ECLI:NL:RBAMS:2025:2808

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
1302698525
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Duitsland

Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Hamburg op 23 januari 2025. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1970, die wordt verdacht van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne vanuit Zuid-Amerika naar Hamburg. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 3 april 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.A.E. Bunge. De officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, heeft de vordering tot overlevering ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De verdediging voerde aan dat het EAB niet genoegzaam was, maar de rechtbank oordeelde dat de omschrijving van de betrokkenheid van de opgeëiste persoon voldoende was, gezien het feit dat het EAB betrekking heeft op een lopend strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank heeft ook de garantie van de Staatsanwaltschaft Hamburg in aanmerking genomen, die bevestigde dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan indien hij wordt veroordeeld.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat aan alle wettelijke vereisten is voldaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-026985-25
Datum uitspraak: 17 april 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 13 februari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 januari 2025 door het
Amtsgericht Hamburg, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 april 2025, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.A.E. Bunge, advocaat in Heeze.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel ten behoeve van de voorlopige hechtenis van het
Amtsgericht Hamburgvan 22 januari 2025, dossiernummer 169 Gs 1586/23.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
Standpunten van de raadsman en de officier van justitie
Volgens de raadsman moet de overlevering worden geweigerd, omdat het EAB niet genoegzaam is. De aard van de betrokkenheid van de opgeëiste persoon is te ruim omschreven: medeplegen of medeplichtigheid.
De officier van justitie vindt dat het EAB genoegzaam is; de aard van de betrokkenheid van de opgeëiste persoon is weliswaar summier maar voldoende omschreven. Daarbij komt dat sprake is van een vervolgings-EAB. Dat houdt in dat het strafrechtelijk onderzoek nog in volle gang is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
Naar het oordeel van de rechtbank is met de omschrijving in het EAB - mede in aanmerking genomen dat sprake is van een overlevering in het kader van een nog lopend strafrechtelijk onderzoek - voldaan aan bovengenoemde eisen. In die omschrijving staat immers dat de opgeëiste persoon er in Duitsland van wordt verdacht dat hij als mededader dan wel medeplichtige betrokken is geweest bij de poging tot invoer van cocaïne in Hamburg vanuit Zuid-Amerika in de periode van januari 2024 tot 9 juni 2024. Hiermee is het specialiteitsbeginsel gewaarborgd.
Het verweer slaagt daarom niet.

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit de aanvullende informatie van 24 maart 2025 volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van zijn belangen in Nederland gevestigd. [4] De overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Staatsanwaltschaft Hamburgheeft per brief op 24 maart 2025 de volgende garantie gegeven:
“Extradition of [opgeëiste persoon] , born in [geboorteplaats] on [geboortedag] 1970
(…)
The Hamburg Public Prosecutor’s Office guarantees, pursuant to Article 5, paragraph 3 of the Framework Decision on the EAW (2002/584/JHA), that if an unconditional and irrevocable sentence of imprisonment is imposed on Mr. Loos in the proceedings here, Mr. Looijmans will be allowed to serve this punishment in the Netherlands, in accordance with the European Framework Decision of 27 November 2008 (2008/909/JHA).”
De rechtbank constateert dat in de brief ook de naam ‘Loos’ wordt genoemd en ziet dit als een kennelijke verschrijving. Gelet immers op de verdere inhoud van de brief, waarbij ook de geboortedatum en plaats van de opgeëiste persoon worden genoemd, begrijpt de rechtbank dat hiermee ‘Looijmans’ wordt bedoeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Hamburg, Duitsland, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en J.E. van Bruggen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.F.A. Reuvekamp en G. Riedijk, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 april 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (