBAMS:2025:2512

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
11507763 WM VERZ 25-795
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van boete in verband met verzekeringsplicht voor gestolen bromfiets

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beschikking op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene had een boete ontvangen omdat zijn bromfiets, waarvoor hij als kentekenhouder aansprakelijk was, niet verzekerd was. De overtreding werd vastgesteld door een registercontrole door de RDW op 30 maart 2023. Betrokkene was echter op vakantie in de Verenigde Staten op het moment dat de boete werd opgelegd en was niet op de hoogte van de terugvinding van zijn bromfiets. Hij heeft aangevoerd dat hij de boete onterecht vond, omdat hij niet op de hoogte was van de situatie rondom zijn bromfiets.

De kantonrechter heeft de argumenten van betrokkene in overweging genomen en vastgesteld dat de boete terecht was opgelegd, maar heeft ook rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van de zaak. De rechter heeft geoordeeld dat betrokkene niet op de hoogte kon zijn van de verplichtingen rondom de verzekering van zijn bromfiets, aangezien hij in het buitenland verbleef. Daarom heeft de kantonrechter besloten om de sanctie te matigen tot nihil, en het als zekerheid betaalde bedrag aan betrokkene te restitueren. De beslissing is genomen met inachtneming van de relevante wetgeving, waaronder de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. J.P.C. van Dam van Isselt
zaaknummer: 11507763 WM VERZ 25-795
beslissing van: 10 april 2025
func.: 62510
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 10 april 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene]

[adres]
verder: betrokkene
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 24 januari 2024 en is gericht tegen de beslissing van 23 januari 2024 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 22 mei 2023 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wahv opgelegd. Betrokkene heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van
10 april 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Betrokkene is bij de zitting verschenen. Aan betrokkene is de cautie medegedeeld.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Betrokkene wordt verweten dat voor de bromfiets, met kenteken [kenteken] , waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, niet de vereiste verzekering is afgesloten en in stand is gehouden. De overtreding is middels een registercontrole door de RDW te Veendam geconstateerd op 30 maart 2023.
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Betrokkene heeft in het beroepschrift aangevoerd dat hij het zeer onterecht vindt dat hij de bekeuring heeft ontvangen. Hiertoe heeft betrokkene het volgende aangevoerd. Op het moment dat de bekeuring was uitgeschreven wist hij niet dat de bromfiets was terug gevonden. Betrokkene was namelijk op vakantie in de Verenigde Staten en kon daardoor onmogelijk op de hoogte zijn van de brief. Ook had hij in die periode geen beschikking over zijn telefoon. Verder heeft betrokkene aangevoerd dat de bromfiets in bewaring was op het politiebureau. Ter zitting heeft betrokkene de gang van zaken herhaald en nader toegelicht dat hij de brief van het RDW ook pas bij terugkomst heeft ontvangen en gelezen.
4. Verweerder heeft naar voren gebracht dat de gedraging is vastgesteld middels de registercontrole bij het RDW. Op 14 februari 2023 heeft de politie de status van het voertuig aangepast waarna de kentekenhouder van het voertuig per brief is geïnformeerd over de aansprakelijkheid en dat het voertuig weer verzekerd zou moeten worden. Hiervoor is één maand de tijd gegeven. Betrokkene zat in die periode in het buitenland, maar ook dan blijft het de verantwoordelijkheid van betrokkene zelf om zorg te dragen voor de ontvangen post. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep ongegrond zou moeten worden verklaard.
Het volgende wordt overwogen.
5. De betreffende gedraging is een overtreding van artikel 30, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). Deze bepaling brengt mee dat voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven, degene aan wie het kenteken is opgegeven een verzekering overeenkomstig deze wet moet afsluiten en in stand houden.
Ten tijde van de registercontrole was het op naam van betrokkene gestelde voertuig niet verzekerd en de tenaamstelling in het kentekenregister evenmin geschorst.
6. Uit artikel 67, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 blijkt dat betrokkene als kentekenhouder van het motorrijtuig er verantwoordelijk voor is om, indien met het voertuig geen gebruik van de weg wordt gemaakt, de Dienst Wegverkeer te verzoeken de tenaamstelling in het kentekenregister te schorsen. Deze schorsing brengt mee dat de verzekeringsplicht gedurende de periode van schorsing niet geldt (artikel 2, derde lid, van de WAM) en de betrokkene dus niet strafbaar is wanneer er dan geen verzekering van kracht is (artikel 30, derde lid, van de WAM).
7. Indien iemand een bromfiets in bezit heeft dient deze verzekerd of geschorst te zijn. De boete is dus terecht opgelegd. Op basis van de beschikbare gegevens kan de gedraging aldus worden vastgesteld, zodat geen aanleiding is te oordelen dat de sanctie ten onrechte aan betrokkene is opgelegd.
Omstandigheden
8. In de door betrokkene gegeven omstandigheden ziet de kantonrechter echter aanleiding om het sanctiebedrag te matigen tot nihil. De kantonrechter weegt hierbij het volgende mee. De bromfiets van betrokkene was gestolen. Betrokkene heeft met stukken onderbouwd dat hij een periode in de Verenigde Staten verbleef, zodat aannemelijk is dat hij niet het bericht van de politie heeft ontvangen dat zijn bromfiets teruggevonden was, noch het bericht van de RDW dat betrokkene daarom weer aansprakelijk was voor de verzekering. Zodra betrokkene weer terug in Nederland was en de bromfiets bij de politie heeft opgehaald, heeft hij de bromfiets ook weer verzekerd.
9. Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
- verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond en stelt, onder wijziging van de inleidende beschikking, de sanctie vast op nihil;
- bepaalt dat het als zekerheid betaalde bedrag aan betrokkene wordt gerestitueerd.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.