In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen AAROM B.V. en een gedaagde partij over de betaling van een openstaande factuur voor verbouwingswerkzaamheden. AAROM B.V., een aannemer, had in mei 2023 een overeenkomst gesloten met de gedaagde partij voor verbouwingswerkzaamheden aan een pand dat door de gedaagde werd gehuurd. De overeenkomst was op regiebasis, waarbij AAROM B.V. materialen en werkzaamheden zou leveren tegen een uurtarief van € 50,- exclusief btw. De gedaagde betwistte echter dat er een regieovereenkomst was en stelde dat er een richtprijs van € 27.066,- was overeengekomen, die niet mocht worden overschreden zonder waarschuwing. AAROM B.V. vorderde betaling van € 34.718,74 voor de laatste factuur, die betrekking had op gewerkte uren en parkeerkosten. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst inderdaad als een regieovereenkomst kwalificeerde en dat de gedaagde niet had aangetoond dat er een richtprijs was overeengekomen. De rechtbank wees de vordering van AAROM B.V. toe en verklaarde de gedaagde aansprakelijk voor de openstaande bedragen, inclusief rente en proceskosten. De tegenvordering van de gedaagde werd afgewezen.