Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Regional Court in Płock, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
enforceable final sentence of the District Court in Płockvan 27 juli 2022 (referentie: II K 209/21). Uit aanvullende informatie blijkt dat dit vonnis in hoger beroep in stand is gebleven (
Arrondissementsrechtbank in Płock-
Ve Strafkamer van Hoger Beroepvan 17 mei 2023 met zaaknummer V Ka 752/22)
4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Arrondissementsrechtbank in Płock – Ve Strafkamer in Hoger beroep, zal de rechtbank dit arrest aan artikel 12 OLW toetsen.
10 september 1999 is de voorlopige hechtenis geschorst. Vervolgens hebben in eerste aanleg nog een aantal zittingen plaatsgevonden en is op de zitting van 26 januari 2000, waarop de opgeëiste persoon aanwezig was met zijn advocaat, de procedure geschorst omdat de medeverdachte onvindbaar was. Op 7 juni 2002 bleek de opgeëiste persoon niet meer op het opgegeven adres te verblijven en was hij onvindbaar voor de Poolse autoriteiten. Op 22 december 2003 is om die reden de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven. Naar eigen zeggen is de opgeëiste persoon in 2002 naar België vertrokken en verbleef hij vanaf 2015 in Spanje.
5.Slotsom
6.Toepasselijke wetsbepalingen
7.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Płock(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.