De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, zoals in
bijlage IIbij dit vonnis opgenomen, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde feiten schuldig heeft gemaakt en overweegt daartoe het volgende.
3.4.1De voor zedenzaken relevante kaders
De rechtbank stelt voorop dat, zoals vaker in zedenzaken het geval is, het bewijs voor de ten laste gelegde feiten voornamelijk bestaat uit de verklaringen van aangeefster, zijnde de persoon die stelt het slachtoffer van de (seksuele) handelingen van verdachte te zijn geworden. Dat betekent dat de rechtbank voorzichtig moet kijken naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster en de vraag of die verklaringen voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Vervolgens moet worden beoordeeld of het dossier voldoende steunbewijs voor deze verklaringen bevat. Op grond van de wet kan een feit namelijk niet worden bewezen op basis van de verklaring van één getuige; daarvoor is meer bewijs vereist. Dit geldt voor de hele tenlastelegging. Het is niet nodig dat het dossier voor elk onderdeel van de tenlastelegging twee bewijsmiddelen bevat. Bij zedenzaken geldt daarbij in het bijzonder dat het niet nodig is dat het ten laste gelegde misdrijf zelf wordt bevestigd in ander bewijs. Het is voldoende als de verklaring van aangeefster op onderdelen wordt ondersteund door ander bewijs, uit een andere bron.
3.4.2De betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster en het steunbewijs
De verklaring van aangeefster
De rechtbank is van oordeel dat aangeefster [persoon 1] een betrouwbare verklaring heeft afgelegd. De rechtbank overweegt daartoe dat aangeefster gedetailleerd heeft verklaard over wat er in de nacht van 30 op 31 december 2022 tussen haar en verdachte is voorgevallen. Hierna zal de rechtbank de verschillende onderdelen van de verklaring van aangeefster die tot dit oordeel hebben geleid nader bespreken en stilstaan bij de door haar genoemde details die aan de betrouwbaarheid van haar verklaring bijdragen.
Allereerst heeft aangeefster op 2 januari 2023 tegenover de politie uitgebreid verklaard over het moment waarop verdachte, nadat hij samen met getuige [persoon 2] de woning had verlaten, tot tweemaal toe is teruggekomen. Aangeefster en verdachte zouden toen in eerste instantie over normale dingen hebben gesproken en wat hebben gedronken. Hierna zou verdachte met aangeefster zijn gaan flirten, waarbij aangeefster zich nog specifiek wist te herinneren dat verdachte onder meer “
lets run away together” zou hebben gezegd en haar mee naar buiten zou hebben gevraagd voor een wandeling.
Vervolgens heeft aangeefster een gedetailleerde beschrijving gegeven over het moment waarop de sfeer volgens haar omsloeg en de daarop volgende (seksuele) handelingen van verdachte. Zo heeft aangeefster verklaard dat verdachte haar aan begon te raken en haar probeerde te zoenen. Ook zou verdachte aangeefster hebben verteld dat hij een geheim over de vriend van aangeefster, getuige [persoon 2] , wist en dat hij dit geheim zou delen in ruil voor geld. Kort daarna zou verdachte hebben gezegd dat hij genoeg geld heeft en seks met aangeefster wilde. Aangeefster kan zich herinneren dat verdachte zei: “
I want your pussy.” Hierna zou verdachte aan aangeefster hebben verteld dat hij een operatie heeft gehad en balletjes in zijn penis heeft laten aanbrengen, waarna hij zijn penis ook aan aangeefster zou hebben laten zien. Aangeefster weet ook dit moment helder te beschrijven en heeft verklaard dat zij geen balletjes heeft gezien.
Ook ten aanzien van de verdere escalatie van het incident heeft aangeefster gedetailleerd verklaard over de manier waarop verdachte zich aan haar zou hebben blijven opdringen en de manieren waarop zij zich tegen verdachte zou hebben verzet. Daarbij heeft aangeefster ook verklaard dat zij kortdurend op de avances van verdachte is ingegaan, om zo de macht over een mes te krijgen waarmee zij vervolgens heeft geprobeerd om verdachte op afstand te houden. Ook verklaart zij helder over een moment waarop verdachte haar wederom zou hebben geduwd en zij hem in zijn gezicht zou hebben geslagen. Tijdens het opnemen van haar aangifte heeft aangeefster tegenover de betrokken politieagenten verklaard dat haar hand nog steeds pijn deed en dat zij haar vingers niet goed kon bewegen.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster heeft de rechtbank tot slot gekeken naar de omstandigheden waaronder het incident zou hebben plaatsgevonden. In het bijzonder weegt de rechtbank mee dat het incident, zoals het door aangeefster is omschreven, chaotisch van aard was, dat sprake was van meerdere opeenvolgende en soortgelijke confrontaties tussen haar en verdachte die avond in een voor haar vreemde omgeving en dat er die avond door aangeefster alcohol is genuttigd. Tegen deze achtergrond doet het feit dat aangeefster in haar eerste verklaring tegenover de politie op 1 januari 2023 op enkele punten anders heeft verklaard dan in haar aangifte van 2 januari 2023 – bijvoorbeeld over de vraag of getuige [persoon 2] de woning was binnengekomen op het moment dat verdachte haar legging naar beneden trok – geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. De rechtbank acht het goed voorstelbaar dat herinneringen aan de precieze volgorde van de gebeurtenissen, gelet op voornoemde omstandigheden en het tijdsverloop, vervagen. Het verweer van de raadsvrouw wordt op dit onderdeel verworpen.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verklaringen van aangeefster op onderdelen in voldoende mate worden ondersteund door ander bewijs, afkomstig uit andere bronnen.
De rechtbank overweegt in dit kader allereerst dat aangeefster bij de politie heeft verklaard dat zij omstreeks 01:07 uur, nadat verdachte haar had proberen te zoenen en zei dit weigerde, getuige [persoon 2] heeft geappt dat verdachte zich raar gedroeg en dat [persoon 2] terug moest komen. Deze verklaring wordt ondersteund door een schermafbeelding van een chatgesprek dat bij de aangifte is gevoegd. Daarop is namelijk te zien dat aan een tegencontact met de naam ‘ [naam] ’ – voor zover relevant – op 31 december 2022 de volgende berichten zijn verstuurd:
Om 01:07 uur:
[verdachte][de rechtbank begrijpt: verdachte]
is here acting crazy.
Verder heeft getuige [persoon 2] tegenover de politie onder meer verklaard dat hij op 31 december 2022 omstreeks 01:07 uur door aangeefster werd gebeld. Aangeefster heeft toen aan [persoon 2] verteld dat zij verdachte had binnengelaten in de woning van [persoon 2] , waarna verdachte met haar begon te flirten en haar probeerde te verleiden. Kort daarna is [persoon 2] ook door zijn buurman gebeld, die vroeg wat er in de woning van [persoon 2] gebeurde en vertelde dat hij veel lawaai hoorde, alsof er werd gevochten. [persoon 2] is hierna naar huis gefietst. Eenmaal thuis, toen [persoon 2] de woonkamer binnenliep, heeft hij gezien dat verdachte de legging van aangeefster naar beneden trok.
Tot slot bevat het dossier een letselrapportage naar aanleiding van het letselonderzoek dat op 3 januari 2023 bij aangeefster is verricht. Hierin is – naast andere letsels op de rug, de linker elleboog en arm en de rechter oksel – beschreven dat op het achterhoofd van aangeefster een scherp begrensde huiddoorklieving met daaromheen bloedrestanten zichtbaar was. Daarnaast is beschreven dat het aangeefster niet lukte om haar rechter ringvinger te strekken, hetgeen mogelijk op peesletsel kan wijzen. Van alle in het rapport beschreven letsels is geconcludeerd dat deze goed passen bij de door aangeefster tegenover de arts beschreven toedracht, namelijk dat een vriend van het vriendje van aangeefster zich bij haar heeft opgedrongen, dat aangeefster hem fysiek van haar heeft afgevochten en dat zij hierbij letsel heeft opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank passen de geconstateerde letsels aan het hoofd en de rechter ringvinger ook goed bij de verklaring van aangeefster dat zij door een duw van verdachte met haar hoofd tegen de verwarming is aangekomen en dat zij verdachte in zijn gezicht heeft geslagen, waarna haar hand tijdens de aangifte nog steeds pijn deed.
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is, door ander bewijs wordt ondersteund en daarom als bewijs kan worden gebruikt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte in de nacht van 30 op 31 december 2022 alle door aangeefster beschreven (seksuele) handelingen heeft verricht, zoals in de tenlastelegging omschreven.
3.4.3Aanranding en poging tot verkrachting
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de (seksuele) handelingen van verdachte en de omstandigheden waaronder hij deze handelingen heeft gepleegd ook een poging tot verkrachting en een voltooide aanranding opleveren.
De rechtbank overweegt in dit kader allereerst dat uit de aangifte volgt dat aangeefster haar weigeringen al kenbaar maakte toen verdachte haar rond het begin van het incident voor het eerst wilde zoenen en hij aan haar zijn penis liet zien. Weliswaar is aangeefster, nadat verdachte haar op het bed had geduwd, op enig moment meegegaan in de avances van verdachte door flirterig te doen en zijn gezicht aan te raken, maar dit deed zij om de overhand te krijgen en een mes te pakken om verdachte bij zich weg te houden. Daarbij komt dat aangeefster, zowel voorafgaand als na afloop van haar kortstondige flirterige houding, meerdere malen heeft aangegeven dat zij niet van het gedrag van verdachte gediend was, zich daartegen heeft verzet en daarbij ook geweld heeft gebruikt. Het kan dan ook niet anders dan dat het voor verdachte duidelijk was dat zijn (seksuele) handelingen plaatsvonden buiten de wil van aangeefster om.
Door aangeefster meermalen op het bed te duwen en op de grond te duwen heeft verdachte aangeefster dan ook opzettelijk met geweld gedwongen tot het dulden van de ontuchtige handelingen die in de tenlastelegging zijn omschreven. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het gegeven dat verdachte de legging en onderbroek van aangeefster naar beneden heeft getrokken, nadat hij eerder zijn penis aan aangeefster had laten zien en “
I want your pussy” tegen haar had gezegd, naar uiterlijke verschijningsvormen niet anders kan worden geïnterpreteerd dan het begin van uitvoering van het misdrijf verkrachting. Hierdoor kan ook worden bewezen dat verdachte opzettelijk heeft gepoogd aangeefster met geweld te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Gelet op dit alles worden ook de overige verweren van de raadsvrouw verworpen.