ECLI:NL:RBAMS:2025:2631

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
13/039150-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een Pools verzoek om aanvullende toestemming voor tenuitvoerlegging van een straf

Op 8 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de Internationale Rechtsulpkamer, een beslissing genomen op een verzoek om aanvullende toestemming voor de tenuitvoerlegging van een straf opgelegd door de Arrondissementsrechtbank in Sieradz, Polen. Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie op 6 februari 2025 en betreft een overgeleverde persoon die in Polen gedetineerd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de vereisten van artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, maar heeft de aanvullende toestemming geweigerd op basis van artikel 12 OLW. De rechtbank concludeert dat de overgeleverde persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid en dat er geen garantie is verstrekt zoals vereist in artikel 12, sub d, OLW. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de overgeleverde persoon niet adequaat op de hoogte was van de procedure in hoger beroep, wat zijn verdedigingsrechten in gevaar heeft gebracht. De beslissing om het verzoek te weigeren is genomen met inachtneming van de rechten van de overgeleverde persoon en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/039150-25
Datum beslissing: 8 april 2025
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 6 februari 2025, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor de tenuitvoerlegging van een straf die is opgelegd voor feiten die vóór het tijdstip van de overlevering zijn begaan en waarvoor de betrokkene niet is overgeleverd, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder g, OLW.
Dit verzoek is ingediend door
Sąd Okręgowy w Sieradzu – II Wydział Karny(Arrondissementsrechtbank in Sieradz), Polen op 21 januari 2025 en betreft:
[overgeleverde persoon],
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] (Polen),
thans gedetineerd in Polen,
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De voorhanden zijnde stukken zijn toereikend om - met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te nemen.
De rechtbank zal de aanvullende toestemming evenwel om de hierna volgende reden weigeren.
Artikel 12 OLW
Uit het verzoek blijkt dat sprake is van een vonnis in eerste aanleg van de arrondissementsrechtbank in Sieradz van 25 april 2019 met kenmerk II K 43/16, en dat het Hof van Beroep in Łódź bij arrest van 3 maart 2020 met kenmerk II AKa 336/19 dit vonnis heeft bevestigd.
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [1]
Uit de aanvullende informatie van 20 maart 2025 blijkt dat het arrest van het Hof van Beroep in Łódź met kenmerk II AKa 336/19 een eindbeslissing is waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat. De rechtbank zal daarom uitsluitend de procedure in hoger beroep toetsen aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt op grond van het d-formulier dat bij de aanvullende informatie is gevoegd vast dat het verzoek strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de overgeleverde persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
In het d-formulier is weliswaar aangekruist dat de overgeleverde persoon is bijgestaan door een gemachtigd advocaat, maar uit de toelichting volgt dat sprake was van een door de Staat aangewezen advocaat. Niet is gebleken dat de overgeleverde persoon deze advocaat heeft gemachtigd om namens hem de verdediging te voeren.
Verder is in het d-formulier aangekruist dat de overgeleverde persoon niet in persoon is gedagvaard, maar dat hij anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van de datum en de plaats van het proces. Uit de toelichting volgt echter dat de oproep voor de zitting in hoger beroep is verstuurd naar het adres dat de overgeleverde persoon had opgegeven toen hij de gevangenis verliet, maar dat hij die oproep niet in ontvangst heeft genomen. De oproep werd naar Pools recht geacht te zijn betekend, nadat twee keer het bericht was achtergelaten dat de overgeleverde persoon de brief kon ophalen bij het postkantoor.
Op grond van het vorenstaande is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid het verzoek te weigeren. Het is de rechtbank namelijk op grond van het d-formulier onvoldoende duidelijk of de overgeleverde persoon al dan niet in zijn verdedigingsrechten is geschaad. Niet is duidelijk geworden of de opgeëiste persoon op de hoogte was van het feit dat er een hoger beroepsprocedure liep. In het EAB staat dat zijn raadsman beroep heeft ingesteld, maar mogelijk is dat door een door de Staat aangewezen advocaat buiten zijn medeweten om gebeurd. De oproep voor de zitting is volgens hetzelfde formulier gestuurd naar het adres dat hij opgegeven had toen hij de gevangenis verliet: uit het EAB maakt de rechtbank op dat dat op 12 juli 2013 was. Mogelijk had hij ten tijde van de zitting in hoger beroep (in 2020) een ander adres. Weliswaar staat in het d-formulier ook nog dat de overgeleverde persoon een adresinstructie had gekregen en dat hij dus adreswijzigingen door moest geven: er staat echter niet bij wanneer die instructie aan hem verstrekt is. Indien dat het geval was toen hij als verdachte in beeld kwam, was dat in 2010. Ook kan niet worden vastgesteld of de overgeleverde persoon op de hoogte kon of moest zijn dat de aan hem verstrekte adresinstructie zich ook uitstrekte over de procedure in hoger beroep. Weliswaar staat in de toelichting van het d-formulier dat de adresinstructie van kracht is tot het einde van de zaak (inclusief het hoger beroep), maar niet is gebleken dat de overgeleverde persoon dit ook zo had moeten begrijpen. De rechtbank ziet in de overige omstandigheden evenmin aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid het verzoek te weigeren.

2.Beslissing

De rechtbank
WEIGERTde toestemming aan de
Sąd Okręgowy w Sieradzu – II Wydział Karny(Arrondissementsrechtbank in Sieradz), Polen, voor de tenuitvoerlegging van de in het verzoek genoemde aan
[overgeleverde persoon]opgelegde vrijheidsstraf voor de tevens in het verzoek genoemde feiten.
Deze beslissing is op 8 april 2025 gegeven door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier.

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (