Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Hamburg op 23 januari 2025. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1970, die wordt verdacht van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne vanuit Zuid-Amerika naar Hamburg. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 3 april 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.A.E. Bunge. De officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, heeft de vordering tot overlevering ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De verdediging voerde aan dat het EAB niet genoegzaam was, maar de rechtbank oordeelde dat de omschrijving van de betrokkenheid van de opgeëiste persoon voldoende was, gezien het feit dat het EAB betrekking heeft op een lopend strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank heeft ook de garantie van de Staatsanwaltschaft Hamburg in aanmerking genomen, die bevestigde dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan indien hij wordt veroordeeld.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat aan alle wettelijke vereisten is voldaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.