ECLI:NL:RBAMS:2025:2584

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
11288318 \ CV EXPL 24-11341
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst na huurachterstand en vrijwillige ontruiming

In deze zaak heeft de C.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens huurachterstand. De C.V. vordert betaling van een huurachterstand van € 25.656,- over de periode van juni 2021 tot en met september 2023 en ontbinding van de huurovereenkomst. De procedure begon met een dagvaarding op 20 augustus 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 4 april 2025. Tijdens deze behandeling zijn beide partijen gehoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] in eerdere procedures is veroordeeld tot ontruiming van de woning en een deel van de huurachterstand terug te betalen. [gedaagde] heeft erkend dat hij de huur niet heeft betaald, maar stelt dat hij recht heeft op verrekening vanwege werkzaamheden die hij aan de woning heeft verricht en het aanbrengen van nieuwe huurders. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [gedaagde] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen en dat het verrekeningsverweer niet kan slagen. De kantonrechter heeft de vordering van de C.V. toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11288318 \ CV EXPL 24-11341
Vonnis van 18 april 2025(bij vervroeging)
in de zaak van
C.V [eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de C.V.,
gemachtigde: mr. J. Bol,
tegen
[gedaagde],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 augustus 2024, met producties,
- de e-mail van [gedaagde] van 4 december 2024, met bijlagen,
- het instructievonnis van 20 december 2024,
- de dagbepaling van de mondelinge behandeling.
1.2.
Op 4 april 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens de C.V. is de heer [naam 1] (beheerder) verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen.
1.3.
Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken. Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern

2.1.
[gedaagde] huurt van de C.V. de woning aan de [adres] . [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. [gedaagde] is in eerdere (kort geding) procedures veroordeeld om de woning te ontruimen en een deel van de huurachterstand terug te betalen. In deze procedure vordert de C.V. dat [gedaagde] de huurachterstand over juni 2021 tot en met september 2023 ter hoogte van € 25.656,- aan haar betaalt. Ook vordert de C.V. dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. Het verrekeningsverweer van [gedaagde] slaagt niet. De kantonrechter zal de vorderingen van de C.V. toewijzen.

3.De beoordeling

[gedaagde] moet de huurachterstand van € 25.656,- aan de C.V. betalen
3.1.
[gedaagde] erkent dat hij over de periode van 1 juni 2021 tot en met 31 september 2023 de huur niet heeft betaald. Dat betekent in beginsel dat [gedaagde] de huurachterstand aan de C.V. moet betalen. [gedaagde] stelt echter dat hij de huur niet hoefde te betalen omdat hij in opdracht van de C.V. werkzaamheden heeft verricht aan de woning en nieuwe huurders heeft aangebracht. Ook stelt [gedaagde] dat hij recht heeft op een verhuisvergoeding omdat hij de woning vrijwillig heeft verlaten. De kantonrechter begrijpt daaruit dat [gedaagde] een beroep doet op verrekening. [1]
3.2.
De C.V. betwist dat [gedaagde] een vordering op haar heeft die hij met de huurachterstand kan verrekenen. Zo betwist de C.V. dat zij aan [gedaagde] opdracht heeft gegeven om werkzaamheden aan de woning te verrichten. Ook betwist de C.V. dat [gedaagde] aanspraak heeft op een vergoeding voor het aanbrengen van nieuwe huurders. Daarnaast kan [gedaagde] volgens de C.V. geen aanspraak maken op een verhuisvergoeding.
3.3.
Aangezien de C.V. de stellingen van [gedaagde] betwist, moet [gedaagde] zijn stellingen onderbouwen door feiten en omstandigheden te stellen. [2] [gedaagde] heeft ter onderbouwing facturen overgelegd waarop te zien is dat hij kosten in rekening heeft gebracht voor het plaatsen van keukens, schilderwerk en andere werkzaamheden. [gedaagde] heeft op de zitting toegelicht dat hij deze werkzaamheden zowel op de eerste etage (waar de woning zit) als op de tweede etage heeft uitgevoerd. Daarnaast heeft [gedaagde] een e-mailcorrespondentie met de voormalige beheerder (de heer [naam 2] ) overgelegd waaruit blijkt dat [gedaagde] twee facturen aan de voormalige beheerder heeft gestuurd. [gedaagde] heeft geen grondslag genoemd voor de verhuisvergoeding.
3.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de stukken die [gedaagde] heeft overgelegd onvoldoende dat hij de werkzaamheden in opdracht van de C.V. heeft uitgevoerd. Dat [gedaagde] per e-mail een factuur heeft gestuurd aan de voormalige beheerder en dat de beheerder niet op die e-mail heeft gereageerd maakt immers – in tegenstelling tot wat [gedaagde] stelt – nog niet dat de C.V. opdracht heeft gegeven om de werkzaamheden uit te voeren. Daarnaast blijkt uit de stukken onvoldoende dat [gedaagde] een afspraak heeft gemaakt over een vergoeding voor het aanbrengen van nieuwe huurders. Een grond voor een verhuisvergoeding is ook niet gebleken.
3.5.
[gedaagde] heeft op de zitting aangeboden om de heer [naam 2] te laten horen als getuigen om zijn stelling te onderbouwen. Op grond van de wet kan de kantonrechter een verrekeningsverweer echter passeren als de gegrondheid van dat verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. [3] Het horen van een getuige is niet een eenvoudige manier om de gegrondheid vast te stellen. De kantonrechter zal het verrekeningsverweer dan ook passeren. Aangezien [gedaagde] de huurachterstand en de hoogte daarvan niet heeft betwist, zal de kantonrechter de gevorderde betaling van € 25.656,- toewijzen.
[gedaagde] moet de wettelijke rente betalen
3.6.
De C.V. vordert dat [gedaagde] de wettelijke rente betaalt over de huurachterstand. Uit de huurovereenkomst blijkt dat [gedaagde] de huur steeds vooraf, en in ieder geval op of voor de eerste van de maand waarop de huur betrekking had, moest betalen. Aangezien [gedaagde] de huur over de periode van 1 juni 2021 tot en met 31 september 2023 niet heeft betaald is hij in verzuim. De wettelijke rente zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
3.7.
De C.V. vordert een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst per eerst mogelijke datum wordt ontbonden. De kantonrechter begrijpt daaruit dat de C.V. heeft bedoeld dat zij vordert dat de kantonrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. De kantonrechter zal de huurovereenkomst ontbinden, nu de achterstand veel groter is dan drie maanden huur.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de C.V. worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,99
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.742,99
3.9.
De C.V. vordert de wettelijke rente over de proceskosten. Deze zal toegewezen worden. De C.V. heeft niet gemotiveerd waarom zij een termijn van zeven dagen na betekening van het vonnis redelijk acht. De kantonrechter zal daarom uitgaan van een termijn van veertien dagen na betekening.
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.10.
Het belang van de C.V. om het vonnis alvast uit te kunnen voeren weegt zwaarder dan het belang van [gedaagde] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten. De kantonrechter verklaart het vonnis dan ook uitvoerbaar bij voorraad.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte aan de [adres] ,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan de C.V. te betalen een bedrag van € 25.656,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf de respectieve vervaldata tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de C.V. begroot op € 2.742,99, te vermeerderen met de kosten van betekening, te betalen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kanontonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 18 april 2025.
64183

Voetnoten

1.Artikel 6:127 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.Artikel 6:136 BW.