Op 24 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door het Ostrołęka Regionaal Gerechtshof op 15 januari 2025, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren en momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 10 april 2025 voortgezet, nadat deze eerder was aangehouden omdat de opgeëiste persoon niet was verschenen. Tijdens de zitting was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, en werd de zaak besproken in het licht van de Overleveringswet (OLW).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op 10 oktober 2023 in persoon is gedagvaard, wat door de officier van justitie werd bevestigd. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding niet correct was betekend, maar de rechtbank oordeelde dat de enkele ontkenning van de opgeëiste persoon onvoldoende was om aan de juistheid van de informatie in het EAB te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren op basis van artikel 12 OLW en dat de overlevering kon worden toegestaan.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, onder Nederlands recht als diefstal kunnen worden gekwalificeerd. Ondanks zorgen over de Poolse rechtsorde en het risico op een oneerlijk proces, heeft de rechtbank geen concrete aanwijzingen gevonden dat de rechten van de opgeëiste persoon in dit specifieke geval in het geding zijn. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, waarbij werd opgemerkt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.