ECLI:NL:RBAMS:2025:2650

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
13/026951-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel Letland met betrekking tot de opgeëiste persoon en de detentieomstandigheden

Op 22 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Letland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Letland, die wordt verdacht van mensenhandel en mishandeling. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 8 april 2025 gehoord, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door haar advocaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende informatie is verstrekt over de detentieomstandigheden in Letland, met name met betrekking tot de bescherming van de opgeëiste persoon tegen geweld en de gevolgen van het kastenstelsel in de Letse gevangenissen. De rechtbank heeft vragen gesteld aan de Letse autoriteiten over de mogelijkheid van detentie in een moeder-kind unit, gezien de opgeëiste persoon twee jonge kinderen heeft. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met 30 dagen en het onderzoek heropend om aanvullende informatie te verkrijgen. De beslissing benadrukt de noodzaak om de rechten van de kinderen van de opgeëiste persoon in overweging te nemen, evenals de vraag of de detentie in Letland in overeenstemming is met de fundamentele rechten van de opgeëiste persoon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/026951-25
Datum uitspraak: 22 april 2025
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 17 februari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 december 2024 door
Prosecutor General's Office of the Republic of Latvia,Letland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 april 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door haar raadslieden mrs. M.A.C. de Bruijn en T.E. Korff, advocaten in Amsterdam en door een tolk in de Russische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Letse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
decision of the Kurzeme District Court of 10 October 2024 imposing a security measure on [opgeëiste persoon] - detentionmet kenmerk
No. 12700007923.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Lets recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

4.1.
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst feit 5 aan als zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
mensenhandel.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Letland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van dit feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2.
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten 1 tot en met 4 niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
mishandeling, begaan tegen haar kind, meermalen gepleegd.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

In andere zaken die zagen op Letse EAB’s, onder meer in haar uitspraken van 21 februari 2024 [4] en 19 september 2024 [5] , heeft de rechtbank geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar dat gedetineerden in Letland aan een onmenselijke of vernederende behandeling zullen worden blootgesteld. Het algemene gevaar ziet met name op het bestaan van een informele hiërarchie onder gedetineerden (het ‘kastenstelsel’) in de Letse gevangenissen, met geweld tegen en een vernederende behandeling van gedetineerden in de lagere kasten als gevolg.
The European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: CPT) heeft op 26 februari 2025 een wederom zeer kritisch rapport uitgebracht over Letland naar aanleiding van het bezoek dat van 24 tot 31 mei 2024 heeft plaats gevonden. [6] Dit rapport geeft geen aanleiding om anders te oordelen over het eerder vastgestelde reële gevaar van schending van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) voor gedetineerden in Letland. Zo constateert het CPT onder meer:
“The findings of the 2024 visit, as set out in this report, demonstrate that there is still a lack of progress across a range of critical areas. These include the conversion of dormitory-type accommodation into cellular-type accommodation, the elimination of the pervasively harmful effects of the informal prisoner hierarchy, and the improvement in the recording, reporting and effective investigation of suspected cases of inter-prisoner violence. (…) Furthermore, the Committee notes that the informal prisoner hierarchy continues to be deeply embedded in almost every aspect of daily prison life. The Committee reiterates its view that the situation of prisoners belonging to the lowest caste of the informal prisoner hierarchy, which in some cases could amount to modern slavery (in the form of forced labour), could be considered to constitute a continuing violation of Article 3 of the European Convention on Human Rights. (…) The Committee calls upon the Latvian authorities to significantly enhance their efforts to eradicate the influence of the informal prisoner hierarchy in the prison system, which is inter alia undermining the authority of the state, fuelling inter-prisoner violence, and promoting access to illicit drugs in prisons.”
Dat betekent dat de rechtbank vaststelt dat nog steeds sprake is van een algemeen reëel gevaar dat gedetineerden in Letland aan een onmenselijke of vernederende behandeling zullen worden blootgesteld. Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon dit gevaar zal lopen na overlevering aan Letland dus of er ook een individueel gevaar bestaat dat opgeëiste persoon aan een onmenselijke of vernederende behandeling zal worden blootgesteld.
De Letse autoriteiten (Department of Imprisonment Institutions) hebben bij aanvullende informatie van 7 maart 2025 onder meer het volgende meegedeeld op de door het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) gestelde vragen:
(..)
The Department informs that [opgeëiste persoon] will be detained in Iļģuciems Prison after her surrender to the Republic of Latvia.
Information in response to your 2nd question.
The area of living space excluding sanitary facilities
The Department hereby provides information on the prisons where women are currently accommodated:
1.
Iļģuciems Prison
1.1.
Iļģuciems Prison provides accommodation to the women who have been sentenced to imprisonment and to the women who are serving their sentences in the lowest and highest sentence serving regimes of closed prison.
1.2.
The women who have been sentenced to imprisonment are accommodated in multiple-
occupancy living premises (2-4 persons). Living space area per person excluding sanitary facilities: ranges from 4.0 m2 to 5.9 m2, except for one four-persons-occupancy cell, the area of which ( excluding sanitary facilities) is 3 .3 m2, one four-persons­occupancy cell and one three-persons-occupancy cell, the living space area of which (excluding sanitary facilities) is 3.9 m2.
1.3.
The women who are serving their sentences in the lowest sentence serving regime of
closed prison are accommodated in multiple-occupancy living premises (2-4 persons). Living space area per person excluding sanitary facilities: ranges from 4.1 m2 to 6.6 m2, except for two two-persons-occupancy cells, the area of which (excluding sanitary facilities) is 3.3 m2 and 3.4 m2.
1.4.
The women who are serving their sentences in the highest sentence serving regime of
closed prison are accommodated in multiple-occupancy living premises (3-9 persons). Living space area per person excluding sanitary facilities: ranges from 4.1 m2 to 7.6 m2.
(..) The Department also informs that prisoners’ safety is assured by performing regular inspections and supervision. The prison staff are trained about conflict solving and violence prevention. Video surveillance systems are also in use in order to prevent any violence or other incidents.
A system of uninterrupted 24-hour supervision is provided, which includes video surveillance and regular staff inspections. If any violence of degrading treatment risks are detected, a prisoner will be immediately placed in another cell. (…)
We would like to point out that officials in the Latvian prisons, when supervising prisoners, strictly observe the applicable regulatory enactments and ethical norms in order to prevent physical suffering, degrading treatment and discrimination of the prisoners.
In response to your 7th question, namely- "Is there any possibility of placing the wanted person in a ward where he will not be exposed to (the negative consequences of) the caste­system?", the Department informs that the placement and accommodation of prisoners in the prisons is carried out in accordance with the criteria laid down in the following laws: the Sentence Execution Code of Latvia (hereinafter referred to as the Code) and the Law on the Procedures for Holding under Arrest (hereinafter referred to as the Law). For example, pursuant to Section 132(1) of the Code, the committee for the allocation of convicted persons established by the order of the head of a prison shall determine in which part, unit and cell of a prison the convicted person shall be placed, considering vacant places in cells, psychological compatibility, health conditions, attitude towards smoking, prior criminal experience of the convicted persons. Also, in the prisons, men and women, as well as minors and adults shall be held separately. Convicted persons whose personal characteristics and criminal record negatively affect other convicted persons or who oppress and exploit other convicted persons shall also be segregated. Persons to whom the security measure - arrest- has been applied shall be segregated from convicted persons, except when they agree to communal placement or participation in joint activities and the investigative institution, the Prosecution Office or the court which has the arrested person at the disposal thereof agrees thereto (Section 18(1) and (2) of the Code).
Pursuant to Section 11 of the Law, arrested men and women, and also minors and adult arrested persons shall be accommodated separately. (…) arrested persons shall be accommodated separately from convicted persons (…). The arrested persons who have not served the sentence in prisons before arrest shall be placed separately from other arrested persons (…)
(..)
In response to your 6th question - "What protection canspecificallybe offered to the wanted person? ", the Department within the scope of its competence reports that specific and targeted protection of prisoners is ensured in the prisons in the event of a serious threat. For example, placement in another cell or ward to prevent direct contact with potential threat sources. Relocation to another building if additional protection is required. Relocation to another prison - if other measures are not sufficiently effective or appropriate.
In situations where relocation is not possible or effective, prison officials perform enhanced supervision (monitoring) of the prisoner, including regular inspection of cells and wards. Video surveillance cameras are also used to identify situations of conflict and danger. Moreover, prison officials respond immediately to any threats. In the event of a threat, the prisoner can contact any prison official who performs 24-hour supervision of prisoners at any time of the day or night.
In prison, each case is examined individually to select the most appropriate and effective measures to protect the prisoner, taking into account: the severity of the threat and its sources, the prisoner's safety needs, potential conflict situations in prison and the recommendations of the CPT.
Thus, the targeted and effective protection of the prisoners is ensured in the prisons of the Republic of Latvia, based on an individual risk assessment and application of the most appropriate security measures.
In response to your 9th question - "What concrete protection does the system of uninterrupted 24-hour supervision of prisoners provide in the event that the wanted person is at risk of violence and/or inhuman or degrading treatment because of the caste-system? ", the Department within the scope of its competence informs that uninterrupted around-the-clock (24-hour) monitoring system in the prisons provides active and preventive protection of the prisoners, including also in the event when a prisoner is at risk of violence and/or inhuman or degrading treatment because of informal hierarchy [caste-system].
An uninterrupted 24-hour surveillance includes video surveillance and regular staff inspections. It should be noted that video surveillance cameras allow for prompt identification of any suspicious or aggressive situations. Video surveillance cameras are placed in shared spaces, places of movement and other essential places, ensuring constant monitoring of situation.
Video surveillance is combined with prompt actions of prison officials, ensuring timely intervention in the event of violence or threat.
(..)
In response to your 9ath question - "Is there any possibility for the wanted person to contact prison officials directly at any time in the event such a situation occurs? ", the Department informs that an uninterrupted supervision and fast access to prison officials are ensured in the prisons of the Republic of Latvia therefore any prisoner has a guaranteed possibility to contact prison officials directly at any time in the situation of threat.
A prisoner can contact prison officials by means of several mechanisms: a prisoner can use daily numerical checks to appeal to prison staff directly; a prisoner can press a call button located in the cell - a signal will be sent immediately to supervisory officials; a prisoner can knock on the cell door to draw attention of prison officials; a prisoner can apply for a conversation with a chief of prison or their deputy, can apply for a conversation with officials of Security Department, Supervision Department, Resocialisation Department, etc. (..)
If a prisoner reports a threat, a prison official shall immediately assess the situation and
take the necessary protective measures, for example, by relocating the prisoner to another cell or to more safer premises, by enhancing supervision and video surveillance, by conducting an efficient investigation of the situation to identify the source of threat and to prevent recurrence thereof.
(..)
In response to your 9bth question - "If yes, can it be guaranteed that sufficient prison officials will be present to intervene quickly and appropriately?", the Department informs that a sufficient number of prison staff is provided in the prisons of the Republic of Latvia to intervene in an appropriate time to guarantee the prisoners' safety and to prevent situations of threat.
(..)
In response to your 10th question- "If the wanted person is in danger of being subjected to inhuman or degrading treatment:
a. How quickly can (s)he then be placed in another cel/ or on another ward?", the Department informs that if a prisoner is at risk of being subjected to inhuman or degrading treatment, they shall be placed in another cell or on another wardimmediatelyas soon as a threat is identified or there is an objectively proven threat to the prisoner's safety.”
De verdediging heeft betoogd dat, net als in de uitspraak van deze rechtbank van 19 maart 2025 [7] , geen gevolg moet worden gegeven aan het EAB. De informatie die is verstrekt is onvoldoende concreet om het individuele gevaar voor opgeëiste persoon weg te nemen en is soortgelijk aan de informatie die in die zaak was verstrekt. Er is geen reden om nog een keer aan te houden om de Letse autoriteiten nog een redelijke termijn te geven als bedoeld in artikel 11 lid 2 OLW. Er is geen uitzicht op verbetering binnen korte termijn. Ook is volstrekt onduidelijk of opgeëiste persoon haar pasgeboren dochtertje [dochter] (geboren in [geboortemaand] 2025) en haar zoontje [zoon] (één jaar en vier maanden oud) bij zich kan houden in de gevangenis in Letland. Indien zij zonder haar kind of kinderen overgeleverd wordt, is dit een schending van haar recht op
family life. Overlevering levert ook daarom schending van haar grondrechten op.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het antwoord van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 7 maart 2025 op vraag 7 kan worden afgeleid dat vrouwen niet blootgesteld worden aan het kastenstelsel. Volgens de officier van justitie is er desalniettemin reden om nadere vragen te stellen en de behandeling van het EAB aan te houden nu niet duidelijk is of de opgeëiste persoon gedetineerd zal worden met personen die (eerder) zijn veroordeeld. Indien de opgeëiste persoon in een
remandregime voor vrouwen wordt geplaatst, speelt het kastenstelsel volgens de officier van justitie geen rol.
De rechtbank overweegt als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de Letse autoriteiten onvoldoende antwoord gegeven op de cruciale vraag naar de concrete bescherming van de opgeëiste persoon tegen geweld en andere negatieve gevolgen van het kastenstelsel indien zij in Letland in detentie geplaatst wordt. De informatie die is gegeven, is van algemene aard en ziet niet of nauwelijks op de concrete situatie van de opgeëiste persoon. De rechtbank volgt niet het standpunt van de officier van justitie dat uit de beantwoording van vraag 7 zou volgen dat vrouwen niet worden blootgesteld aan het kastenstelsel. In de beantwoording van die vraag staat immers niet meer of minder dan dat vrouwen afzonderlijk van mannen gedetineerd worden. Er staat niet dat vrouwen, of personen in het
remandregime, niet aan het kastenstelsel blootgesteld worden.
De rechtbank constateert verder dat bij de vraagstelling niet is betrokken dat de opgeëiste persoon twee zeer jonge kinderen heeft, die respectievelijk één maand en 1 jaar en vier maanden oud zijn. Onduidelijk is of deze kinderen bij de opgeëiste persoon in detentie kunnen verblijven (bij voorbeeld in een moeder-kind unit) en of de opgeëiste persoon in een dergelijk geval al dan niet het gevaar loopt blootgesteld te worden aan het kastenstelsel.
De rechtbank ziet aanleiding om het onderzoek te heropenen en de officier van justitie te verzoeken om de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende vragen te laten beantwoorden:
Gelet op de aanvullende informatie van 7 maart 2025 heeft de rechtbank de volgende aanvullende vragen:
1.
Wordt er in de penitentiaire inrichting waar de opgeëiste persoon naar verwachting gedetineerd zal worden, te weten Iļģuciems Prison, rekening gehouden met de omstandigheid dat de opgeëiste persoon een baby en een jong kind heeft (die respectievelijk één maand en 1 jaar en vier maanden oud zijn). Is voor haar bijvoorbeeld een moeder-kind unit beschikbaar?
2.
Zo ja, is er reden om aan te nemen dat daar geen sprake is van de eerdergenoemde informele hiërarchie onder gedetineerden (het ‘kastenstelsel’)? Waarop is die veronderstelling gebaseerd?
3.
Zo nee, welke maatregelen gelden dan concreet om de opgeëiste persoon (al dan niet met haar kinderen) te beschermen tegen het kastenstelsel?

6.Artikel 11 OLW: rechten van de kinderen van de opgeëiste persoon

Door de verdediging is aangevoerd dat de opgeëiste persoon twee jonge kinderen heeft die aan haar zorg zijn toevertrouwd. Het is onduidelijk wat er met de kinderen gebeurt als de opgeëiste persoon wordt overgeleverd. De vader van de kinderen is mogelijk niet in staat om de zorg voor de kinderen te dragen, waardoor de kinderen in een pleeggezin terecht komen zodra hun moeder overgeleverd wordt aan Letland. De rechten van de kinderen worden bij overlevering van hun moeder naar Letland daarom mogelijk geschonden. De verdediging heeft verzocht om de Raad voor de Kinderbescherming of Bureau Jeugdzorg Brabant opdracht te geven om te rapporteren over de vraag wat in het belang van de kinderen moet gebeuren.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen de verdediging heeft aangevoerd niet onder één van de weigeringsgronden valt en dat de situatie van de kinderen aan de orde kan worden gesteld bij vraag of de feitelijke overlevering kan plaatsvinden.
Naar de rechtbank begrijpt beroept de opgeëiste persoon zich op artikel 24 van het Handvest. In zijn arrest van 21 december 2023 heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat het hebben van jonge (inwonende) kinderen geen weigeringsgrond is voor overlevering, tenzij er in detentie sprake is van fundamentele gebreken en/of de fundamentele rechten (van kinderen of gezinsleven) worden geschonden. [8] De rechtbank zal echter allereerst – in het kader van de beoordeling van de detentieomstandigheden – onderzoek doen of moeder met haar (nog zeer jonge kinderen) overgeleverd kan worden aan Letland en de kinderen in detentie bij zich kan houden - waarbij uiteraard ook vastgesteld moet worden dat het algemene gevaar voor haar en haar kinderen weggenomen is. Hiertoe worden de vragen als onder punt 5 opgenomen gesteld. In het geval het antwoord op de vragen uitwijst dat detentie in Letland met de kinderen samen (en met wegneming van het algemene gevaar) kan plaatsvinden, speelt de vraag naar schending van het recht op
family lifeniet. De rechtbank ziet dan ook vooralsnog geen reden de Raad voor de Kinderbescherming en/of Bureau Jeugdzorg Brabant te laten rapporteren over de situatie van de kinderen.

7.Beslissing

HEROPENThet onderzoek ter zitting onder gelijktijdige schorsing voor onbepaalde tijd,
teneinde de officier van justitie de hiervoor onder punt 5 opgenomen vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit;
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen – ingaande op het moment waarop de termijn van 90 dagen verstrijkt – onder gelijktijdige verlenging van de geschorste gevangenhouding met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW;
BEPAALTdat de zaak uiterlijk 14 dagen voor 5 juni 2025 (het einde van de verlengde beslistermijn) opnieuw op zitting moet worden gepland;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon en haar raadslieden tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Letse dan wel Russische taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 22 april 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
6.Report to the Latvian Government on the visit to Latvia carried out by the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) from 22 to 31 May 2024, 26 February 2025.
8.Hof van Justitie van de Europese Unie d.d. 21 december 2023, ECLI:EU:C:2023:1017.